We weten allemaal van de wreedheden ten tijde van de Spaanse opstand, de plundering van Zutphen bijv. en de vele belegeringen van steden als Maastricht. Het is onderdeel van de canon omdat Nederland toen geworden is tot het land zoals het er nu nog steeds voor een groot deel uitziet. Maar de barbaarsheden van die tijd waren absoluut niet uitzonderlijk. Al eeuwen daarvoor was het een en al ellende op veelal dezelfde plaatsen als waar het later weer prijs was, tijdens de Spaanse opstand. Een voorbeeld hiervan wil ik laten zien. Waarbij je soms van heel nabij lijkt te kunnen voelen wat dat voor de mensen betekende.
Karel de Stoute, schilderij van Rogier van der Weyden uit 1460
Als je kijkt naar bovenstaand schilderij van een van de meest vermaarde schilders uit die tijd, Rogier van der Weyden, met wat voor een man denk je dan te maken te hebben? Een mooie jongen, wel een beetje dom is mijn indruk. Echt sympathiek komt hij niet over. Maar in werkelijkheid weten we van Karel de Stoute dat hij buitengewoon heerszuchtig, ambitieus en niets ontziend was. Hij probeerde een koninkrijk te stichten van de Loire tot aan de Noordzee. Een van de trofeeën in dat streven was het hertogdom Gelre. Vanaf 1423 werd Gelre een tijdlang geregeerd door telgen uit het huis Egmont. Arnold van Egmont werd door zijn zoon Adolf afgezet, maar Karel de Stoute kwam Arnold te hulp. Deze zette hem in 1471 opnieuw in het zadel, waarop deze zijn zoon onterfde en Karel de Stoute tot diens opvolger benoemde. Dit werd door de Rooms-Duitse keizer Frederik bekrachtigd. Maar binnen Gelre zagen de steden en edelen dat in het algemeen niet zitten. Na het overlijden van Arnold in 1471 stelden ze Vincentius van Meurs, heer van Sittard en het land van Born, aan tot momboir (voogd, toezichthouder). Karel de Stoute ging in 1473 Gelre hoogstpersoonlijk opeisen. Een priester uit Beek heeft een uitgebreide kroniek geschreven en daarin genoteerd wat hij zoal hoorde, doorspekt met zijn eigen mening. Ik zal een en ander in leesbaar Nederlands en enigszins verkort weergeven:
In 1473, op de dag van Hemelvaart, vestigde de hertog van Bourgondië en Brabant zich met zijn troepen in Maastricht. Daar bleef hij ongeveer 14 dagen. Hij verbleef in de stad in het kasteel van de ridders van de Duitse Orde, de Nieuwe Biezen. Hij bracht intussen een groot leger op de been, met veel krijgswagens, kanonnen, kanonskogels, kruit en ander oorlogstuig. De stad Sittard en het land van Born maakten zich grote zorgen om wat er komen ging, omdat hun jonker, de oude graaf Vincentius van Meurs, momboir van Gelre was geworden. En omdat ze geen hulp, troost of bijstand kregen van de graaf van Meurs, wat hij wel had toegezegd, gingen ze de hertog tegemoet in Maastricht en ze zeiden de poorten voor hem te zullen openen en smeekten om zijn barmhartigheid.
Daarna, de woensdag in de week van pinksteren, te weten 9 juni op de dag van Primi et Feliciani, toen trok een deel van het leger op vanuit Maastricht en vestigde zich in de gemeente Geulle achter een dorpje, genaamd Hussenberch. Daar plaatsten ze hun tenten of pauweloen en maakten een groot perk van strijdwagens en kanonnen, als ware het een stad. Op donderdagavond, de feestdag van de apostel Barnabas, kwam ook hertog Karel zelf aan, ongeveer vier uren na de noen, met hem vele krijgslieden met paarden. Daar bleef hij tot zaterdagochtend omstreeks zes uur. Toen brak men op, van Hussenberch ging het via Katscop aan de Hei naar Montfort bij Roermond, en het leger maakte kwartier achter het klooster van de Begarden in Sint Joost.
U moet weten dat in de dorpen Geulle, Hussenberch, Elslo en Katscop grote schade werd aangericht door dit volk, want deels bestond het uit tuig zonder barmhartigheid en ze deden de mensen groot leed aan. Er was veel schade aan de edele vruchten, het koren, de tarwe, de gerst, de erwten, de haver, het gras en alle mogelijke andere dingen.
