De Romeinse weg “Via Claudia Augusta” nadert vanaf het noorden gezien de Alpen bij de stad Füssen. Je bent dan dus aan de “voeten” van de Alpen. De Naam “” schijnt hier inderdaad van afgeleid te zijn. Goethe kwam er toen hij naar Venetië ging doorheen. De rivier de Lech loopt in zijn stroomgebied langs een deel van deze Via Claudia Augusta. Hij ontspringt in Oostenrijk in de Alpen en komt bij een kloof, de Lechfall, Duitsland binnen en stroomt dan door het stadsgebied van Füssen. Daarna gaat hij verder naar de Forggensee om even voorbij Augsburg in de Donau uit te komen. Füssen is met 808 m de hoogste stad van Beieren.
De Lech was vroeger belangrijk als rivier om hout en allerlei gesteente of andere producten van zuid-naar noord te vervoeren, allereerst naar Augsburg. Maar deze snelstromende bergrivier was niet altijd bevaarbaar. Over grote stukken ging het vervoer per vlot, zoals bij Lechbruck, waar onze camping deze zomer was. Opvallend zijn de grote meren bij Füssen. Oorspronkelijk vormde zich waar de Lech naar beneden stort in de Würm ijstijd een meer van wel 100 meter diep, de Füssener See. Later ontsnapte het water en droogde dit meer geleidelijk op. Wat overbleef was een enorme kloof, waar nu de Lech doorheen stroomt. Iets verder op is er een nieuw meer ontstaan, de Forggensee. De Lech stroomt door dit meer, en ook daarna zijn er nog enkele meren, zoals het stuwmeer bij Lechbruck. (We hebben er in gezwommen, koud…) Hier een brug over dit stuwmeer met een standbeeld van een vlotvaarder.

De Romeinen bouwden een legerkamp bij Füssen. Het was een strategische plek. Er is in een groot archeologisch opgravingspark nog veel van terug te zien, maar door tijdgebrek zijn we daar niet geweest.
In 748 zou Magnus, een missionaris uit St. Gallen die later heilig werd verklaard, in Füssen een monnikscel hebben ingericht. Door de toestroom van andere monniken ontstond in de achtste eeuw het naar hem vernoemde benedictijnenklooster St. Mang, dat ondergeschikt was aan de bisschoppen van Augsburg. De heilige Magnus en het klooster van St. Mang hebben eeuwenlang de geschiedenis van Füssen en de omliggende regio bepaald. Er zijn meldingen van talloze wonderen van de heilige: bijvoorbeeld “dat hij kon springen over de Lech-kloof”, of wonderen op de Säuling (de lokale berg van Füssen) en hij zou een draak in het Tiefental bij Roßhaupten hebben gedood. Het benedictijnenklooster St. Mang, ongeveer 100 jaar na zijn dood rond 840/850 gesticht op initiatief van de toenmalige bisschop van Augsburg, was bijna 1000 jaar lang het religieuze, culturele en economische centrum van de hele regio. Wat we nu zien is het derde klooster op die plek. De bouwer, abt Gerhard Oberleitner (regeerde 1696–1714), wilde met het nieuwe gebouw “de afgunst van alle kunstliefhebbers wekken”. De architect Johann Jakob Herkomer (1652–1717) slaagde erin om uit het onregelmatige middeleeuwse kloostercomplex een representatief, symmetrisch gebouwencomplex te ontwerpen. Dit voormalige klooster van St. Mang was net toevallig op de dag dat wij er heen wilden gesloten. Het gebouw is tegenwoordig ingericht als museum en toont een collectie over de geschiedenis van de stad. Füssen wordt trouwens beschouwd als de bakermat van de commerciële bouw van luiten in Europa. In 1562 werd hier het eerste luitmakersgilde van Europa opgericht. In dit museum wordt hier ook meer over verteld.
Het bijbehorende kerkgebouw is tegenwoordig de parochiekerk van Füssen. Hier konden we gelukkig wel in! Het originele gebouw uit de middeleeuwen werd omgebouwd tot een barokke kerk naar Venetiaanse model en moest vooral dienen voor de verering van St. Magnus.


