Gurrelieder

In de tweede helft van de negentiende eeuw zien we allerlei stromingen in Europa waar namen als naturalisme, realisme, impressionisme of symbolisme op worden geplakt. In de schilderkunst kun je het meeste werk wel bij een van die stromingen onder brengen. Moeilijker is het bij literatuur of bij muziek. En wat als een romantische tekst wordt gebruikt door een symbolistische componist? Als je wat beter naar de teksten kijkt en naar de muziek luistert dan klopt het in het algemeen toch wel. Zo hebben veel romantische teksten een lading die niet uitgesproken wordt maar die je voelt of vermoedt. Ze worden spannend doordat ze zich afspelen in het donker of in een enigszins angstaanjagende omgeving van de natuur. En de muziek kan die lading extra benadrukken waardoor een schijnbaar romantische tekst opeens een meer symbolistische wordt. En zoals bij Verdi de held meestal sterft zo ook bij een dichter als Jens Peter Jacobsen. Arnold Schönberg werd gegrepen door zijn gedichten en besloot om een hele cyclus gedichten van hem op muziek te zetten: De Gurrelieder. Eerst iets over deze Deense dichter.

Op Wikipedia lezen we onder meer: Jens Peter Jacobsen (1847-1885) was een Deens schrijver en dichter. Hij studeerde biologie en maakte een Deense vertaling van “Origin of Species”  van Darwin. Jacobsen was een realist, gegrepen door de wetenschap, maar toch ook met een romantische inslag, getuige ook zijn sterke natuurschilderingen. Hij biedt weinig troost. De meeste van zijn personages sterven, zonder dat ze het geluk vinden. Jacobsen wordt beschouwd als de grondlegger van de psychologische roman in de Deense literatuur, met een scherp oog voor details. Zijn taal is zakelijk en precies, maar tegelijkertijd gevoelig en lyrisch. De laatste twaalf jaar van zijn leven leed Jacobsen aan tuberculose. Hij overleed in 1885, net 38 jaar oud. Zijn werk was van invloed op Thomas Mann, D.H. Lawrence en Rainer Maria Rilke.

Pas na zijn dood kreeg hij erkenning en werd al zijn werk, waaronder ook veel gedichten, uitgegeven.

De Gurrelieder zijn vergelijkbaar met andere gedichten die Schönberg inspireerden. Zijn symfonische gedicht “Verklärte Nacht” gaat over het menselijke drama van een vrouw die zwanger raakt van een ander, het bos in vlucht, achtervolgd wordt door haar man die haar uiteindelijk weer in zijn armen sluit. Ditmaal loopt het goed af. In 1903 schreef hij  een symfonisch gedicht op basis van het toneelstuk “Pelleas et Mélisande” van de Belgische auteur Maurice Maeterlinck. Dezelfde tekst gebruikte in dezelfde tijd Debussy trouwens voor een opera. Pelléas et Mélisande vertelt de tragische geschiedenis van een driehoeksrelatie tegen de achtergrond van een symbolistisch sprookje.  Een van de kemphanen, de echtgenoot,  krijgt lucht van de heimelijke ontmoeting van zijn broer met zijn vrouw en hij doodt zijn broer… De vrouw om wie het allemaal begonnen was, Mélisande, sterft in het kraambed. Dat verhaal speelt zich af in een bos en in een burcht.

Zo ook de Gurrelieder. Schönberg begon ze in 1900 op muziek te zetten. Hij koos voor een Wagneriaanse orkestratie: een orkest van 150 man, een koor van 200 mensen en een aantal solisten. Wat een werk. Hij kreeg het dus ook niet af. In 1911 pakte hij het weer op en er volgde een uitvoering met begeleiding van piano. Toen dat een succes bleek te zijn maakte hij ook de orkestratie af. Toen het werk dan eindelijk klaar was in 1913 was het eigenlijk al weer wat ouderwets. Een jaar eerder had hij nog Pierrot Lunaire geschreven, waarmee hij zelfs mensen als Stravinsky wist te inspireren. Maar waar zijn nieuwste muziek nauwelijks aansloeg bij het grote publiek was dat anders bij de nu al ouderwetse Gurrelieder. De premiëre was een eclatant succes.  

