Driekoningen

Afgelopen maandag was het “Driekoningen”, een christelijk feest waar meestal de kerstperiode mee wordt afgesloten. Ik las dat op veel plaatsen in Brabant en Limburg een actie is ondernomen om de aloude traditie van kinderen die bij mensen aan de deur aanbellen op deze dag weer in ere te herstellen. Ze doen dat dan niet zoals bij Sint Maarten om snoep te krijgen, maar om geld op te halen voor een goed doel. En dat gaat dan nu vaak middels een QR-code.

De drie koningen waren rijk, ze hadden goud, wierook en myrrhe meegenomen voor het pasgeboren kind in Bethlehem. Geen goedkope spullen. Het hele verhaal is vanaf de vroege Christelijke tijd steeds weer aangepast en wat is er van waar en wat is er niet van waar: waarschijnlijk, zo denken de meeste wetenschappers die zich in alle teksten hebben verdiept, is er vrijwel niets van waar. Maar de summiere bijbeltekst die er over gaat is genoeg reden om er iets mee te doen in de liturgie, zo ook in de Lutherse liturgische praktijk van Leipzig in de tijd van Bach. Bach heeft meerdere cantates geschreven die bij Driekoningen horen, het is ook het laatste onderdeel van het Weihnachtsoratorium. Maar de uitwerking zoals hij die maakte in cantate BWV 65 vind ik zelf de mooiste. De drie koningen komen met een enorme stoet op kamelen aan, ze worden vergezeld door oosterse muzikanten en bedienden, zo stel ik me het voor als ik er naar luister. De kamelen lopen stapvoets en statig. (Dus geen snelle uitvoering van dit openingsdeel wat mij betreft!) En de koningen  hebben geschenken bij zich. Al die pracht en praal horen we vooral in het eerste deel, maar Bach maakt al snel een enorm contrast. Gaandeweg de cantate worden wij als toeschouwers toegesproken en krijgen te horen dat het niet moet gaan om dure geschenken. Goud is in de ogen van God niets waard. Het gaat er om dat jezelf je hart geeft aan Jezus, dat is het mooiste geschenk dat er is.

Hoe werkt Bach dit alles muzikaal uit? Hij laat gelijk al de oosterse klanken van de muziek van de wijzen horen door de keuze van de instrumenten. Hoge hoorns worden gebruikt om een gevoel van majesteit over te brengen, terwijl blokfluiten en heel hoog klinkende hobo’s da caccia worden ingezet om het geluid van Midden-Oosterse dubbelrietinstrumenten na te bootsen. De majesteitelijke inleiding eindigt met een indrukwekkende unisono uitvoering van een thema dat zich over vier octaven uitstrekt. Vier octaven! De hele hemel wordt erdoor gevuld. Luister naar het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardener.

De melodie staat uiteraard in majeur en is gebaseerd op een stijgende drieklankbreking, de drie wijzen krijgen als het ware alle drie een toon toegewezen: de eerste koning krijgt de C op de eerste zware tel, daarna na drie achtsten op de volgende zwaardere tel komt de volgende koning met de E, en tot slot de derde koning met de G.

Het zijn niet alleen de drie wijzen die gesymboliseerd worden denk ik, de unisono klank geeft aan dat ze heel erg bij elkaar horen, indirect gaat het dus om de heilige drieëenheid, God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Bach dacht na over zijn thema’s! Maar het stuk begint canonisch, het effect is dat je als het ware toeschouwer bent die naar de stoet staat te kijken, de ene kameel is nog niet voorbij of daar komt alweer een volgende, de inzetten buitelen over elkaar heen. Dan pas wordt met dit thema de tekst “Sie werden alle aus Saba her kommen “ gezongen, gevolgd door “Gold und Weihrauch”, twee van de geschenken die ze bij zich hebben. Bach laat in de noten maar vooral ook in het ritme van deze tekst zien dat goud een hard gesteente is terwijl wierook een vluchtige damp is. (Je hoort weer het Monteverdi Choir)

Het hierna komende koraal is uiterst sober, het vertelt in enkele zinnen wat er gebeurde: De koningen uit Saba kwamen er aan en namen goud, wierook en myrrhe mee. De sopraanmelodie heeft slechts een omvang van een kwart! Het zou mooi zijn om deze sobere vierstemmige zetting niet met instrumenten te verdubbelen. Je voelt dan nog meer: de koningen zijn in de stal aangekomen en lopen eerbiedig, zachtjes naar het kindje in de kribbe. Ik heb veel opnames beluisterd, heel vaak wordt er heel snel en/of ook hard gezongen. Zo moet het naar mijn idee niet. Ik hoorde een opname uit Boston door “Emmanuel Music”, een stichting die zich bezig houdt met uitvoeringen van het werk van Bach. Die vond ik misschien nog het meest in de buurt komen van wat ik als ideaal voor me zie bij dit koraal. Maar ook die van de Nederlandse Bachvereniging op het einde van dit artikel is heel mooi!

Bij het er na volgende recitatief worden wij als gelovigen betrokken bij dit gebeuren: hebben wij ook iets te bieden aan Jezus? We zouden ons hart kunnen aanbieden! Zoals altijd is Bach een meester in het muzikaal uitwerken van de tekst, vooral door het gebruik van bepaalde akkoorden, door de toonhoogte op een bepaalde manier te laten verlopen en zeker ook door ritmische figuren. Hieronder heb ik er met rood enkele opvallende passages uitgelicht. Opvallend in de muziek is het moment dat wij als toeschouwers erbij betrokken worden: “Mein Jesu”. Daar hoor je om te beginnen in het melodische patroon de aanroep (dalende gebroken drieklank), maar de ligging van het akkoord, een dominant septiemakkoord in secunde-ligging, werkt ook heel sterk, daardoor ontstaat er een vraag: de F (septiem) in de bas wil oplossen. Even verder, bij “Muss ich mich auch zu deiner Krippe kehren”, dalen we in gedachte af naar zijn kribbe. Tegen het einde van dit recitatief horen we bij: “Du Himmelskönig” dat deze hemelse koning zeer verheven is, we stijgen maar liefst een decime voor hem de hoogte in. En helemaal op het einde, bij “nichts edlers bringen kann”, bieden we ons hart aan, iets meer edel hebben we immers niet te bieden. Dat het desondanks de moeite waard is horen we aan de lange toon van de melodie en de snelle loopjes in de bas.

Ik bespreek de rest van de cantate niet, ik zeg alleen nog even iets over de aria “neem mij als geschenk”. Hier horen we weer de koninklijke instrumenten, terwijl de tekst is getransformeerd tot een tekst die over ons zelf gaat: blijmoedig bieden we ons zelf als geschenk aan. Het blijft feest, de hele cantate is zeer blijmoedig.

Bach doet eigenlijk iets in deze cantate dat lijkt op wat de kinderen doen die langs de deuren gaan om geld op te halen voor een goed doel. De drie koningen waren rijk, maar deze rijkdom moet omgezet worden in iets wat nog beter is, iets dat uit je hart komt.

De hele cantate nu in een opname gemaakt door de Nederlandse Bachvereniging. Heel mooi!

Klik hier om artikelen te lezen die ik over een aantal andere cantates van Bach schreef.

Onbekend's avatar

About Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in muziek en getagd met , , , . Maak de permalink favoriet.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.