Eerbetoon aan Hugo Distler

Afgelopen woensdag was het 1 november. Op die dag overleed in 1942 Hugo Distler, pas 34 jaar oud. Dat is inmiddels 81 jaar geleden. Hugo Distler kende ik vooral als muziektheoreticus, als schrijver van een methode voor harmonieleer. Maar in zijn korte leven heeft hij veel meer gedaan. Vooral ook gecomponeerd. Een groot deel van zijn oeuvre bestaat uit geestelijke muziek, ook heeft hij veel voor orgel geschreven.

Zijn leven vond plaats in een woelige periode. Als kind had hij het al moeilijk omdat hij zijn echte vader niet kende, hij was namelijk geboren als buitenechtelijk kind. Net toen zijn leven wat op de rails leek te komen kwamen de nazi’s aan de macht. Veel muziek werd door hen als “entartet” beschouwd en er was ook veel wantrouwen richting de kerk. Hugo Distler was overtuigd Luthers. De Hitlerjugend mocht zingen, graag zelfs! Maar geen geestelijke liederen. Uitsluitend nazi-liederen. Zo kon Distler als kerkmusicus vaak maar met moeite aan genoeg jongensstemmen komen. Distler had een uitgesproken mening over moderne kerkmuziek:  deze “erschöpft (…) sich nicht in der Erweckung selbstgenügsamer frommer ‘religiöser’ Gefühle und Stimmungen, sondern die Kirchenmusik hat (…) in allererster Linie Verkündigung zu sein, im echten Sinn ‘Evangelium’, Heilsbotschaft von Leben und Tod und Auferstehung unseres Herrn Jesu Christi …” Religieuze muziek dient dus niet zelfgenoegzame vrome religieuze gevoelens op te wekken, maar moet de heilsboodschap uitdragen. Als componist vond hij uitdrukkelijk dat de mening van anderen niet van belang mocht zijn, hij wilde daar uitsluitend zelf zeggenschap over hebben. Met andere woorden, hij was tegen elke vorm van censuur.

In 1937, tijdens een vakantie in Zweden, begon Distler aan een a capella-Johannespassie. Voor Distler was de passie een weg tot zelfreflectie; een poging God te vinden in de gebeurtenissen van zijn tijd. Hij had al onderhandeld met uitgeverij Schott over een eventuele uitgave. Ook in zijn tijd terug in Berlijn heeft Distler nog aan deze passie gewerkt, maar het werk bleef onvoltooid. Hij vreesde voortdurend dat het verboden zou worden. Hij bewerkte later enkele delen tot losse motetten die toen ook werden uitgegeven.

Vijf jaar later, midden in de oorlog, In de nacht van palmzondag 28 op 29 maart 1942,  bombardeerde de Britse luchtmacht Lübeck, zijn geboorteplaats. Hijzelf had inmiddels werk in Berlijn en werkte daar ook. Een paar dagen later kocht hij vergif omdat er volgens hem “een eind komt aan wat een mens kan verdragen”. Hij had ondertussen vernomen dat zijn enige broer Anton bij Leningrad was gesneuveld. Enkele maanden later durfde hij het pas aan om naar zijn geboortestad te reizen om te kijken wat er was gebeurd. Hij zag de uitgebrande Dom, de platgebombardeerde Marienkirche (beide orgels waren vernield) en de restanten van de St.-Petri-Kirche. Helemaal down keerde hij terug naar Berlijn. Intussen was hij al jaren bang  om onder de wapenen te moeten. Hij was ervan overtuigd, dat God hem had verlaten en, hoewel de directeur van de hogeschool waar hij werkte hem verzekerde dat hij zeker vrijstelling zou krijgen besloot hij uiteindelijk, toen hij een oproep kreeg, om een einde aan zijn leven te maken. Hij had zich goed op zijn dood voorbereid.  Het weekend bracht hij door met zijn gezin. Na de dienst op zondag stuurde hij hen naar huis. Hij ging naar zijn kleine appartement waar hij altijd werkte, deed de gordijnen dicht en draaide de gaskraan open. Toen hij niet terugkwam naar het huis van zijn gezin zocht zijn vrouw hem op. Ze vond hem op de grond met in de ene hand een foto van haar en de kinderen en in de andere hand een kruis. Naast hem lag zijn afscheidsbrief. Een bijzonder tragisch einde dus.

Vijf jaar eerder in 1937 schreef Distler zijn 3 Geistliche Konzerte voor sopraanstem en orgel. Het was in de tijd dat de oorlogsdreiging al steeds sterker werd. Deze drie liederen baseerde hij op drie verschillende tekstfragmenten. Het waren deze stukken die ik nu onlangs online hoorde. Ze werden samen met andere werken van Distler op zijn sterfdag 1 november uitgevoerd. Ik was benieuwd of de keuze van de teksten in de context van de tijd en het leven van Distler gezien konden worden. Dus ik maak er een korte analyse van.

