De Grieken en Romeinen hadden een oppergod, Zeus alias Jupiter. Deze God was ook aan het firnament vertegenwoordigd. Het was na Venus de meest heldere planeet, maar Venus kon geen oppergod zijn. Venus was dan wel meer helder dan Jupiter, maar deze planeet was sterk aan de zon gebonden, ze was altijd ochtend- of avondster. Je kon deze planeet nooit midden in de nacht zien. Jupiter daarentegen maakte een geleidelijk rondje om de zon en controleerde met zijn sterke planetenglans systematisch het hele firnament. De aarde draait in één jaar om de zon, maar Jupiter draait in bijna 12 jaar om de zon. Jupiter heerst in een cyclus van 12 jaar.
Waar doet dat aan denken? Wel, aan de 12 chromatische tonen van de toonladder bijv., of aan de 12 maanden van het jaar. Of aan de kwintencirkel, de 12 kwinten die bijna 7 octaven zijn. Jupiter hoort naar mijn gevoel bij de kwint. De kwint heeft in de muziek meerdere eigenschappen. Als je vanuit een majeur toonsoort moduleert kom je meestal in een toonsoort terecht die een kwint hoger ligt. Dat was de standaard procedure zo’n beetje vanaf 1700-1850, ruwweg de classicistische periode. Daarvoor en daarna ook, maar vooral daarna wilden de componisten bewust het toonspectrum uitbreiden en anders, sneller, spannender moduleren. De meest natuurlijke nieuwe toonsoort is echter die van een kwint hoger.
Maar naast dat modulatie-aspect kennen we ook de zogenaamde cadens: een akkoord op de kwint van de toonsoort wil terugkeren naar het tonica-akkoord, (G wil naar C, Een authentieke cadens is iets dat met V-I eindigt.) Veralgemeniseerd: het klinkt heel natuurlijk als akkoorden via een dalende kwintbeweging elkaar opvolgen, de zogenaamde kwintval (bijv. E-A-D-G-C). In de jazz en popmuziek nog steeds een van de meest voorkomende akkoordprogressies. Deze twee richtingen van de kwint, stijgen bij modulaties en dalen bij cadens en kwintval, maken de kwint buitengewoon krachtig.
De kwintencirkel staat voor een architectonisch bouwwerk, en voor mij is feitelijk het idee van een compleet en samenhangend muziekstuk hetzelfde. Ik bedoel niet de samenhang die een tekst schept. Neem de tekst van de mis, zet die op muziek en je hebt een muziekstuk. De samenhang wordt dan evenwel vooral gemaakt door de tekst. Nee, ik wil het zo: neem een motief en werk dat uit tot een samenhangend instrumentaal muziekstuk van bijv. een half uur. Om dat te kunnen moet je bij mensen als Bach zijn (in zijn fuga’s bijvoorbeeld), maar nog meer bij Beethoven. Hij is de meesterarchitect van de componisten, hij kiest een bouwsteentje en daar komt alles uit voort. Je kunt al zijn symfonieën, concerten, kamermuziek op die manier analyseren en staat telkens weer versteld hoe buitengewoon hecht al deze composities in elkaar zitten. Niet iedereen ervaart dat even sterk, je moet je zelf niet teveel laten meeslepen door details. Het vergt ook een bepaalde luisterhouding, die hoort bij een bepaalde geesteshouding. De Jupiterhouding zou ik willen zeggen. Tot in zijn late strijkkwartetten blijft Beethoven in de kern trouw aan dit principe, maar de architectuur verandert met de jaren, wordt grilliger, wordt spannender zo je wilt. Maar het gebouw stort nooit in elkaar, het staat als een huis. Elke sonatevorm is herkenbaar, maar nooit hetzelfde.
Als voorbeeld een vroege pianosonate van Beethoven, een schoolvoorbeeld van de klassieke sonatevorm. De sonatevorm berust op een aantal principes:
1. Tonale principe: Tegenstelling tussen hoofd-toonsoort en dominant-toonsoort
2. Afwisseling stabiel/instabiel: 1e thema (stabiel), overgangszin (instabiel), 2e thema (stabiel), doorwerking (instabiel).
3. Contrast tussen motieven, vooral hoofdmotief uit 1e thema en hoofdmotief uit 2e thema
In de hierna afgebeelde wavevorm zie je globaal het vorm-idee: Expositie, herhaling expositie, doorwerking, reprise. Je ziet gelijk ook waar de architect het bouwwerk aanpast, in de reprise is het tweede thema bijv. veel langer en eindigt nog met een uitbundig slot welk in de expositie ontbreekt.
