Van de Franse organist Léon Boëlmann wordt tegenwoordig vooral de Suite Gotique nog gespeeld. Op Wikipedia lees je dat Boëlmann een vertegenwoordig is van Franse postromantiek. Wat is dat, Franse postromantiek?
Ik probeer dat een beetje te ontrafelen aan de hand van het derde deel van de Suite Gotique: Priëre à Notre Dame, gebed tot Maria. Ik denk dat we het vooral moeten zoeken in de manier waarop Boëlmann akkoorden gebruikt. De vorm van het stuk, de metriek en ook de ritmiek is erg traditioneel. We zien symmetrische voor-nazinnen in een driekwartsmaat. Maar de melodieën zijn in een kleurrijk akkoordenpalet gedompeld waar het stuk zijn grootste charme aan ontleend. Zo begint het met eerst een terts, dan een groot septiem en daarna een sext in de melodie boven een grote drieklank, prachtig! Maar we horen niet alleen mooie harmonische toevoegingen, het kleurenpalet maakt vooral ook gebruik van aparte akkoordwendingen. Ik probeer hier iets van uit te leggen.
Over het middendeel van deze Priëre zeg ik verder niets, maar ik laat hieronder wel zien wat er harmonisch gebeurt.:

Als je naar de muziek luistert, en vooral ook als je hem uitvoert moet je je voorstellen dat je in een kerk of in een kapel bent en je in gebed tot Maria richt. Je vraagt haar om hulp, maar het is geen indringende smeekbede. Iedere keer als de melodie omhoog gaat richt je je tot haar, en als de melodie daalt (dat gebeurt veel meer) denk je stil na over wat je haar vraagt. Vooral door de rijke akkoorden kun je je goed overgeven aan de serene stemming die bij dit gebed past.
Op youtube staan veel uitvoeringen van het stuk. De uitvoering van Cameron Carpenter is de meest romantische met veel afwisseling in de registraties maar met vooral ook veel vertragingen en versnellingen. Heel interessant en apart, maar voor mij is dit toch te veel van het goede. Ik vind van de uitvoeringen die ik beluisterd heb die van Gerben Budding op het Moreau orgel in de Sint Jan van Gouda de mooiste. De tempi zijn wat mij betreft precies goed, maar ook het registergebruik is erg mooi. Het stuk bestaat uit drie delen, je zou het ABA’ C AD kunnen noemen. ABA’ werkt als een soort expositie, C is een soort doorwerking, AD de reprise. Van C zie je hierboven de noten. Het eerste AB deel heb ik in het filmpje hierboven geanalyseerd. Gerben gebruikt bij de eerste AB dezelfde registratie als bij het A deel na de doorwerking. Het einde van de expositie, A’, geeft hij de zelfde registratie als Coda D. Je ervaart zo een vergelijkbare afronding bij de expositie ABA’ als bij de reprise AD. Ook C, de doorwerking, krijgt een aparte registratie en hier voegt hij af en toe kleine extra registraties in de loop van het deel toe om de spanningsopbouw die er door vooral de akkoorden ontstaat te ondersteunen. Niet alleen functioneel maar ook heel mooi.