De vogel is gevlogen

Gisteren sprak ik een tijd lang met een oom van mijn vrouw. Bijna 90 jaar, niet goed ter been maar nog zeer helder van geest.

Enkele van de verhalen die hij mij op mijn verzoek vertelde wil ik hier weergeven.

Er komt een vogel gevlogen.

Als een van de jongsten van het gezin wilde ik heel graag naar de lagere school. Na een jaar op de bewaarschool gezeten te hebben was het dan eindelijk zo ver: 1 september. Ik was nog wel 5 jaar maar zou binnenkort, eind oktober 6 worden. Samen met mijn grotere broers werd ik meegenomen. De eerste twee weken waren een feest. Maar toen wachtte me misschien wel de grootste teleurstelling van mijn leven. De hoofdonderwijzer kwam bij ons langs. Tot zijn spijt moest hij mijn ouders meedelen dat ik nog niet naar de lagere school mocht. Ik werd na 30 september pas 6 jaar, dus ik was nog te jong. Dus moest ik maar weer terug naar de bewaarschool.

Ik was verbijsterd. Ik wílde niet meer naar de bewaarschool! Maar ik had niets te willen. De volgende dag zou mijn oudste broer me naar mijn oude school brengen. Hij hield mijn hand stevig vast en in zijn andere hand hield hij mijn tasje vast. De bewaarschool bevond zich trouwens in hetzelfde gebouw waar ook mijn vader werkte, een sigarenfabriek. We woonden aan de Kruiskade in Rotterdam, toentertijd een van de drukste straten van de stad. Ik schreeuwde en gilde en mijn broer moest me bijna meesleuren. Dat tafereel trok veel bekijks en de mensen keken misprijzend naar het luidruchtige stel. Daar stopte een politie auto en een agent vroeg waarom mijn broer me zo mishandelde. Mijn tasje viel uit zijn hand, hij moest het oprapen en toen zag ik mijn kans waar. Ik rukte me los en rende terug naar huis. Mijn broer ging me niet achterna, vertelde aan de agent wat er aan de hand was en ging daarna linea recta naar de sigarenfabriek en waarschuwde mijn vader. Deze ging onmiddellijk terug naar huis, gaf me aldaar eerst een flink pak slaag en nam me, nu beduusd, mee naar de bewaarschool. Terug in mijn oude klas zag ik een heel vreemd tafereel. De kinderen zaten niet netjes in de banken zoals ik het hele schooljaar daarvoor had meegemaakt, maar ze stonden allemaal samen met de juf midden in de klas. Op een tafel stond een voor mij compleet vreemd apparaat. Het was een grammofoon. Iedereen was doodstil. Ik liep er nieuwsgierig naar toe. Uit het apparaat klonk een prachtig lied! En ik hield van zingen.  “Er komt een vogel gevlogen”. .. Wat mooooii.. Vanaf toen ging ik weer met plezier naar de bewaarschool.

Opname gemaakt 12 december 1953 in Rotterdam, gezongen door Arie Bertram voor het programma “onder de Groene Linde”

Niet alleen teleurstellingen heeft deze oom meegemaakt, maar ook spannende momenten. Vooral het najaar van 1944 was een erg spannende tijd.

Het opklapbed

Ik werkte met mijn zus in de oorlog in Rotterdam bij “De Nationale”, een verzekeringsmaatschappij. Deze was gevestigd vlak bij de Maas, op een voor de Duitsers strategisch punt bij de Maasbrug. Het was een gezellige tijd en we hadden het er prima naar de zin. Wat we niet wisten was dat de Duitsers in de kelder kolen hadden opgeslagen. Maar wat wij en de Duitsers zelf ook niet wisten was dat er in een ander vertrek in die kelder ook spullen van het verzet lagen, zoals radiozenders en ontvangers. De winter naderde en er waren geen kolen meer te koop. Een van de mensen van de verzekeringsmaatschappij vertelde ons dat er onder in de kelder kolen lagen en dat we gerust af en toe wat mee naar huis mochten nemen. Dat deden de meesten van ons vervolgens. Al snel was bijna de helft van de grote voorraad verdwenen. Dat ontdekten de Duitsers en ook ontdekten ze toen ze wat beter onderzoek deden dat er zich in die kelder ook nog een geheime plek van het verzet bevond. Iedereen die bij de Nationale werkte was nu onmiddellijk verdacht. Midden op een werkdag moesten we ons verzamelen in een groot vertrek en werden we ondervraagd. ‘Of we wisten van de kolen. Wie verantwoordelijk was voor het stelen moest zich nu onmiddellijk melden. Als niemand zich zou melden dan zou van elke tien mensen hier aanwezig er eentje worden doodgeschoten.’ Niemand meldde zich. Na kort beraad werd iedereen naar huis gestuurd. Het leek met een sisser af te lopen. Maar de directie van het gebouw kreeg opdracht om het pand te ontruimen. Dat gebeurde dan ook, alle werknemers hielpen mee en bureaustoelen, kasten en alles werd naar buiten gesleept. We konden tijdelijk in een ander pand op de Blaak terecht.