Jupiter of zijn Griekse evenknie Zeus wordt vaak afgebeeld met een scepter, een offerschaal, een adelaar, een bliksemschicht en een wereldbol. Als een adelaar overziet Jupiter het hele bouwwerk van de wereld waar hij met een scepter over heerst, maar een en ander gaat met spanning en strijd gepaard (offerschaal en bliksemschicht). De bouwwerken van Beethoven zijn machtig maar ook spannend en niet makkelijk tot stand gekomen, als we de biografieën van deze kunstenaar mogen geloven…
Misschien zijn er mensen die mijn columns over getallen, planeten en muziek een beetje vergezocht vinden. Maar het idee is niet nieuw. Alleen ik probeer vooral ook de “werking” van de muziek als uitgangspunt te nemen. Bij mijn muziektheorielessen met betrekking tot analyse van de muziek staat altijd de werking van muziek centraal. De historische wetenschappers haalden de muziek er zijdelings bij en dan nog voornamelijk als natuurkundig verschijnsel. Het basisidee komt van Pythagoras. Hij werd geboren op Samos, een van de toen welvarende Griekse eilanden in de Egeïsche Zee. Hij kreeg er van jongs af aan een goede opvoeding en opleiding. Volgens de overlevering heeft hij veel reizen gemaakt naar Egypte en Mesopotamië, waar hij gestudeerd zou hebben onder plaatselijke priesters. Hij streefde harmonie en reinheid van de ziel na, wat volgens hem bevorderd kon worden door onder andere de kennis van getalsverhoudingen. Deze verhoudingen beheersen volgens zijn leer het heelal, zoals ze bijvoorbeeld ook terug te vinden zijn in de muziek. Pythagoras ontdekte ook de muzikale boventonenreeks met de verhoudingen van diverse intervallen, door een gespannen snaar op verschillende punten af te klemmen. (Wikipedia) Hij was een zeer geoefend lierspeler. Zoals elk bewegend lichaam een geruis veroorzaakt dat van zijn grootte en de snelheid van zijn beweging afhangt, zo ontlokken ook de hemellichamen bij het doorlopen van hun baan aan de ruimte een ononderbroken doorklinkende, en daarom door ons niet waargenomen ‘harmonie der sferen’, dat wil zeggen een naar de verhouding der intervallen geordende samenklank. Dit idee vond zeer lang navolging. Zelfs een wetenschapper als Kepler was van het basisidee overtuigd, hij heeft er een boek over geschreven. In 1594 werd Johannes Kepler wiskundeleraar aan de protestantse hogeschool in Graz. 19 juli 1595 behandelde Kepler in een wiskundeles een gecompliceerde meetkundige figuur die bestond uit een cirkel met zo genaamde roterende ingeschreven gelijkzijdige driehoeken. Hij besprak aan de hand van deze figuur conjuncties van de planeten. Hij ziet dat de verhouding tussen twee cirkels dezelfde is als die tussen de omloopbanen van Saturnus en Jupiter. Ineens, zo bericht hijzelf in zijn Mysterium cosmograficum, komt de gedachte bij hem op dat alle verhoudingen van de omloopbanen van de planeten uit te drukken moeten zijn in meetkundige figuren. (Wikipedia over Kepler)
Een jaar of 5 geleden bezocht ik de antiquarische beurs in de St. Jan van Maastricht die daar meestal parallel aan de Tefaf wordt gehouden. Ik trof bij een verkoper een 15e eeuws handgeschreven (gekopieerd) boek wat helemaal hier over ging. Van de verkoper mocht ik er, gezeten in een stoel (het boek was uitermate zwaar) door heen bladeren, wat ik compleet euforisch een half uur lang heb zitten doen. Voor 70.000 Euro mocht ik het meenemen… Er viel over de prijs nog te praten… Ik genoot niet alleen van de inhoud maar had een ontroerende ervaring plotseling heel dicht bij die tijd te zijn en de liefde te voelen van de persoon die hier maanden mee bezig geweest was om de tekst maar vooral ook de prachtige afbeeldingen te kopiëren.
LikeLike
Pingback: Het mystieke van geluid en muziek | De kwintencirkel