De Frans-Duitse oorlog en de Commune van Parijs

De Frans-Duitse oorlog

Soms duurt een oorlog kort maar zijn de gevolgen aanzienlijk. Dat kun je in ieder geval zeggen van de Frans-Duitse oorlog die duurde van 19 juli 1870 tot 26 januari 1871. Dat is maar een half jaar. Hij berokkende heel wat leed, veel soldaten sneuvelden of raakten gewond. Maar door deze oorlog veranderde het versnipperde Duitsland in een keer in een natie. De meeste Duitse staten sloten zich namelijk bij elkaar aan om zo een eenheid te worden onder Bismarck. Tegelijk werd door deze oorlog het zaad voor de eerste wereldoorlog gezaaid. Frankrijk was gekrenkt, verloor de Elzas en moest zware herstelbetalingen doen. Een ander gevolg was het feit dat er een staatsgreep in Parijs werd gepleegd. Deze stad gaf zich niet over en er werd intussen een soort coup gepleegd: gedurende twee maanden kwam er een extreem links bestuur aan de macht. Friedrich Engels memoreert aan de Commune van Parijs, al vlak nadat deze had plaats gevonden. Zo was deze Commune een voorbeeld voor latere staatsgrepen zoals die in Rusland, Cambodja en China.

Deze oorlog kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Ook niet de revolutionaire oprichting van de Commune van Parijs in 1871. We gaan even ruim 20 jaar terug in de tijd. In 1848 heerste er op veel plaatsen in Europa een revolutiekoorts. In Frankrijk was de censuur sterk en de rechten van de arbeiders waren klein. Dat leidde tot grote opstanden en de val van de regering, Napoleon III kwam aan de macht en de censuur werd opgeheven. Maar de blijdschap was niet van lange duur. Frankrijk bleek al snel diep verdeeld. Enerzijds had je de katholieke en conservatieve bevolking van het Franse platteland, anderzijds de meer republikeinse en radicale bevolking uit Parijs, Marseille, Lyon en nog een paar andere steden. Veel Parijzenaren, vooral arbeiders en mensen uit de lagere middenklasse, steunden een democratische republiek. Een specifieke eis was dat Parijs zich zelf zou besturen met zijn eigen gekozen gemeenteraad (Commune), iets wat kleinere Franse steden al hadden, maar in Parijs werd dat door de nationale regering geweigerd. Socialistische bewegingen, zoals de Eerste Internationale, hadden aan invloed gewonnen met honderden verenigingen die ermee verbonden waren verspreid over Frankrijk. Begin 1867 probeerden Parijse werkgevers van bronswerkers hun arbeiders uit die verenigingen weg te werken. Dit werd tegengehouden door een staking georganiseerd door de Internationale. De Duitse militaire attaché, Alfred von Waldersee, noteerde in zijn dagboek in februari: “Elke nacht worden her en der barricades opgeworpen, grotendeels gemaakt van ongebruikte vervoermiddelen, vooral autobusjes, en wordt er af en toe zinloos geschoten.” De oorlog met Pruisen, begonnen door Napoleon III in juli 1870, werd aanvankelijk met patriottisch vuur ontvangen. Parijs was de traditionele thuisbasis van Franse radicale bewegingen. We kunnen zo rustig zeggen dat de basis van de oprichting van de revolutionaire Commune in 1871 al voor de Frans-Duitse oorlog was gelegd.