Maar de ergste spannende momenten moesten nog komen. Er werd vlak daarna bekend gemaakt dat alle jonge mannen tussen 17 en 40 zich de volgende dag moesten melden en op transport gezet zouden worden voor “Arbeitseinsatz”. Ik was net een week geleden 17 jaar geworden en zou me dus ook moeten melden. Mijn drie grotere broers doken onder. Maar ik wilde ook niet op transport, dus de dag dat we ons moesten melden besloten mijn ouders om me te verbergen. Op een kamer stond een opklapbed tegen een wand en het bleek dat ik daar “ingeklapt” kon worden. De Duitsers konden elk moment aanbellen en ik scheet in mijn broek van angst. Daar ging de bel. Eigenlijk viel toen onmiddellijk alle spanning van me af. Ik hoorde mijn vader met de Duitsers praten. ‘Zijn hier ook volwassen mannen in dit huis?’ ‘Ja zeker’ zei mijn vader. ‘Wie dan?’ “Ik’ zei mijn vader. ‘U bent te oud’. Zijn er nog meer volwassenen?’ ‘Nee’ zei mijn vader. De soldaat liep de huiskamer in en keek in het rond. Op de schoorsteen zag hij een foto. ‘Wie zijn die drie jongens?’ ‘Dat zijn mijn zoons’. ‘En waar zijn je zoons?’ ‘Die zijn ondergedoken, waar weet ik niet’, zei mijn vader waarheidsgetrouw. ‘Het zijn volwassen kerels, die doen wat ze willen.’ Toen onderzocht de soldaat alle kamers. Op de bovenverdieping ging hij als laatste de kamer binnen waar ik verbleef. Hij keek rond maar liep weer weg. Toen wilde hij dan eindelijk onverrichterzake vertrekken. ‘Ik heb ook nog een kelder’, zei mijn vader, ‘wilt u daar niet ook kijken?’ ‘Nee’. Dat hoefde dus niet. De soldaat vertrok. Ik durfde nog niet gelijk mijn schuilplaats te verlaten. Toen werd er opeens alweer aangebeld! Een andere Duitse soldaat stond voor de deur. ‘Zijn hier nog volwassen mannen in huis?’ ‘Er is net al een soldaat geweest’ zei mijn vader. Hij zag hem een eind verder lopen en ”Hállo!’ De soldaat hoorde het, keek om en liep   een eindje terug. ‘Ben je dáár al geweest?’ ‘Ja hoor, daar ben ik al geweest. Daar is alles in orde’.

De ergste spanning viel toen van me af maar ik moest vanaf toen wel binnen blijven en mocht niet bij het raam komen. Er woonden enkele NSB-ers vlak bij, dat wisten we. Hoe nu de winter door te komen? Ik hield van lezen maar we hadden geen boeken. Nee, wacht eens: de complete bibliotheek van onze kerkgemeente lag bij ons. Die hadden ze daar voor de zekerheid ondergebracht. En ik pakte het eerste het beste boek. Een theologisch boek. Het boeide me. En ik ging door met lezen. Daar werd de kiem gelegd voor mijn latere dominee zijn, mijn staatsexamen Gymnasium en daarna de theologische school Kampen.

Maar in deze hongerwinter waar ik ondergedoken was bij mijn ouders was het slimmer als ik zou vertrekken. In Zoetermeer, zo wist men, daar gingen af en toe vrachtwagens naar Overijssel om daar voedsel te halen. Op de heenweg namen ze dan ook mensen mee. Dus op een kwade dag ging ik te voet naar Zoetermeer en meldde me bij het afgesproken adres. Ik had inmiddels een vals paspoort waarin mijn geboortedatum was gewijzigd, maar de vervalsing was niet goed gedaan. De chauffeur zag onmiddellijk dat hij gelazer met mij zou kunnen krijgen. De dominee van Zoetermeer wist het voor elkaar te krijgen dat ik mocht onderduiken bij de baas van Nutricia. Die woonde in een deftige villa, ik had nog nooit zoveel weelde gezien. Ik was daar letterlijk een keukenprins!

Toen kwamen er ook razzia’s in Zoetermeer. Het werd gelukkig een dag van te voren al aangekondigd. Men wist niets beters te verzinnen dan dat ik maar terug moest gaan naar Rotterdam. Ik dus op weg. Midden in het veld liep ik tegen een politie-agent aan. Toen hij hoorde wat ik van plan was waarschuwde hij me. ‘De hele omgeving is afgezet door de Grüne Polizei.’ Hij wees me in de verte een klein huisje aan. Ik moest maar zeggen dat ik gestuurd was door agent Pieters. En dat werkte inderdaad, ik werd er liefdevol opgenomen. Na een paar dagen waren de bewakingsposten rond Zoetermeer verdwenen en kon ik nogmaals naar Rotterdam proberen te komen. Dat lukte. Maar na nog weer een paar weken ging ik een tweede poging wagen, weer naar Zoetermeer. Nu durfde de chauffeur die naar Overijssel ging het wel aan. In de vrachtauto zaten uitsluitend vrouwen en kinderen, plus nog drie mannelijke onderduikers onder wie ik. Het was guur weer, het waaide en het stortregende. Voordat we bij de IJsselbrug kwamen moesten de  drie onderduikers vrouwenkleren aantrekken. We kregen ook een baby aangereikt die we, als er controle zou komen, flink moesten knijpen. En zo gebeurde het. Op de brug werd de laadruimte geopend en er werd met een zaklamp naar binnen geschenen. We knepen in de baby’s die het uit gilden. We zagen intussen hoe de Duitse militairen het vreselijk koud hadden en nat werden. Ze waren dan ook zo klaar met hun onderzoek en we mochten door. Zo kon ik de laatste maanden tot de bevrijding door brengen bij een gezin in Overijssel . De vogel was gevlogen!

 

 

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op De vogel is gevlogen

  1. Nely zegt:

    Mooi verteld.

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.