Rond 1200 schreef de soefistische filosoof Ibn Arabi zelf muziek, maar ook schreef hij een boek over muziek. Hij noemde het “de Adem van de Barmhartige.” Over dit boek staat een Engelstalig artikel op internet, en ik vond het de moeite waard om dat artikel te vertalen en het enigszins aan te passen om het wat toegankelijker te maken. Het zegt iets over de muziek van Ibn Arabi maar het zegt vooral ook iets over muziek in het algemeen, hoe je die kunt zien als een poort naar de kennis van het universum, iets dat ik zelf al enkele jaren beweer in mijn blogs, vanuit mijn eigen intuïtieve benadering. Hieronder het bewuste artikel en de link naar het origineel.
De Adem van de Barmhartige
De barmhartige kun je ook zien als: “God, het heelal, de natuur, de menselijke gewaarwording, liefde, muziek.” De adem van de barmhartige moet je zien als de kosmische dynamiek die “de Velen” in “de Ene” tot leven brengt. Het zien van de aard van deze dynamiek geeft ons een kans om intuïtief te begrijpen hoe er naast die “ene ondeelbare essentie”, “de eindeloze verscheidenheid van verschijnselen” kan zijn.
Er is een bekende traditie van de uitspraken van de profeet Mohammed waarin God zegt: “Ik was een verborgen schat en ik verlangde ernaar bekend te worden, daarom heb ik de kosmos geschapen.” Deze uitspraak onthult dat de essentie van God (de Verborgen schat) een fundamenteel verlangen naar zelfverwerkelijking bevat. De essentie verlangt ernaar de essentie te leren kennen. Het is dit verlangen dat het hele bestaan doordringt. Het is als het waarderen van een lentemorgen, de liefde die je voelt voor iemand, het diepe verlangen om God te willen leren kennen.
Dan komt het beeld van de adem. Door deze ademing, zo zegt Ibn ‘Arabi wordt dit oorspronkelijke verlangen verrijkt door een enorme kosmische genade – de adem van de barmhartige. We kunnen ons voorstellen dat deze kosmische dynamiek twee aspecten heeft – een uitademing en een inademing. Door de oneindige vrijgevigheid van de Barmhartige Adem stroomt de kosmos in de werkelijkheid. Dit is de goddelijke uitademing die het universum op elk moment tot leven brengt. Zo zijn we in staat om de schepping te zien, als een bijna oneindig aantal delen binnen een eenheid, de eenheid van “het Zijn”. Doordat we meerdere dingen kunnen waarnemen ervaren we dat ook niet alleen dingen anders, maar ook mensen anders kunnen zijn. Daardoor is er een relatie mogelijk, maar ook kennis en liefde. Dan pas heeft het oerverlangen van de “Verborgen Schat” een richting gekregen waarheen het moet stromen.
En toch, zoals we maar al te goed weten, kunnen de dimensies van dualiteit een valkuil zijn waarin “anders zijn” als de enige werkelijkheid wordt ervaren. Als schijnbaar gescheiden entiteiten zijn we uit op verbinding, maar met wat? Zoals de Boeddha zei, wordt onze dorst, ons verlangen, tegelijk de oorzaak van het lijden.
Naast de uitademing die bij ons gewaarwording van de verscheidenheid en het anders zijn tot gevolg heeft is er een inademing. De Barmhartige probeert voortdurend alles terug te brengen tot een geheel, tot de essentie. Al het oude van deze kosmos wordt voortdurend vernieuwd, maakt ruimte voor nieuwe dingen. Dat is een aspect van deze inademing. Op een andere manier wordt de bewuste herkenning van onze ware identiteit de vervulling van kosmisch verlangen, en ook dat is een manifestatie van de inademing. Maar hoewel deze terugkeer naar de eenheid een beweging van liefde is, vernietigt het ook het anders-zijn, en daarom de mogelijkheid van een relatie. De vereniging met de geliefde vernietigt de minnaar. Hier zien we de universele paradox van worden en zijn, en de noodzakelijke spanning tussen anders zijn en niet-anders zijn die goddelijke zelfrealisatie mogelijk maakt.
Samenvattend, vertegenwoordigen de twee aspecten van “de Adem van de Barmhartige ” aan de ene kant de schepping van de kosmos door de goddelijke uitademing, en aan de andere kant, gaan de onderdelen weer in elkaar over door de goddelijke inademing.
We kunnen de paradoxale aard van deze visie zien door de ervaring dat het beeld van de adem niet na elkaar is, zoals de adem van dieren en mensen, maar dat de twee aspecten van de Barmhartige Adem eeuwig naast elkaar bestaan, de uitademing inclusief de inademing, en omgekeerd . Zo kunnen we een glimp opvangen van de velen in de Ene en de Ene in de velen, en de tegenstrijdige gelijktijdigheid van tijd en het tijdloze, van het geschapene en het niet-geschapene, van het andere en het niet-andere.
En wat is rol van muziek binnen dat geheel?