De aanleiding van de Frans-Duitse oorlog

De directe aanleiding van de Frans-Duitse oorlog was het Franse verzet tegen de bestijging van de troon van koninkrijk Spanje door een Duitse prins, Leopold van Hohenzollern. Als deze prins het koningschap van Spanje zou krijgen, zou Frankrijk geografisch ingesloten raken tussen twee staten waar Pruisische Hohenzollern het koningschap bekleedden, zowel in het zuiden als in het noordoosten. Frankrijk eiste daarom dat de Pruisische koning Wilhelm I zijn steun voor de Pruisische prins introk. Wilhelm I ging akkoord. Korte tijd later stuurde Napoleon III de Franse ambassadeur in Pruisen, graaf Benedetti, naar Wilhelm I om te eisen dat de Pruisische prins zich niet alleen nu, maar ook in de toekomst nooit meer kandidaat zou stellen voor de Spaanse troon. Wilhelm I vond dat hij de Fransen al genoeg tegemoet was gekomen en weigerde ditmaal. Hij verbleef op dat moment in Bad Ems en stuurde de tekst van zijn weigering om voor het gezag van Napoleon te buigen op 13 juli 1870 in een telegram op naar zijn kanselier Otto von Bismarck. Dit telegram staat bekend als de Emser Depesche. Bismarck zag direct de mogelijkheid om met dit telegram een oorlog met Frankrijk uit te lokken en alle Duitse staten achter Pruisen te verenigen. Hij verspreidde vervolgens een verkorte versie aan de internationale pers en de rest ging vanzelf. De door bewuste verkorting ontstane stugge toon provoceerde de publieke opinie en het parlement van Frankrijk. Vijf dagen later, op 19 juli 1870, verklaarde het beledigde Frankrijk aan Pruisen de oorlog.

Het verloop van de oorlog

De oorlog verliep desastreus voor Frankrijk. Door de valse verwachting dat de Zuid-Duitse staten het Pruisische oorlogsavontuur niet zouden willen meemaken, paaide Frankrijk hen met economische en politieke steun. De Zuid-Duitse staten sloten zich onder druk van hun publieke opinies echter juist aan bij Pruisen; Pruisen was immers een Duitse “broederstaat” en de Fransen hadden zich met hun eerdere beleid in Europa en de Napoleontische Oorlogen niet populair gemaakt. De Fransen hoopten verder Denemarken en Oostenrijk te porren zich aan de Franse zijde aan te sluiten voor een revanche voor hun eerdere nederlagen tegen Pruisen. Oostenrijk wilde echter alleen meedoen als de Zuid-Duitse staten zich ook aan Franse zijde zouden scharen, wat ze niet deden. Zonder Oostenrijk en deze staten wilde ook Denemarken niet meedoen. Frankrijk kwam hierdoor alleen te staan tegenover Pruisen en de Noord-Duitse Bond, Baden, Württemberg, Beieren en Hessen.

De strijd om Parijs

Na diverse veldslagen die bijna steeds door de Duitsers werden gewonnen trokken deze naar Parijs. In de stad ontstond onderlinge verdeeldheid over hoe te reageren. Naarmate de Duitsers de stad omsingelden, zagen radicale groepen dat er te weinig soldaten waren om zichzelf goed te kunnen verdedigen, en kwamen de eerste demonstraties tegen het ministerie van defensie. Op 19 september marcheerden Nationale Garde-eenheden uit de belangrijkste arbeiderswijken naar het centrum van de stad en eisten dat een nieuw bestuur, een Commune, werd gekozen. Ze werden tegen gehouden door leger-eenheden die loyaal bleven aan het “Gouvernement de Défense National”, en de demonstranten werden uiteindelijk zonder bloedvergieten uiteengejaagd.