Hier een deel van de kaart van Gelre, Jacob Aertsz kaart10 – Le Duche de Gueldres, ongeveer 1660. Het westen ligt boven, zuiden links. De veldtocht tot Nijmegen van Karel de Stoute volgen we via de blauw omcirkelde plekken van links naar rechts.
Een week later braken zij op en belegerden het slot van Montfort, de voogd van Roermond. Na drie dagen werd het opgegeven op voorwaarde van behoud van leven en geld. Toen ging men naar Roermond met alle ridders, edellieden en soldaten. De soldaten verspreidden zich over de omgeving en vernielden en bedierven huizen en akkers, tot grote jammer van de dorpsbewoners, over wie God zich moge ontfermen.
Toen was Roermond aan de beurt. Daar kon de hertog zonder problemen naar binnen trekken. Ook de Roermondenaren waren al met pinksteren naar Maastricht gegaan om om genade te vragen. Op Pinksteravond spraken ze de hertog in de O.L.V. kerk. Ze vroegen daar uitdrukkelijk om de poorten en muren van Roermond intact te laten. Dat gebeurde dus ook.
Toen trok men naar Brüggen waar de jonker graaf Vincentius van Meurs verbleef, waar hij ook heer van was, beleend door de hertog van Gelre en Gulick. Brüggen zou zich moeten overgeven. Ze vroegen 7 dagen respijt. Toen bleek dat de graaf van Meurs hun niet zou beschermen gaven ze zich over met behoud van lijf en goed.
Vanuit Brüggen ging het vervolgens naar Venlo. Ook de inwoners van Venlo vroegen enige respijt. onmiddellijk daarna gaven ze zich over. Men liet de stad heel.
Vandaar uit ging het naar Nijmegen. Maar de edele stad en de burgers van Nijmegen weerden zich stoutmoedig en hielden lang stand en brachten grote verliezen toe aan de troepen van de hertog. Omdat ze jammer genoeg geen steun van buiten de muren kregen moesten ze uiteindelijk de stad opgeven. De hertog nam hem in en het leger sloeg aan het plunderen en vernielen. In Nijmegen werd het verdrag gesloten dat heel het land van Gelre nu bezit was van de hertog. Tegelijk moesten alle steden hun rechten en privilegiën opgeven, zoals eerder ook Luik dat had moeten doen. Zo won hij Gelre en vernielde het edele land jammerlijk, zodat zelfs een stenen hart zou huilen. De hoogmoed, het misprijzen, de schade, de euvele boosheid van de hertog en zijn manschappen hielden huis in kerken, godshuizen. Ze ontnamen de arme landslieden hun goed, zowel in de kerken als in hun woonhuizen. Niets of niemand, rijk of arm, werd gespaard. Zij gedroegen zich als eerloze boosaardige mensen zonder barmhartigheid.
Nadat hertog Karel het land van Gelre vernield en verteerd had toog hij naar het land van Gülick. Daar gebeurde hetzelfde. Ook de stad Aken leed grote schade. Mensen schonken hem uit angst alle bezittingen, want hij spaarde niemand. Hij was bij niemand geliefd, velen riepen om wraak. Vanuit Aken ging het naar Trier, waar keizer Frederik verbleef. Karel had zich graag tot koning van Lotharingen willen laten kronen, hij bezat op dat moment het grootste deel van het voormalige middenrijk Lotharingen. Maar de keizer weigerde dat. Vanuit Trier toog hij door naar Frankrijk, door Picardië, Vlaanderen, Brabant, het land van Luik en Loon, over de Maas naar het land van Franchimon. Daarna opnieuw naar Frankrijk en via Brabant weer naar Maastricht. Via het land van Valkenburg en Gulick naar de Rijn en Moezel. Overal waar hij kwam zaaide hij dood en verderf.
Ditzelfde jaar 1473 beleefde de droogste en heetste zomer sinds heugenis. Alles was een maand eerder rijp dan normaal. Er ontstonden op veel plaatsen spontaan bosbranden. Men dacht aan een godsoordeel. Ook ontstond er een epidemie van buikloop. Sint Lucia werd massaal aangeroepen voor de pijn in de buik en de diarrhee. Er was geen plaats waar het niet heerste.
