Kusjesdag

Ik moest mijn oudste kleinzoon uit zijn rol van Sinterklaas halen want we gingen naar orgelles. Zo net nog,  in het spel met zijn broer en zusje,  lag hij ziek te bed en werd verzorgd door een zwarte piet (zijn zusje van 3). Wij als volwassenen moesten ook geregeld gaan slapen na  een wortel of een ui in de schoen te hebben gestopt. Ik kreeg van de Sint onder meer het boek: “Christianisierung im Mittelalter”. Ik wist niet dat de goedheiligman al sinds de middeleeuwen  bekeringsdrift had maar het leek me een mooi boek. Het was tijd om te gaan. Zonder morren schikte Sinterklaas zich in zijn lot: hij had immers best zin in orgelles.

In de auto stelde hij me diverse muziektheoretische vragen.
-‘Waarom zijn er op twee plaatsen géén zwarte toetsen op de piano?’
Oef, hoe leg je dat kort en bondig uit. Ik vertelde dat als je een toonladder zingt dat de afstand tussen de tonen niet overal hetzelfde is. Overal kan er nog iets tussen, maar op twee plaatsen niet. Alleen waar er nog iets tussen kan zit een zwarte toets. Dat werd door hem als verklaring geaccepteerd.
-‘Waarom kun je tegen een Cis ook een Des zeggen?’
Hij kijkt vaak in partituren die op de piano staan en blijkbaar is hem dat opgevallen. Hij krijgt er dus best al wat van mee. Ik antwoordde:
-‘Als een toonsoort kruisen gebruikt dan krijg je een Cis en met mollen een Des’. Ik besefte dat ik nog veel meer zou moeten vertellen maar hoe doe je dat in de auto zonder piano aan een zevenjarig kind? Ik zong dus maar als voorbeeld de toonladder van Bes mineur op notennamen en daarna die van A majeur op notennamen. ‘Zie je, de eerste keer zing ik een Des en de tweede keer een Cis.’
-‘Ik weet wat majeur en mineur is, als je bij C een Es maakt dan is het mineur.’
Hij zong tot aan de  kwint de toonladder van C mineur op notennamen en ook die van C majeur. Ik wist dat hij dit allemaal intuïtief beheerste, vanuit zijn improvisaties, maar niet dat hij het zich al zo bewust was. Hij weet voortdurend al zoveel van noten, hoe ze heten en hoe het werkt, zelfs met de notennamen. Maar zo gauw ze als bolletjes op een notenbalk staan wordt het een stuk moeilijker…

We waren er bijna. Ik vroeg hem nog een keer om er op te letten dat als zijn leraar ging praten hij dan moest stoppen met spelen, moest luisteren en dat hij dan antwoord moest geven op zijn vraag.
-‘Wil je dat echt proberen?’
–‘Ja hoor.’
-‘En je wilt natuurlijk heel graag laten horen dat je al een beetje het eerste preludium uit het Wohltemperiertes Klavier van Bach kunt spelen. Als je straks bij je leraar bent kun je dan het beste zeggen:
-‘Ik wil heel graag laten horen wat ik mezelf aan het leren ben. Maar eerst gaan we de oefeningen met noten doen, mag ik het daarna laten horen?’
Dat zou hij doen.

We waren bijna bij de Sint Jans kerk. Hij holde voor me uit. Toen ik er aan  kwam deed ik eerst nog even mijn mondkapje om. Ze kennen hem al bij de balie. Een medewerkster vertelde me:
‘Hij is gelijk de kerk in gerend.’
Hij zat midden in de kerk op een bankje te kijken naar het scherm met het orgel. Zijn leraar kon je ook zien op dat scherm, deze was aan het stemmen. Al snel ging mijn kleinzoon weer door de kerk dwalen, door de langste kerk van Nederland. Voor een rondje door deze kerk heen ben je een tijdje zoet. Ik ging hem zoeken en toen ik hem eindelijk te pakken had nam ik hem mee terug naar de wachtplaats, want hij zou nu zo wel opgehaald worden. Dat was ook zo.

-‘Weet je nog wat je aan je leraar zou vragen?’ vroeg ik hem, toen hij bij het orgel was gearriveerd.
-‘Ik ben een stuk van Bach aan het leren, kijk, dat klinkt zo’ en hij begon onmiddellijk te spelen. Zijn leraar liet hem spelen. Af en toe liet hij hem stoppen en wees hoe hij de verkeerde vingerzetting gebruikte. Braaf paste hij het toe en ging verder. Hele stukken sloeg hij over, het einde wist hij wel nog ongeveer. Hij speelde een plechtig slotakkoord.
-‘En wat komt daar achter?’ vroeg zijn leraar.
Na enig aarzelen speelde hij het thema uit de fuga maar bij de tweestemmige beantwoording wist hij het niet meer.
-‘Ga dat thuis ook maar oefenen’ zei de docent.