Op 20 september 1870 had het Duitse keizerlijke leger Parijs volledig omsingeld en lagen de kampementen op slechts 2 km van de Franse linies. Het reguliere Franse leger in Parijs, onder bevel van generaal Trochu, telde slechts 50.000 professionele soldaten; de meerderheid van de soldaten van het reguliere leger van Frankrijk was krijgsgevangene gemaakt of gevangen in Metz, omsingeld door de Duitsers. Dit leger werd gesteund door ongeveer 5.000 brandweerlieden, 3.000 gendarmes en 15.000 zeelieden. En dit reguliere leger werd ook gesteund door de Garde Mobile, bestaande uit nieuwe recruten met weinig training of ervaring. 17.000 van hen waren Parijzenaar, en 73.000 uit de provincies. Deze omvatten twintig bataljons mannen uit Bretagne, die weinig Frans spraken. Het grootste was de Nationale Garde, met ongeveer 300.000 man. Maar ook de leden hiervan hadden weinig training of ervaring. Ze waren georganiseerd per wijken. Die uit de hogere en middenklasse-arrondissementen steunden over het algemeen de nationale regering, terwijl die uit de arbeiderswijken veel radicaler waren. De telegrafielijn die Parijs met de rest van Frankrijk verbond, was door de Duitsers op 27 september doorgeknipt. Op 6 oktober vertrok minister van Defensie Léon Gambetta de stad per luchtballon om een nationale opstand tegen de Duitsers te organiseren. Op 28 oktober kwam het bericht in Parijs dat de 160.000 soldaten van het Franse leger in Metz, dat sinds augustus door de Duitsers was omsingeld, zich hadden overgegeven. Hetzelfde bericht bereikte Parijs op dezelfde dag van het falen van een andere poging van het Franse leger om de belegering van Parijs bij Le Bourget te doorbreken, met zware verliezen. Op 31 oktober riepen de leiders van de opstandige groepen in Parijs nieuwe demonstraties uit bij het Hôtel de Ville tegen generaal Trochu en de regering. Vijftienduizend demonstranten, sommigen gewapend, verzamelden zich Voor het Hôtel de Ville bij hevige regenval, terwijl ze eisten dat Trochu zou aftreden en dat er een commune werd uitgeroepen. In september en oktober had Adolphe Thiers, de leider van de conservatieve fractie van de Nationale Vergadering, door geheel Europa getrokken, met buitenlandse ministers van Groot-Brittannië, Rusland en Oostenrijk-Hongarije gesproken, en vastgesteld dat geen van hen Frankrijk tegen de Duitsers zou steunen. Hij rapporteerde aan de regering dat er geen alternatief was dan te onderhandelen over een wapenstilstand. Hij reisde naar het door de Duitsers bezette Tours en ontmoette op 1 november Otto von Bismarck. De Duitse kanselier eiste de overdracht van de Elzas en delen van Lotharingen en enorme herstelbetalingen. De Fransen besloten daarop dan toch maar door te vechten. Tussen 11 en 19 januari 1871 werden de Franse legers op vier fronten verslagen en worstelde Parijs met een steeds erger wordende hongersnood. Generaal Trochu ontving berichten van de prefect van Parijs dat de onrust tegen de regering en de militaire leiders toenam bij politieke bijeenkomsten en in de Nationale Garde van de arbeiderswijken.

Frankrijk geeft zich over maar Parijs niet

Op 26 januari tekende de Franse regering dan toch nog eindelijk een wapenstilstand, met speciale voorwaarden voor Parijs. De stad zou niet door de Duitsers worden bezet. Reguliere soldaten zouden hun wapens overgeven, maar niet in gevangenschap worden genomen. Parijs zou een schadevergoeding van 200 miljoen francs betalen. Op verzoek van Jules Favre stemde Bismarck ermee in om de Nationale Garde niet te ontwapenen, zodat orde in de stad behouden kon blijven. De Franse regering gaf zich over, maar Parijs deed niet mee. In februari, terwijl er in Bordeaux een nieuwe nationale regering werd gevormd, werd in Parijs een rivaliserend bestuur georganiseerd: de Commune, die hierbij officieel was opgericht. De Nationale Garde in Parijs had zich niet ontwapend volgens het wapenstilstandsakkoord en had op papier 260 bataljons van elk 1.500 man, een totaal van 390.000 man. Tussen 15 en 24 februari begonnen ongeveer 500 afgevaardigden, gekozen door de Nationale Garde, in Parijs bijeenkomsten te beleggen.