We weten dat Gelre zich na de dood van Karel de Stoute in 1477 bij de slag van Nancy weer los probeerde te maken van het Bourgondische rijk. Dat lukte, pas Karel V kwam hoogstpersoonlijk het hertogdom opnieuw opeisen in 1543, waarna het met het verdrag van Venlo definitief werd geannexeerd. Tijdens de Spaanse opstand werd het overkwartier van Gelre, met de hoofdstad Roermond, na wisselende kansen, als enige niet bevrijd en bleef Spaans. De rest van Gelre kennen we nog als de huidige provincie Gelderland.
Het is wrang om je te realiseren dat Karel V, bloedverwant van de wrede hertog Karel de Stoute, voor zijn voorvader een monumentaal grafmonument heeft laten plaatsen in Brugge. Het is alsof Hitler alsnog een mooi eerbetoon krijgt. Zo grillig kan de geschiedenis en zijn interpretatie ervan zijn.
“Grafkarel” by Paul Hermans uit nl. Licensed under CC BY-SA 3.0 via Wikimedia Commons –
Het betreffende verslag van het jaar 1473 is een onderdeel van een uitvoerige kroniek van een onbekende, maar uit zijn verhaal blijkt dat hij afkomstig is uit Beek. Waarschijnlijk was hij priester, onder meer omdat hij duidelijk goed Latijn kon lezen en schrijven. Vanaf 1468 tot 1506 heeft hij uitvoerig verslag gedaan van dingen die hem interesseerden. Vooral veel dingen die met kerk en geloof te maken hadden. Van de periode van voor 1468 (vanaf 1275) heeft hij ook een korte kroniek samengesteld, met dingen die hij waarschijnlijk gelezen en/of gehoord heeft van anderen. Deze hele kroniek is weergegeven in oud-Nederlands in het jaarboek van de LGOG uit 1870. Er is een schat aan informatie te vinden, die vooral belangwekkend is omdat hij komt uit de eerste hand en gekleurd is door de persoonlijke beleving van een bevlogen en kritisch denkend iemand. Een andere keer wil ik graag een heel ander aspect van die tijd via deze blik laten zien.
Wat een verschrikkelijk verhaal! Het lijkt wel IS in actie. Ik begrijp, Pieter, dat je dit even vanuit het latijn vertaald hebt? Petje af. Prachtig portret overigens van die Rogier van der Weyden. Het lijkt een nette jongen, die Karel de Stoute, maar als je goed kijkt blijkt hij o zo kil en laatdunkend, niet mee te praten, zoals uit jouw verhaal ook blijkt.
Hans
LikeLike
Nee Hans, oud-Nederlands gelukkig. Maar wel doorspekt met Latijnse spreuken. De betreffende kroniek is geweldig. Er staan veel curieuze dingen in. Daarnaast wordt de auteur soms verschrikkelijk boos op mede-priesters om hun gedrag. Je begrijpt dat Luther en Erasmus niet voor niets korte tijd later aan de alarmbel trokken. Verder ook veel dingen over sommige kerken, vooral in Beek, die cultuurhistorisch interessant zijn. Wat zal er nog van te zien zijn? Ik heb trouwens ook een in het Latijn geschreven heel ander dagboek van een latere periode (begin 18e eeuw). Ben ooit aan de vertaling begonnen maar dat is voor mij toch echt monnikenwerk. Ik heb het al eens aan een classicus gevraagd maar die had er geen tijd voor. Als ik me verveel ga ik er nog eens mee aan de slag
Pieter
LikeLike
Pingback: Ook de tijd van Jeroen Bosch | Pieter Simons column
Pingback: De gouden decennia der stad Maastricht | De kwintencirkel
Karel de Stoute probeerde niet een rijk te stichten van de Loire tot aan de Noordzee maar vanaf de Middellandse Zee tot aan de Noordzee. Vanuit de Lage Landen via Lotharingen en Bourgondië naar het zuiden.
En niet zo verbolgen doen over zijn prachtige praalgraf in Brugge. Gelre had zijn eigen vechtersbaas Maarten van Rossem die heel wat doden, vooral tijdens uitvallen naar Brabant, op zijn geweten heeft
LikeLike