Ik was vrijdag om 5 uur bij een Mis. Een mis waarin geen preek, geen collecte, geen consecratie en waarin ook geen communie was. Het was een mis die helemaal gezongen werd, hij was opgebouwd rond de hoofdbestanddelen Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus/Benedictus en Agnus Dei. En daarvoor en er omheen waren er inclusief toegift nog 8 stukken, 13 in totaal dus. Religieuze muziek die geschreven is in de middeleeuwen, in de renaissance en in de moderne tijd. Alles was puur vocaal zonder enige begeleiding. Ik luisterde naar de vijf heren van Amarcord. Bijna elk stuk in die namiddag klonk even mooi. Het was een prachtige Mis, in de natuurlijke ambiance van de OLV-basiliek. En wat een mooie keuze van stukken:
Thomas Tallis – Te lucis ante terminum
Guillaume de Machaut – Kyrie uit ‘La Messe de Nostre Dame’
Sidney Marquez Boquiren – Gloria
Gregoriaans – Liberasti nos uit ‘Moosburger Graduale’
Orlando di Lasso – Litaniae Beatae Mariae Virginis a 4
Francis Poulenc – Quatre petites prières de Saint Francois d’Assise
Johannes Ockeghem – Credo a 5
Gregoriaans – O Crux splendidior
William Byrd – Sanctus uit ‘Mass for Five Voices’
John Tavener – The Lamb
Gregoriaans – De profundis uit ‘Moosburger Graduale’
Marcus Ludwig – Tenebrae uit ‘Drei Gedichte von Paul Celan’
Als toegift klonk: “OtЧe Иaш (Onze vader) van Nikolaj Nikolajewitsch Kedrow
Al deze stukken staan ook op een CD. De CD heet “Tenebrae” , genoemd naar het stuk van Marcus Ludwig. Op deze CD staan naast deze 13 stukken nog 8 andere stukken, de Mis is daar dan als het ware nog uitgebreider. Bij het programma in Maastricht ontbrak bijvoorbeeld het Agnus Dei uit een manuscript uit 1410. Wel hoorden we een ander Agnus, “the lamb” van John Tavener. Behalve alle teksten staan in het CD-boekje mooie toelichtingen.
Welk stuk vond ik nu echt het mooiste? Het was zo verschillend allemaal. Misschien wel het Credo van Ockeghem, of het kwetsbare “the Lamb” van Tavener, of het indringende “Tenebrae” van Marcus Ludwig?
Nee, ik heb gekozen voor het Gloria van de Filippijnse componist Sidney Marquez Boquiren. De zangers van Amarcord hebben hem tijdens een tournee in Amerika leren kennen. Hij schreef voor hen een stuk waarin vooral ook de lengte van de adem van de mens, in dit geval van geschoolde zangers, een van de parameters is. Het werd in de OLV-basiliek gezongen terwijl de uitvoerenden in een cirkel stonden waardoor ze elkaar goed konden zien en horen. Ze probeerden af en toe samen de klank als het ware als een lichtstraal de hoogte in te sturen. Het enige tekstdeel van het Gloria dat gebruikt werd was de beginzin: Gloria in Excelsis Deo: Eer zij God in den Hoge. Gloria-eer, is vanaf de baroktijd een uitbundig woord, het hele gloria is dan ook meestal een uitbundige lofzang. Bij Boquiren horen we eerst inderdaad nadrukkelijk en uitbundig het woord “gloria”, maar daarna horen we vooral “de eeuwigheid”. Niet zozeer wat mij betreft “in den hoge”, maar vooral een heel wijds, ruimtelijk, niet aards en bijna eeuwig eerbetoon. Het stuk eindigt heel mooi verstild, het verstomt in de ruimte.
Voor de mensen met een muziek-achtergrond: ik heb het stuk auditief geanalyseerd en deze analyse staat hier onder, cursief weergegeven. Sla het rustig over!