De Commune van Parijs

Op 18 maart bezette de Nationale Garde de kantoren die inmiddels door de regering waren verlaten. Ze namen snel de departementen van Financiën, Binnenlandse Zaken en Oorlog in bezit. Om acht uur ’s ochtends de volgende dag kwam de Centrale Commissie bijeen in het Hôtel de Ville. Tegen het einde van de dag kampeerden 20.000 nationale gardisten triomfantelijk op het plein voor het Hôtel de Ville, met tientallen kanonnen. Een rode vlag werd gehesen boven het gebouw. De Commune bestuurde Parijs twee maanden lang en promootte een beleid dat neigde naar een progressief, anti-religieus systeem, een eclectische mix van veel 19e-eeuwse stromingen. Tot deze beleidslijnen behoorden de scheiding van kerk en staat, zelftoezicht, de kwijtschelding van huur, de afschaffing van kinderarbeid en het recht van werknemers om een bedrijf over te nemen dat door de eigenaar verlaten was. De Commune sloot alle katholieke kerken en scholen in Parijs. Feministische, communistische, oud-revolutionaire sociaaldemocratie (een mengeling van reformisme en revoluties) en anarchistische stromingen, naast andere socialistische types, speelden een belangrijke rol in de Commune.

Einde van de Commune

Amper 2 maanden na de oprichting van deze Commune kwam het nationale Franse leger alweer orde op zaken stellen tijdens de “semaine sanglante”, “bloedige week” die begon op 21 mei 1871. Het leger arresteerde en executeerde naar schatting 10.000 tot 15.000 leden van de Commune. In haar laatste dagen executeerde de opstandige Commune zelf nog de aartsbisschop van Parijs, Georges Darboy, en ongeveer honderd gijzelaa­rs, grotendeels gendarmes en priesters. De Nationale strijdkrachten namen 43.522 leden van de Commune gevangen, waaronder 1.054 vrouwen. Meer dan de helft van de gevangenen had niet gevochten en werd onmiddellijk vrijgelaten. De Derde Republiek berechtte ongeveer 15.000 mensen, waarvan 13.500 schuldig werd bevonden, 95 ter dood werden veroordeeld, 251 tot dwangarbeid en 1.169 tot deportatie (voornamelijk naar Nieuw-Caledonië). Veel andere aanhangers van de Commune, waaronder verscheidene leiders, vluchtten naar het buitenland, vooral naar Engeland, België of Zwitserland. Alle gevangenen en ballingen kregen in 1880 gratie en konden naar huis terugkeren, waar sommigen politiek weer carrière maakten.

De gevolgen van de oorlog

Bijna had een kleine honderd jaar na de Franse Revolutie van 1789 Frankrijk opnieuw een revolutie meegemaakt. Nu een revolutie die vooral voortkwam uit de nood van de arbeiders, de industriële revolutie begon ook in Frankrijk negatieve sporen na te laten. Maar ook de voormalige ideeën van een anticlericale houding staken weer de kop op. Het was niet voor niets dat de aartsbisschop van Parijs nog op de laatste dag van het bestaan van “de Commune” werd geëxecuteerd. Wat voor gevolgen had deze tijd? Debatten over het beleid en het resultaat van de Commune hadden een significante invloed op de ideeën van Karl Marx en Friedrich Engels, die het regime in Parijs beschreven als het eerste voorbeeld van de dictatuur van het proletariaat. Frankrijk accepteerde het verlies van de Elzas. Maar er was nu wel een sterk anti-Duitse houding in Frankrijk ontstaan. De Fransen werden nationalistischer dan ooit. Waar op muziekgebied daarvoor de muziek van Beethoven en Wagner in hoog aanzien stonden, koos men nu bewust voor de muziek van bijvoorbeeld Debussy. Bismarck had eerst weinig geldelijke betalingen aan Frankrijk willen opleggen. Zijn belangrijkste doel, het verenigen van de Duitse staten tot een groot Duitsland was voor hem al genoeg. Maar zijn achterban eiste meer. Naast de annexatie van de Elzas eiste ze ook het betalen van een grote oorlogsschuld. Immers Frankrijk was de oorlog begonnen. En zo geschiedde ook. Beide beslissingen speelden een rol bij het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918 en maakten dat Frankrijk na afloop van die oorlog vergelijkbare eisen aan Duitsland stelde. De Elzas ging weer terug naar Frankrijk en Duitsland moest herstelbetalingen doen. En deze dingen speelden vervolgens een rol bij het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog….

Onbekend's avatar

About Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis en getagd met , , , . Maak de permalink favoriet.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.