De Messa di Voce van Daan Manneke

In 2009 werd het festival ‘Daan Manneke 70 jaar’ gehouden in Breda. Toen werd er een boek gepresenteerd: ‘Daan Manneke, componist van de ruimte’. Rokus de Groot schreef in dat boek:
Wie Daan Manneke kent als componist, organist, dirigent, leraar, vriend, wordt getroffen door de gloed van zijn bezieldheid. Zijn doen en laten spiegelen zijn levensvisie. Voor hem bestaat er geen tegenstelling tussen spiritueel en materieel. Net als de soefi Inayat Khan vat hij materie op als het resultaat van vibraties van subtiel geluid, in een proces van condensatie van het spirituele.”
Ook kreeg Daan Manneke dat jaar de Oeuvreprijs van de gemeente Breda. In het juryrapport stond: “Manneke zorgt met zijn zoektocht naar een synthese tussen beheersing en impulsiviteit, tussen rationaliteit en emotie voor flamboyante en onvoorspelbare composities.”

Deze spirituele inslag zien we ook bij twee van zijn leermeesters: Ton de Leeuw en Olivier Messiaen. Messiaen was een zeer gelovig persoon en in veel van zijn composities is dat terug te horen. Verder was hij gebiologeerd door het geluid van vogels. ‘Materie is de vibratie van subtiel geluid’. Dingen zijn in een permanente staat van beweging maar ook stilstand. Deze toestand kun je bijvoorbeeld ervaren bij het eerste deel van “Quatuor pour le fin du temps’ van Messiaen. Er gebeurt veel en tegelijk niets. We ervaren in dat deel de vibraties van de ochtend van de laatste dag, voordat de wereld vergaat.

Dit statische en tegelijk beweeglijke vibreren zit ook in veel muziek van Daan Manneke. Luister je naar zijn Messa di Voce dan zijn er in harmonisch opzicht slechts kleine verschuivingen waarneembaar. Ook ritmisch of motivisch is er niet sprake van een ontwikkeling. Elk deel (Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus en Agnus Dei) heeft een iets andere klankkleur, maar de verschillen zijn niet groot. De delen gaan ook in elkaar over, alleen tussen de laatste twee delen zit een kleine pauze.

Het stuk is niet gemakkelijk om te zingen, het wemelt van de maatwisselingen die feitelijk niet als zodanig ervaren moeten worden. Net zoals je Gregoriaanse muziek niet in een maat kunt persen, zo is dat ook met deze misdelen niet mogelijk. Alles verloopt natuurlijk, maar je moet wel op elkaar en op de dirigent letten. De muziek is helemaal uitgeschreven. Ook melodisch lijkt het in eerste instantie moeilijk, maar de toonhoogtes keren terug en ondanks de vaak grote sprongen krijg je er door de herhaling vat op. Harmonisch is het geheel modaal te noemen, de samenklanken die slechts geleidelijk veranderen zijn vanuit die modaliteit in het algemeen consonant. Af en toe klinkt er een wat meer dissonante anticipatie.

Opvallend is ook dat de tekst nauwelijk in de muziek wordt uitgebeeld. Net zoals die tekst ook in het Gregoriaans bijna neutraal wordt gezongen. Hij sluit daarmee meer aan bij renaissancecomponisten die dat ook zo doen. Pas in de barok gaan de meeste componisten hier heel anders mee om. Het past bij de statische of vibrerende wereld die ik eerder beschreef. Desondanks hoor je een, soms subtiele,  relatie met de tekst.

Het Kyrie.
Vooral het woord “Kyrie” (Heer) en ook even “Christe”  worden benadrukt, meer dan het “eleison” (ontferm u over me). Zo is dit eerste heel korte deel vooral een soort aanhef, of titel. We horen over wie het gaat.

Het Gloria.
De woorden “Jesu Christe altissime” in het Gloria worden nadrukkelijk aangezet. Even verderop: “Tu solus Sánctus, Tu solus Dóminus, Tu solus altíssimus, Jesu Chríste”: elk slotwoord (zie accenten) wordt benadrukt door een uitschieter in de hoogte. Het einde van het Gloria springt er nog meer uit: het woord “Amen” klinkt als een triomfantelijke afsluiting.

Het Credo.
Tot aan de woorden “et incarnatus est” (hij is vlees geworden) wordt de tekst bijna steeds eenstemmig, enigszins reciterend in het ritme van de tekst zelf, gezongen. Maar bij “et incarnatus est” worden de lettergrepen langer gerekt en er wordt nu ook meerstemmig gezongen. Toch klinkt het ook nu absoluut niet dramatisch, er wordt hooguit wat meer aandacht aan deze woorden gegeven. Waar het “crucifixus est” (hij is gekruisigd) het dramatische hoogtepunt is in de Hohe Messe van Bach wordt deze tekst hier slechts reciterend gezongen, wel is er meer aandacht voor wat er na komt: “resurrexit est”. (Hij is verrezen). Dit is natuurlijk ook de kern van het Christelijke geloof zoals dat in de Paasrijd wordt gevierd. Om het er nog meer uit te laten komen wordt er enigszins gejaagd gezongen, terwijl het er na komende tekstdeel weer heel rustig en zachter klinkt. Ook bij het laatste tekstdeel springt bijna niets eruit. Wel opvallend is hoe de woorden “et expecto” (we zien uit naar) apart worden gezet.

Het Sanctus.
Niets van de vreugde-uitingen die je vaak hoort bij het Sanctus (Hij is heilig). Alles klinkt heel ingetogen. Mij vallen daarna vooral de dalende lijnen op bij het tweede deel, het “Benedictus”. (Hij is gezegend). Deze dalende lijnen stralen een soort zachtmoedigheid uit.

Agnus Dei.
Dit slotdeel over het lam Gods begint triest, alle woorden worden  langzaam gezongen, ook hier is er weer sprake van een dalende tendens. Na een klein instrumentaal intermezzo wordt  “miserere nobis” (heb medelijden met ons) herhaald met dezelfde treurige intentie. De woorden “Dona nobis pacem” (geef ons vrede)  worden heel langgerekt gezongen, dezelfde trieste sfeer blijft hangen. Hiermee is de mis afgesloten.

Hoe moet je hier nu naar luisteren? Ik denk dat je de tekst helemaal vanuit je binnenste tot je moet nemen en dan moet proberen om de vibraties die de muziek er aan toevoegt te ervaren. Zoals je in een gebed heel lang in een contemplatieve sfeer kan worden opgenomen, in iets dat veel verder gaat dan de directe werkelijkheid. Tegelijk hoor je toch ook de intenties van de tekstdelen zoals ik ze hierboven beschreef.

Daan Manneke schreef drie versies van deze Mis, een voor kinderkoor die helemaal eenstemmig is, een voor vrouwenkoor en een voor gemengd koor. Allemaal met begeleiding van orgel. De zetting voor vrouwenkoor werd onlangs uitgevoerd in Gouda, in de Sint Janskerk. Daan Manneke was er zelf bij. (Er werden toen trouwens ook nog enkele orgelstukken van hem gespeeld.) Deze versie, gezongen door het Ars Musica meisjeskoor uit Gouda, kun je hieronder beluisteren. In plaats van een orgel horen we een drukwindharmonium. Marjon van der Linden dirigeert het koor, Gerben Budding bespeelt het harmonium.

Onbekend's avatar

About Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in muziek en getagd met , , , , , , . Maak de permalink favoriet.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.