Wat voor samenklanken hoor je en is er sprake van een toonsoort? Toen ik nog les gaf in muziektheorie aan het conservatorium liet ik mijn leerlingen experimenteren met samenklanken en toonladders om ze vertrouwd te laten raken met een meer modern idioom. Een van de oefeningen was dat ik ze een zes of zeventonige toonladder liet verzinnen. Daarmee gingen ze componeren. In het hele stuk mocht uitsluitend gebruik worden gemaakt van die tonen, zowel in melodisch opzicht, maar ook in harmonisch opzicht: alle zeven tonen mochten eventueel zelfs allemaal tegelijk als samenklank gebruikt worden. Het blijkt dat je dan vanzelf die drie-, vier-, vijf-, zes- of zevenstemmige samenklanken gaat accepteren als een logische eenheid. Er gebeurt relatief weinig door die beperking, maar je kunt gebruik maken van registers, je kunt samenklanken verleggen, je kunt ze uitdunnen enz. En verder kun je vooral ook muziek maken met melodie en ritme. Het samenklank idioom vormt door zijn beperking een gewaarborgde eenheid. Of de muziek verder interessant is wordt bepaald door hoe je er verder mee om gaat. Het lijkt wel of Sidney Marquez Boquiren deze opdracht, die ik indertijd aan mijn studenten gaf, op zijn manier heeft uitgewerkt. Hij gebruikt, op één uitzondering na, helemaal op het einde van het stuk, uitsluitend de 7 tonen van de oorspronkelijke mineurtoonladder van A.
Gloria. De eerste drie en een halve minuut horen we alleen het woord “gloria”, “eer”. Het stuk begint met een grote drieklank van F, FAC, maar tegen de C klinkt een snerpende B. Een grote drieklank met een scherp randje dus. De A in deze drieklank blijft de basis, deze blijft namelijk voortdurend als een lange toon doorklinken en wordt zo tot een basistoon. In de loop van de eerste minuut komen er nog meer “witte toetsen” bij: eerst de G in een dalend loopje AGF, dan AEG waarbij de E en de G samen met de A en C blijven doorklinken. Dan wordt de laagste toon een D: DEGA. Het loopje AGFE, een dalend motiefje is de voorbode van nu een aantal snelle motiefjes van achtste noten, nog steeds wordt uitsluitend het woord Gloria gezongen. Elk motiefje heeft twee noten en twee lettergrepen: Glo-rja, Glo-rja enz. Alleen de noten D, E, F en G worden gebruikt, met daarbij telkens de lange toon A. Het geheel wordt opeens veel zachter, korte motiefjes met dit materiaal, dan een langer motief, bijna een melodie: ABCDE, de laatste E echter een octaaf lager. Met dit idee wordt gespeeld: BCDEF, nu de laatste twéé tonen een octaaf lager. Nog even gaat hij met iets dergelijks door.
In excelsis. Op 3:30 minuut horen we voor het eerst de tekst “in excelsis”: GA C—–B. “Cel” van” Excelsis” is de hoge C die langgerekt is en tegelijk is het de hoogste toon, een letterlijke tekstuitbeelding dus van “in den hoge”. Het register wordt hierna veel breder, er komen heel lage bastonen bij waardoor de hoogte van “excelsis” des te beter overkomt. De lange bourdontonen worden nu gevormd door een lage A met een kwint hoger een E, de andere heren zingen in motiefjes “Gloria in excelsis”, gebruik makend van nog steeds uitsluitend “witte toetsen”. Het woord “excelsis” wordt door de drie hoogste stemmen voortdurend in verschillende motiefjes herhaald, met steeds twee tonen op de lettergreep “cel”. Dit steeds zachter, er onder blijft de kwintenbourdon klinken.
Gloria in excelsis. Na twee keer nadrukkelijk “in excelsis, in excelsis” komt weer de langere tekst “gloria in excelsis”, waarbij de vijf zangers homoritmisch zingen, steeds vier-of vijfstemmige akkoorden met minstens een scherpe dissonant erin. Nog steeds uitsluitend tonen van de diatonische toonladder van A.
In excelsis Deo. Op 5:13 komt voor het eerst het woord “deo”, achter “in excelsis”: AAB—-FGA—A (In Ex-Cel—–Cihies De—O). Onmiddellijk daarna wordt het woord “deo” nog enkele keren herhaald. Nu werkt het stuk naar het einde toe.
Gloria. Zacht begint “Glo” eenstemmig op een lange A, er komt later een Hoge E bij, dan een D, opnieuw vanuit de kale A, nu ook nog een F en een G. Nog een keer opnieuw vanuit de A, maar nu komt er voor het eerst een echt nieuwe toon bij, een lage F# die zachtjes knerpt tegen de er boven liggende G. Dit akkoord werkt als een soort dominant, die heel sereen en superzacht de gezamenlijke A als slottoon voorbereidt.
Het hele concert, zonder toegift, is nog terug te beluisteren: ga naar https://www.nporadio4.nl/gids-gemist/2019-09-22
Het is het eerste deel van het avondconcert waarop nog twee andere concerten te horen zijn, alle drie zijn ze opgenomen tijdens het festival Musica Sacra.
Pingback: Musica Sacra | De kwintencirkel