Retorica is de leer van de redenaarskunst. Cicero wist zijn gehoor in te pakken, net als Barack Obama.
Barack Obama wist hoe hij zijn publiek kon inpakken, zoals we kunnen zien in deze video. Daar moet je een bepaalde persoonlijkheid voor hebben, maar je kunt ook veel dingen leren. Cicero, de eerste en misschien wel meest beroemde redenaar ooit schreef over die kunst al boeken. En die boeken bleven een inspiratiebron voor latere generaties. Als advocaat moet je niet alleen de rechtsregels kennen maar je moet ook een gloedvol betoog kunnen houden. En de dominee of de pastoor moet zijn gemeente of parochie met een goed gevoel naar huis kunnen sturen, zo van: ‘we gaan er weer een weekje tegen aan’. Hoe ziet zo´n redevoering er dan uit, en wat moet je doen om hem uiteindelijk over het voetlicht te kunnen brengen? De regels in de boeken over retorica zeggen er dit over:
- Je bedenkt eerst: ‘waar wil ik het over hebben. Welke argumenten en beelden kan ik hierbij gebruiken?’
- Dan denk je na over de volgende stap: ‘hoe wil ik beginnen, hoe zorg ik dat mijn toehoorders gelijk aan mijn lippen hangen’.
- Het betoog zelf moet logisch en duidelijk in elkaar steken. Dat is dus de vervolgstap: je vertelt helder waar het om gaat.
- Daarna ga je je stellingen beargumenteren, tegenargumenten verzinnen, deze weer weerleggen. Je suggereert kennis en wijsheid door het gebruik van moeilijke termen en het gebruik van citaten van beroemdheden. Dat alles doe je in een bewuste opbouw waarbij je door allerlei middelen de toeschouwers er bij weet te houden. Je gebruikt daarvoor talloze stijlfiguren als medeklinker-rijm, stretto effecten (versnellen en toename in dynamiek) naast het bewuste gebruik maken van pauzes. Heel belangrijk: werk ook op de emotie van de toehoorder.
- Als je alles hebt duidelijk gemaakt vat je het nog een keer samen.
- Tot slot stuur je de mensen naar huis, maar niet na na ze eerst nog een keer stevig opgezweept te hebben in een aangrijpend slot.
- Als dat allemaal op papier staat ga je oefenen om het zo goed mogelijk voor te dragen. Je gebruikt rusten waar nodig, je vertraagt en versnelt. Je gaat zachter spreken of juist harder.
- Weet je hoe het betoog uiteindelijk moet klinken, dan ga je het van buiten leren.
Dat zijn allemaal dingen die je leert bij de lessen retorica en die je vooral als je rechten of theologie studeert, of wanneer je een politieke carriëre gaat volgen, tijdens je latere werk van pas zullen komen. Pakweg tussen 1500 en 1800 leerde je dat al op de twee hoogste klassen van de Latijnse school, ook als je daarna niet naar de universiteit ging. Dus ook componisten als Monteverdi, Sweelinck of Bach leerden dit. En er waren vanaf ongeveer 1600 boeken waarin beschreven werd hoe je de retorica in de muziek kon toepassen, welke stijlmiddelen er daar allemaal waren. Zeker tussen 1600 en 1800 waren de meeste componisten zich hiervan bewust. En des te meer wanneer ze met hun muziek iets wilden vertellen. De cantates van Bach zijn als de preken van een goede dominee: ze hebben een zorgvuldige opbouw en de teksten zijn ook muzikaal gezien retorisch uitgewerkt. Een eerste schitterend voorbeeld in de muziekgeschiedenis vormen de Mariavespers van Monteverdi. Monteverdi solliciteerde met dit werk naar een baan aan het pauselijk hof in Rome en liet zien wat de kracht van muziek kon zijn als je de heilsboodschap wilde uitdragen. Hij deed dat op een manier die daarna bijna nooit meer is geëvenaard. In de baroktijd, maar vooral in de klassieke tijd ging men deze retorische principes ook toepassen in puur instrumentale muziek. Er kwam instrumentale muziek, niet bedoeld als achtergrond, maar muziek die geschreven was om naar te luisteren, alsof je naar een preek luisterde. En de componisten hadden enkele middelen om de aandacht te trekken. Virtuositeit! Dat speelde vooral een rol als er een of meer solo-instrumenten gebruikt werden. Maar ook werd het gebruikelijk om de mensen te laten luisteren naar een min of meer abstract muzikaal verhaal waar de spanningsopbouw geheel in de muziek zelf werd uitgebeeld. Mozart deed het, luister maar eens naar de ouverture Don Giovanni. De opera is nog niet begonnen maar je hebt al een compleet drama gehoord. Bij de instrumentale muziek van Beethoven werd het bijna een vanzelfsprekendheid. Het sterkst voel je dat bij de instrumentale delen die in de sonatevorm waren geschreven, vaak de eerste delen van piano- of andersoortige sonate’s, van strijkkwartetten, van symfonieën enz. Ook natuurlijk bij sommige toneelmuziek, zoals die van de ouverture Egmont, waar je in het kort in de muziek het dramatische verhaal van het leven van de heren van Egmont en van Horn hoort, tot en met hun onthoofding op de markt van Brussel. En dit alles puur instrumentaal. De componisten ontwikkelden ongekende middelen om sfeer te maken, spanning op te bouwen, deze vast te houden en je naar huis te sturen met een gevoel van: ‘geweldig!’
De stijlfiguren die in teksten uit die tijd werden gebruikt, daar is veel over bekend. Je kunt gedichten uit de zeventiende eeuw helemaal op basis daarvan analyseren. Bij muziek ligt dat wat moeilijker, het is lang niet altijd even duidelijk in hoeverre retorica bij bepaalde composities een belangrijke rol heeft gespeeld. In enkele andere blogs vertel ik iets over de retorica bij een van de onderdelen van de Mariavespers van Monteverdi. Ook wil ik een deel van een strijkkwartet van Beethoven op retorische aspecten analyseren. En ik wil laten zien hoe de amateur-componist Constantijn Huygens, die in zijn gedichten voortdurend retorische principes hanteerde, dat ook deed in zijn composities.
Hieronder een link naar een kleine powerpoint over retorica die ik ooit maakte en een link naar de retorica in een preek van een Augustijnse monnik eind 17e eeuw.
Pingback: De retoriek in de Mariavespers van Monteverdi | Pieter Simons column
Pingback: Retorica in de muziek van Constantijn Huygens | Pieter Simons column