Ik vond het goed om te zien hoe hij technisch geholpen werd en hoe hij toch het stuk uit mocht spelen. Hij werd niet gecomplimenteerd maar hij werd alleen maar gepusht om er nog verder mee te gaan. Het spelen van de noten met de leesoefeningen even later ging een stuk beter dan de voorafgaande weken. Hij mocht zelf een begeleiding verzinnen in de linkerhand bij het thema van het slotdeel van de negende symfonie  “Ode an die Freude”. Dat ging heel goed, behalve dat hij daarbij in de rechterhand ook allerlei stemmen ging spelen, die op zich goed en muzikaal waren, maar daardoor ging weer van alles mis met de vingerzetting. Hij moest het nog een keer doen. maar in de rechterhand mocht hij toen alleen spelen wat er stond. Dus eenstemmig met de goede vingerzetting. En uitsluitend in de linkerhand mocht hij een begeleiding maken. Dat vond hij nu opeens toch wel moeilijk, zijn rechterhand gleed steeds onwillekeurig naar extra noten. Bij een andere oefening maakte zijn docent hem bewust dat hij “plakte”, dat wil zeggen dat hij de noten vaak net iets te lang aanhield zodat op het moment dat hij de volgende noot speelde het geheel een beetje door elkaar heen liep. Dit begreep hij. Hij vond het inderdaad niet mooi.

We liepen de kerk uit. Zijn docent liep met grote snelle passen en mijn kleinzoon rende enthousiast babbelend naast hem.
– ‘Jij bent een beroemde organist hè?’
-‘Dat weet ik niet, maar ik denk dat jij ook wel een beroemde organist gaat worden’. Wat een compliment dacht ik bij mezelf. Er achter aan hollende voegde ik er aan toe:
-‘Als je tenminste goed noten lezen blijft oefenen.’
Buiten gekomen zat op een bankje bij de kerk een groepje tieners. Ze waren uit grote zakken snacks aan het eten. Mijn kleinzoon liep naar hen toe.
-‘Hé, wat eten jullie? O, dat vind ik ook lekker. Mag ik ook iets?’
Een van de jongeren gaf hem iets. Enthousiast kwam hij weer achter me aan rennen. Hij had een stukje kibbeling gekregen en at het al lopende op. Bij de parkeerplaats was een dienstertje buiten aan het opruimen. Na vandaag worden de restaurants vanwege de nieuwe intelligente lockdown weer gesloten. Zij had een spatscherm op.
-‘Waarom heb jij een helm op, je bent toch geen ridder?’
Het meisje begreep hem niet en ik legde mijn kleinzoon uit dat dit een soort mondkapje was. Hij vond het raar dat de helm van boven open was.
-‘Ken jij dit?’ vervolgde hij de conversatie met het meisje? Hij begon de melodie van het carillon van het stadhuis van Gouda te zingen. Zij kende het niet.

-‘Wat vreemd, die melodie kent toch iedereen in Gouda?’ We liepen verder en ik opperde dat die vrouw waarschijnlijk alleen maar van popmuziek hield en dan luisterde ze waarschijnlijk niet naar het carillon.
-‘Ik hou alleen van klassieke muziek’ zei hij tegen mij.
We liepen verder. Er kwam een oudere mevrouw aan lopen. Het moment om zekerheid te krijgen over het carillonprobleem.
– ‘Houdt u van klassieke muziek?’
-‘Ja zeker, ik ben net op weg naar mijn koor.’
-‘Dan ken jij waarschijnlijk wel dit.’ Hij zong weer het carillondeuntje.’
-‘O, ja zeker, dat is van het carillon.’
Zichtbaar tevreden over het antwoord babbelde hij verder. Hij voegde er nog aan toe:
-‘Ik heb orgelles gehad. ‘
Maar de mevrouw liep alweer door. Thuis gekomen besefte ik, pas bij de buitendeur, dat hij nog tot honderd moest tellen. Dat mag niet ontbreken vlak voor het eten. Dus dat gingen we samen nog even doen. In sneltreinvaart, sneller dan ooit, telden we tot 100. Mijn kleinzoon liep binnen gekomen op iedereen af.  
‘Honderd! Eten!’
Daarna begon hij spontaan te zoenen: oma,  tante, broer en zus. Iedereen werd gezoend. En vervolgens rende hij naar de piano en speelde weer het eerste preludium uit het Wohltemperiertes Klavier van Bach. De rituelen waren afgehandeld. Toen hij naast me aan tafel plaats nam vroeg ik hem:
-‘Waarom ging je zonet iedereen zoenen?’ Het was me opgevallen dat hij dat op het schoolplein toen de school uit was ook al had gedaan.’
-‘Het is vandaag “kusjesdag”.
-‘Kusjesdag? Die ken ik niet. Is dat op jullie school uitgevonden?’
-‘Nee hoor, dat heb ik zelf uit gevonden.’

Hij had deze dag weer veel rollen gehad. De laatste rol was die van een lieve broer, lieve neef en lieve kleinzoon. Maar hij was ook Sinterklaas geweest. En hij was ook nog eens een beroemde organist in de dop geweest, die zich in de auto had ontpopt als een getalenteerde  muziektheoreticus. Intussen werkt zijn aanstekelijke vrolijkheid en openheid op bijna iedereen in zijn omgeving  als een weldaad. Kusjesdag! Hoe verzin je het. In deze coronatijd. Alle zorgen worden door hem vervangen door een lieve zoen en een blijde lach.

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in kleinzoon, pedagogiek en onderwijs en getagged met . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Kusjesdag

  1. nelyspijker zegt:

    Geweldig, en niet alleen het verhaal van Gijs . Je blijft het lezen tot het eind. Hele fijne dagen (alweer?) Ook namens Toon.Verzonden vanaf Samsung-tablet.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.