Het eerste lied

Het eerste lied is gebaseerd op de regels 2 tot en met 4 van Psalm 92: “Het is een kostbaar iets om de Heer te danken en zijn naam lof toe te zwaaien, om in de ochtend zijn genade en ‘s nachts zijn waarheid te verkondigen, op de tiensnarige psalter, op de luit en op de harp.”
Deze Psalm dient gezongen te worden op de “Sabbathdag”, dat is bij de joden de rustdag,  bij ons de zondag. De hele tekst lijkt een vrij neutrale inhoud te hebben, behalve dan het tekstfragment: “Het is een kostbaar iets.” Lof zingen naar de Heer is blijkbaar niet vanzelfsprekend, niet iets dat je als een soort routine doet. Ik kan me voorstellen dat dat stukje de persoonlijke invalshoek weergeeft die Distler in zijn gedachten had. Het lied klinkt speels, is in het algemeen vrolijk, en eindigt duidelijk in majeur. Het lof zingen is een groot goed, iets dat je op de been kan houden. Zo interpreteer ik het en zo voelt het ook. Dit eerste lied klinkt zo:

Het tweede lied

Het tweede lied is niet gebaseerd op een psalmtekst, maar op een fragment van een brief van de apostel Paulus, de vierde brief aan de Filipenzen. We lezen daar:
“Verheugt u over de heer overal, en nogmaals: wees blij! Het volk dat zo in het donker zwerft ziet een groot licht en boven hen die in donkere landen wonen is een groot licht te zien. Verheugt u over de heer overal, en nogmaals: wees blij! want er is voor ons een kind geboren, een zoon is er voor ons geboren, op wiens schouder gezag gaat rusten. En zijn naam is: de “wonderbaarlijke”, de “raadgever”, de “kracht”, de “held”, de “oervader”, de “vredesvorst”. Verheugt u over de heer overal, en nogmaals: wees blij! Opdat zijn heerschappij in zijn koninkrijk groot zal worden, Vanaf nu af aan tot in eeuwigheid.”

Deze tekst had ook gebruikt kunnen worden als danktekst bij het feest van Kerstmis. Er is een en al blijdschap en de reden is dat er een kind is geboren. Of het lied iets met Kerst 1937 te maken heeft betwijfel ik, ik heb ook niet de datum van de eerste uitvoering kunnen vinden. Wel dat de orgelregistraties gebaseerd zijn op de mogelijkheden van zijn eigen orgel in Lübeck, waar hij erg trots op was. De registraties staan er nauwkeurig bij. Distler heeft enkele kleine aanpassingen gemaakt in de tekst. Hij laat het stukje “over de heer” weg,  het is uitsluitend: “verheugt u, overal“. En deze tekst komt nog twee keer terug maar wordt de laatste keer voorafgegaan door een opvallend stukje nieuwe tekst dat door de zangeres en het orgel unisono wordt uitgevoerd. De ingevoegde tekst daar luidt: “Und alle sage ich euch:” waarmee de oproep tot vreugde heel nadrukkelijk wordt gemaakt. De verdere tekstdelen worden heel mooi subtiel uitgebeeld, al goed luisterende hoor je vanzelf allerlei mooie details. Ook van dit lied is de strekking vooral “vrolijkheid”, nog meer misschien dan bij het voorafgaande eerste lied.

Het derde lied

Het derde lied is ook gebaseerd op een tekst uit een brief van de apostel Paulus, dit maal op de 12e brief van Paulus aan de Romeinen.
Lieve broeders, leg u neer bij het lot van de tijd. Ben vrolijk als er hoop is, ben geduldig als u verdriet heeft. En blijf zonder onderbreking bidden.
Ik bespreek dit lied regel voor regel:

Liebe Brüder, schicke euch in die Zeit”. Dit stukje klinkt niet zo vrolijk. Het is natuurlijk ook geen goede tijd, 1937, althans zo vertaal ik het. Maar leg je daar bij neer.
Sei Fröhlich, in Hoffung.” Dat fragment wordt drie keer gezongen, telkens een stukje hoger. Ik heb associaties met het uitbeelden van de drieëenheid: de hoop wordt gegeven door God, en die is er in drie personen.
De tekst “Liebe Brüder, schicke euch in die Zeit”, wordt daarna nog een keer gezongen, nu zo mogelijk nog tragischer. Ik moest onwillekeurig aan Cantate 73 van Bach denken waarbij het gevoel van ellende bij de stervende na kortstondige hoop toch steeds weer terugkomt. Een prachtig deeltje! De wanhoop over de ellendige tijd en de mogelijk komende oorlog is hier nadrukkelijk aanwezig.
Heel kort dan het stukje: “Sei geduldig in Trübsal”. De vermaning tot geduld is er maar het klinkt heel somber, er is weinig om blij mee te zijn. Het laatste stukje “und haltet an an Gebet, ohn Unterlaß” klinkt rustig, ietwat dwingend, maar met een nog steeds wat sombere ondertoon. “Blijf onophoudelijk bidden”. Dit is wat Distler in die tijd waarschijnlijk ook deed, in een poging al zijn gedachten en zorgen de baas te blijven. Het is een prachtig mooi einde van de drie liederen.

Distler spreekt ons in deze drie liederen eerst twee keer moed in. Lofzingen is een groot goed, wees vrolijk! Maar dan: blijf bidden om deze donkere tijden de baas te kunnen blijven.

Op Youtube staat het hele concert gewijd aan de sterfdag van Hugo Distler, op het einde van dat concert klinken deze drie liederen. Het is een mooie opname, gemaakt in de Petruskerk van Woerden. Bart van der Tang zorgde voor de orgelregistraties en ook voor de video. Nanette Mans zingt en Gerben Budding speelt orgel. De opname dateert van augustus 2023, maar als premiëre was hij te horen op 1 november, de sterfdag dus van Hugo Distler. Een mooi eerbetoon!

Een deel van deze tekst is afkomstig van wikipedia

Onbekend's avatar

About Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis, muziek en getagd met , . Maak de permalink favoriet.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.