De Nijl is de levensader van met name landen als Soedan en Egypte. Vanaf een bepaald punt in het huidige Egypte naar het zuiden waren er een aantal plaatsen met grote stroomversnellingen in de Nijl. Schepen konden daar niet zomaar verder varen. Op die plaatsen ontstonden nederzettingen en enkele daarvan werden tot belangrijke steden in het zeer oude “Nubische rijk”. Dat rijk strekte zich uit vanaf die stroomversnellingen in het huidige Egypte tot en met een belangrijk deel van het huidige Soedan. Hoewel er steeds een sterke relatie was met het noordelijke Egypte is het grotendeels een rijk geweest met een eigen cultuur: het rijk van de zwarte farao’s. In het Drents museum loopt er nog tot half mei een tentoonstelling over Nubië.
Alle objecten die je daar kunt zien komen uit Boston, waar de Amerikaanse archeoloog George Reisner (1867-1942) het naar toe liet verschepen. Hij had toestemming gekregen om van alles dat hij zou opgraven de helft te mogen mee nemen.
In het eerste deel van de tentoonstellingsruimte, gewijd aan het koninkrijk van Kerma, dat tussen 2500 tot 1550 voor Christus op een strategische plek langs de Nijl was gevestigd, is een grafveld van een koning te zien.
De koningen lieten zichzelf boven op een bed leggen, omringd door bijgiften, maar ook te midden van mensenoffers en dierenoffers. Daarna werd er over dit alles een grafheuvel opgericht. Het schijnt dat er bij sommige grafheuvels meer dan honderd mensen en soms wel duizend dieren werden mee begraven. Wie waren die mensen die geofferd werden? We weten het niet. Was het een deel van de hofhouding die de overleden koning moest blijven dienen in het hiernamaals? Waren het slaven of krijgsgevangenen? Wat er aan voorwerpen is terug gevonden uit die tijd komt voor een groot deel uit deze grafheuvels.
Bovenstaand voorwerp is een bronzen menath, (amulet) die gemaakt is rond 1370 voor Christus. Hij is gevonden in een Egyptisch fort aan de grens van Egypte met Nubië. Het is een vruchtbaarheids-amulet. De bijbehorende vruchtbaarheidsgodin werd door de Nubiërs van de Egyptenaren overgenomen.
In het tweede deel van de expositie staat de zogeheten Napata-periode centraal, genoemd naar de stad die toen het centrum van het Nubische koninkrijk Koesj vormde. Nubische koningen veroverden vanaf 750 v.C. het noordelijke Egyptische Rijk, waarna tussen 714 en 665 v.C. vier zwarte farao’s over zowel Egypte als Nubië heersten. Zij afficheerden zichzelf als ‘Egyptischer dan de Egyptenaren’ en zorgden voor een heuse renaissance van de oude Egyptische cultuur. Nadat de Assyriërs Egypte binnenvielen, werden de Nubiërs teruggedrongen naar hun eigen gebied. Maar de koningen deden nog steeds of ze de heerser waren van zowel Egypte, het noordelijke rijk, als Nubië, het zuidelijke rijk. Dat s goed te zien op een standbeeld in de tentoonstelling.
Afgebeeld is een Nubische koning. We zien boven zijn hoofd een dubbele Cobra, wat staat voor: heerser van beide rijken. Toen later Egyptenaren het gebied binnen vielen en dit soort beelden zagen hebben ze die uit woede kapot geslagen. Bij toeval zijn ze gehavend en wel in een grote kuil terug gevonden en weer opgelapt.
Uit die tijd van de Napata cultuur stamt ook dit mooie beeldje van de God Bes, gemaakt van geglazuurd aardewerk. Hij moest als een soort huisgod waken over het wel en het wee van een familie. Bes heeft het lichaam van een dwerg en een hoofd dat lijkt op dat van een leeuw. Deze beeldjes werden ook bijgezet bij een dode om zo in het hiernamaals als beschermer te kunnen blijven dienen.
Ook dit bovenste deel van een zogenaamde stèle, een stenen beeld waarop een tekst en/of afbeelding is uitgehouwen, stamt uit deze tijd. Op het onderste deel van dit beeld, hier slechts voor een fractie afgebeeld, staat een toelichtende tekst . We zien feitelijk koning Aspelta rechts van een offertafel. Aan die offertafel zit Osiris, de god van het dodenrijk. Links van Osiris staat zijn vrouw Isis en helemaal links Anubis met de hondenkop die de doden naar het dodenrijk begeleidt.
Dit gouden borstsieraad van omstreeks 530 voor Christus stelt Isis voor. In haar uitgestrekte armen zien we een zeil en het Ankh symbool, samen staat dat voor de adem van het leven. Het sieraad werd vastgenaaid aan de omwindselen van een koningsmummie.
In het derde en laatste deel van de expositie staat Meroë centraal. Die Nubische stad aan de Nijl, iets ten noorden van Khartoem, was tot 350 na Christus de hoofdstad van Koesj. Er werd gehandeld in goud, ijzer, ivoor, ebbenhout, olifanten en slaven. Er was veel contact met niet alleen Egypte, dat toen al een hele tijd onderdeel was van het Romeinse rijk, maar ook met andere Mediterraanse gebieden.
Deze relatie kunnen we terugzien als we kijken naar deze bronzen hanglamp, gemaakt omstreeks 150 na Christus. Dergelijke voorwerpen waren in die tijd algemeen in de gebieden rond de Middellandse zee. Maar het Meroïtische schrift op een embleem aan de bovenkant van de lamp wijst er op dat het in Nubië zelf is gemaakt.
De hele tentoonstelling is minder spectaculair dan die van het oude Iran die ik in het najaar zag. Maar het blijft indrukwekkend om aan de hand van originele voorwerpen, geplaatst in een toelichtende context, ondergedompeld te worden in een heel andere tijd. Tegenwoordig is Soedan een land met veel problemen. Er heerst een burgeroorlog en er is hongersnood. Toen was het een trots rijk, dat zelfs de veroveringsdrang van de Romeinen kon weerstaan. Deze tentoonstelling kan ik van harte aanbevelen!
Jona Lendering, die veel over de oudheid weet en van wie ik ooit een lezing mocht bijwonen schreef een aardig artikel over enkele andere stukken die te zien zijn in deze tentoonstelling.
https://mainzerbeobachter.com/2019/01/22/de-vijanden-van-nubie/
Pingback: De waakhonden van de hemel | De kwintencirkel
Pingback: Sequentia, muziek van de vroege middeleeuwen | De kwintencirkel