Voordat een melodie of ritme begint, is er stilte. Dan verschijnt het eerste geluid. Waar komt het vandaan? Waar was het voordat we het hoorden? We kunnen opmerken hoe het eerste geluid, en het tweede, en het derde, enzovoort, elk vrij in het moment worden gegeven. Ze verschijnen uit stilte, uit niet-zijn. We kunnen ook opmerken dat de toon die binnen enkele ogenblikken zal worden gespeeld nog niet bestaat … en plotseling is hij er! Hoe komt hij daar?
We kunnen alleen maar zeggen dat deze toon voortkomt uit het oneindige potentieel van de leegte. En wat gebeurt er dan? Hij verdwijnt! Waar gaat hij naartoe? Hij keert terug naar de leegte van stilte, naar het niet-zijn. Als we goed luisteren naar het “in-en uit-gaan-van-zijn” van elk geluid, kunnen we herkennen dat hier juist de schepping en vernieuwing van de kosmos aanwezig is. Wat we de adem van de barmhartige noemen, maakt de komst van elk geluid uit het niets mogelijk. En even wonderlijk lost de adem dit opkomende geluid van het geluid op door het onmiddellijk terug te trekken voorbij het zijn, naar pure essentie.
Maar geluid is nog iets anders dan muziek. Wanneer we luisteren naar muziek of liever nog zelf muziek maken, dan worden we altijd min of meer door die muziek geraakt. Elke krul van een melodie, elk onopgelost akkoord of elke speelse syncope kopieert het verlangen van de verborgen schat om bekend te worden. Melodieën stijgen en dalen, akkoorden vragen om hun vervolg en oplossing.
Zou het kunnen dat muziek in zijn meest authentieke functie het oer-kosmische drama van de schepping weergeeft door zijn eigen creatie van het mooie, het prachtige geluid (de uitademing) en dan de teruggave van dat geluid aan het niets? (de inademing). Terwijl dit gebeurt wordt ons hart getroffen. Of is het zelfs meer dan dat? Als ons hart wordt geraakt door het mooie, is het dan niet zo dat de kosmisch verlangde gebeurtenis van “de Verborgen Schat” bekend wordt gemaakt? Ik denk dat dat zo is. Als we bevangen worden door muziek, ervaren we de inademing van de kosmos. We geven ons over en worden even onderdeel van het geheel. Muziek is, net als liefde, een poort naar de toegang tot God, tot het universum, tot de almachtige.
Ik merkte al bij mijn vorige blog op hoe bij de muziek die daar als voorbeeld werd gebruikt de stilte een enorm belangrijke rol had. Ik ervoer de stilte als essentieel. Na het lezen van dit artikel over de filosofie van Ibn Arabi over onder andere muziek wordt dit nog duidelijker. Tijdens de stilte dringt de essentie, de werking van de muziek nog tot je door, maar is de muziek zelf terug gebracht tot stilte. Het is het moment van inademen. De manifestatie, de complete architectonische opbouw, gelaagdheid van de muziek die net klonk wordt ervaren en daarmee staan we voor de poort van de Barmhartige. Muziek is als de adem van de Barmhartige.
Ik heb een poging gedaan om enkele zinnetjes van bovenstaand lied in modern notenschrift weer te geven.
De omvang is beperkt, niet meer dan die van een kwint. De toonsoort is aeolisch of af en toe frygisch, vooral naar het einde toe wordt er vaak met een dramatische kleine secunde geëindigd. Het beeld doet saai aan, maar de nuances zitten in het tempo en de accenten en de kleine versieringen die ik niet heb opgetekend. Er is geen sprake van een maatsoort, alleen al daardoor zijn er veel overeenkomsten met het Gregoriaans. Ik moest onwillekeurig ook een beetje denken aan gezangen van Hildegard von Bingen, de westerse mystica die in dezelfde tijd als Ibn Arabi leefde, die in een enigszins vergelijkbare stijl schreef maar zich ook voor een deel met dezelfde materie bezig hield. Het is zo wie zo buitengewoon interessant om deze figuren naast elkaar te zetten. Zij die haar dromen optekende en een glimp dacht op te vangen van het oneindige. En deze glimp in teksten wist vorm te geven en in haar muziek. Zou ook deze muziek trouwens niet met meer versieringen geklonken hebben? Ze was los daarvan veel uitbundiger dan die van Ibn Arabi door haar grotere omvang en af en toe grote sprongen, waarmee de componist herkenbaar wordt en iets eigens heeft. De tekst staat bij Ibn Arabi centraal, de muziek is slechts de expressieve drager daarvan.
Pingback: Gedichten van Ibn Arabi | Pieter Simons column
Pingback: Soefisme in Spanje in de middeleeuwen | Pieter Simons column
Pingback: Wetenschap in Islamitische landen in de Middeleeuwen | Pieter Simons column
Pingback: De kwintencirkel | De kwintencirkel
Pingback: Het mystieke van geluid en muziek | De kwintencirkel