Het kerkgebouw bezit een monumentaal reliekschrijn van de heilige. De biografie van de plaatselijke heilige is de basis voor de frescocyclus van de hele kerk. Zijn leven wordt trouwens ook uitgebeeld op schilderijen die in het Hohe Schloss te zien zijn. De eerste vier episodes van zijn leven zien we hier:

1: Magnus neemt als koningskind in Schotland afscheid van zijn ouders. 2: Koning Severus en koningin Theoklea begeleiden hem. 3: Hij sluit zich als jonge man tijdens zijn reis aan bij 3 ervaren Ierse monniken. 4: Hij doet afstand van zijn wereldse leven en wordt als monnik opgenomen in het klooster van St. Gallen.
Deze kerk had rond 1500 al een orgel. Het huidige orgel is gebaseerd op een instrument uit het jaar 1753 van de orgelbouwer Andreas Jäger, de omlijstende versieringen zijn van de beeldhouwer Peter Heel. In 1877 werd het instrument bijna volledig herbouwd door orgelbouwer Balthasar Pröbstl. In de jaren 1958 en 1978 werd het orgel door de firma Zeilhuber onder deskundig advies van Arthur Piechler verbouwd volgens de toenmalige moderne maatstaven, aanzienlijk uitgebreid en kreeg het elektrische conusladen. In 2011/12 is het orgel door de firma Schmid gereviseerd en teruggebracht naar de status van 1958. Vandaag de dag heeft het instrument 39 registers verdeeld over drie manualen en pedaal. Alles wordt elektrisch aangestuurd.

Het Hohes Schloss
Rond dezelfde tijd dat het Benedictijnerklooster werd gebouwd werd er ook een Frankisch koninklijk hof gesticht. Füssen was een economisch overslagpunt tussen Zuid- en Noord-Europa omdat de Lech bevaarbaar werd na de Lech-watervallen bij Füssen en de vervoerde goederen hier werden overgeladen vanaf de lastpaarden die de Alpen over de Via Claudia Augusta overstaken. De route werd vooral belangrijk als weg waar zout over de alpen werd vervoerd in de Middeleeuwen. De Beierse hertog Ludwig II probeerde in de dertiende eeuw zijn aanspraken op het gebied veilig te stellen door boven het klooster een kasteel te bouwen, het “Hohes Schloss”. Ondertussen had zich aan de Lech een nederzetting ontwikkeld, die in de 13e eeuw de omvang van een grote stad bereikte, destijds de grootste in de Allgäu. Aangenomen wordt dat de stad sinds 1286 stadsrechten heeft. In 1322 verwierf het bisdom Augsburg de kasteelheuvel. In de jaren vanaf 1486 vond onder bisschop Friedrich II von Zollern een ingrijpende verbouwing en uitbreiding plaats, dat nog steeds het beeld van het Hohes Schloss bepaalt. Van 1486 tot 1505 breidden de prins-bisschoppen van Augsburg het gotische kasteel uit dat boven de middeleeuwse stad uittorent en gingen het gebruiken als zomerresidentie.
Het “Hohes Schloss” heeft tot op de dag van vandaag grotendeels zijn laatgotische ontwerp behouden. Het gebouw werd opgenomen in de vestingwerken van de stad. Het kasteel vormt samen met het klooster Sankt Mang een karakteristiek ensemble boven de oude binnenstad van Füssen. De langgerekte, trapeziumvormige plattegrond van het hoofdkasteel past zich aan het terrein aan. Wat gelijk opvalt als je bij het kasteel bent zijn de illusionischtische schilderingen, aan de binnengevel en aan het poortgebouw. Deze zijn rond 1499 gemaakt, waarschijnlijk door Fidelis Eichele. De ramen zijn omlijst door prachtige wimpers met krab- en kruisbloemversieringen. Talrijke – grotere en kleinere – erkers zijn versierd met wapenschilden die uit de gevels lijken te steken.

In de noordvleugel van deze laatgotische burcht bevindt zich een dependance van de Beierse staatscollecties. Ik laat enkele schilderijen zien. Ook is er een stadsgalerij in het kasteel met schilderijen die vooral gewijd zijn aan kunst uit de negentiende eeuw.

Dit schilderij was ooit onderdeel van een altaar, op de achterkant wordt de onthoofding van een heilige uitgebeeld. We zien Petrus, Paulus en Mattheus op een ongebruikelijke manier afgebeeld. Het stuk is rond 1480 gemaakt.

Afbeelding met het Laatste Avondmaal.

Antonius Abt, eind 15e eeuw.

19e eeuws schilderij van Füssen met de fontein, op de achtergrond het kasteel. Het ziet er nog bijna hetzelfde uit nu, kijk maar naar de derde foto in dit artikel.
Hieronder een foto gemaakt vanaf de burcht over de omgeving. Je ziet de Lech en de Oostenrijkse Alpen

De stad Füssen ziet er in zijn geheel nog erg authentiek uit, ze overleefde de Tweede Wereldoorlog vrijwel onbeschadigd. We keken in het centrum nog naar de voorstelling van een straatartiest, een acrobaat-goochelaar-kunstenaar. Altijd leuk.

Pingback: Kempten | De kwintencirkel