In de Gurrelieder vat Schönberg de hele muzikale Romantiek dus nog één keer samen. Jacobsens gedichtencyclus eindigt niet met de romantische ‘Liebestod’ van Waldemar en Tove. Er volgt namelijk een macaber (Wilde Jagd), maar ook een ironisch naspel (KlausNarr). Het stuk begint bij zonsondergang en eindigt bij zonsopgang. Feitelijk speelt alles zich dus af in de nacht.

  1. Orkestvoorspel. De dalende lijnen en donker wordende klankkleuren symboliseren een zonsondergang.

    In negen liederen wordt het geluk van Waldemar en prinses Tove bezongen. Waldemar nadert in een ruiterlied kasteel Gurre, waar Tove hem met een jubelende wals tegemoet ziet. Waldemar begroet haar op zijn beurt in een statige Pavane. Om middernacht is Waldemar opeens bang voor de vergankelijkheid van liefde en leven. Tove belooft samen met hem de dood tegemoet te zien.

    Instrumentaal tussenspel: koningin Helwig vermoordt Tove

    In een klaagzang over Toves dood bericht de woudduif wat ze gezien heeft.
  2. Waldemar beschuldigt God: dit kan toch niet de bedoeling zijn.
  3. Waldemars angstige voorgevoelens zijn uitgekomen. Hij roept zijn mannen bijeen voor de “Wilde Jagd”: overledenen komen uit hun graf en jagen door bos en veld. De geesten stormen over het erf van een boer. Overal in de natuur ontdekt Waldemar Toves gestalte. Zelfs de hofnar KlausNarr doet mee aan de Wilde Jagd en in zijn sarcastische commentaar klinkt ook weer het “Tove-thema”. Wanneer de haan kraait, zinkt de Wilde Jagd weer terug het graf in. Bij het ochtendgloren verbleken de nachtelijke dromen en spookverschijnselen. De spreker hoort een verhaal, gefluisterd en weggeblazen door de zomerwind. Het slotkoor geeft klank aan een prachtige zonsopgang.

Afgelopen zondag was dit stuk in een streaming versie te zien en te horen. Het was dezelfde versie die ik in 2011 ook live heb bijgewoond. Een bevlogen uitvoering onder leiding van Reinbert de Leeuw. De documentaire “Extase” liet fragmenten van de repetities zien. Reinbert de Leeuw wist precies wat hij wilde en ging door tot het lukte. Deze documentaire ging vooraf aan de uitvoering van het stuk. De uitvoering nu was trouwens goed getimed: exact een jaar na het overlijden van Reinbert de Leeuw.

Ik laat enkele stukjes horen, nu gespeeld door het Philharmonisch orkest van Dresden onder leiding van Herbert Kegel, een opname uit 2019.

Je hoort het “Orchesterzwischenspiel”. In dit deel wordt muzikaal de moord op Tove uitgebeeld
Waldemars Mannen, einde van de nacht, de doden verdwijnen stil in hun graf, met deze tekst:

Der Hahn erhebt den Kopf zur Kraht,
Hat den Tag schon im Schnabel,
Und von unsern Schwertern trieft
Rostgerötet der Morgentau.
Die Zeit ist um!
Mit offnem Munde ruft das Grab,
Und die Erde saugt das lichtscheue Rätsel ein.
Versinket! Versinket!
Das Leben kommt mit Macht und Glanz,
Mit Taten und pochenden Herzen,
Und wir sind des Todes,
Der Sorge und des Todes,
Des Schmerzes und des Todes.
Ins Grab! Ins Grab! Zur träumeschwanger’n Ruh.
O, könnten in Frieden wir schlafen!

De haan verheft zijn kop om te kraaien,
hij heeft de dag al in zijn snavel,
en van onze zwaarden druipt
roestrood de ochtenddauw.
de tijd is om!
Met open mond roept het graf,
en de aarde zuigt het lichtschuwe raadsel naar binnen.
Verzink, verzink!
Het leven komt er aan met macht en glans,
met daden en pochende harten,
en wij zijn nu de zorg van de dood,
van de smart en van de dood.
Ga in het graf! In het graf! Naar een droombezwangerde rust.
Och, konden we maar in vrede slapen!

Hieronder de complete opname van de Gurrelieder door dezelfde uitvoerenden

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in muziek en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Gurrelieder

  1. Dick Borstlap zegt:

    Zeer bedankt voor het kunnen beluisteren van de Gurrelieder!

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.