Op onze camping Étang du Merle was geen winkel, je kon er alleen je brood bestellen. Wilde je iets anders, dan moest je naar de dichtstbijzijnde winkel zes km verderop. Die was in de plaats Saint-Saulge. We zijn er een keer heen gelopen door het bos en later kwamen we er nog enkele keren, toen met de auto. Overal in Saint-Saulge zie je op muren afbeeldingen van prenten, die gebaseerd zijn op legenden, de beroemde legenden van Saint-Saulge.

Het verhaal achter deze legenden wordt op een bordje uitgelegd met de volgende tekst:
Legenden zijn verhalen die beweren gedeeltelijk op echte feiten te zijn gebaseerd. Maar ze zijn in wezen het product van de verbeelding. Een van de legenden begint bijvoorbeeld zo: “Het voer is dit jaar zo schaars dat er niets verloren mag gaan, we gaan de koe van Benedictus op de kerk zetten om hem daar gras te laten grazen.”

In 1715 onthullen de memoires van Jérôme Deparis (parochiepriester van St. Saulge van 1710-1719) dat het prinses Marie de Nevers zou zijn geweest die aan het begin van de 17e eeuw een paar grappen zou hebben losgelaten die ongewild de basis werden van deze legenden. Anderen denken dat ze afkomstig zijn van Lazare Depardieu, de procureur van de koning, een slimme man. In dit gebied woonden veel vooraanstaande mensen, waaronder de bekendste: Jean Arnolet, de eerste regent van het College van Nevers, Jean de Laveyne, de stichter van de orde van de Zusters van Christelijke Liefde of Eduard Thiers, een glorieuze soldaat. Een van de meest authentieke legenden is die van ‘De koe die een brandweerman baarde, of ‘de vijver die we plantten’, of ‘de kerk die we met een wollen draad omver trokken’ enz. enz… Al deze legenden getuigen van de levendige en sprankelende geest van degenen die ze verzamelden, vertelden en verfraaiden, zelfs als sommigen ze alleen willen toeschrijven aan de naïviteit van de inwoners van Saint-Saulge. Ze zijn vereeuwigd op ansichtkaarten aan het begin van de twintigste eeuw en deze kaarten zijn zeer in trek bij verzamelaars.

Saint-Saulge was een ommuurde stad, die halverwege de negentiende eeuw zijn maximale grootte had: 2500 inwoners. Vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw is het inwoneraantal dramatisch gedaald, tot slechts 792 in 2019. Als je naar een stadsplattegrond kijkt van 1693 dan is er sindsdien niet veel veranderd. De hele binnenstad (feitelijk niet groter dan een klein dorp) is precies hetzelfde. Toen wij Saint-Saulge binnenliepen deden we dat door de voormalige noordelijke poort. Iets ten noorden daarvan was een wegvertakking, NNO naar Crux, NNW naar Préméry. Wij kwamen uit het NNW. Ook dit kun je nog duidelijk op de oude kaart terugvinden. Waar in 1693 de Rue du Commerce was is nu een Tabac en een winkeltje met snuisterijen. En ook een VVV-kantoor. Verder was er ook nog een restaurant en een immens groot gemeentehuis. (Wat doen ze daar toch altijd in die gemeentehuizen in Frankrijk…)

Al doorlopende kwam je al gauw bij de kerk, gewijd aan Saint-Saulge.


Deze kerk is in het begin van de zestiende eeuw gebouwd als vervanger van een oudere kerk die was gewijd aan St. Martin. Het meest opvallende in deze kerk zijn de zes grote renaissancevensters die werden gemaakt tussen 1546 en 1559. Ik zal twee van deze vensters een beetje toelichten.

Op een van die vensters zien we zowel Maria met kind als de droom van Karel de Grote. Links zien we de opdrachtgever, Jean Boulu, geknield voor zijn patroonheilige Johannes de Doper. Volgens een legende zou hij vergif hebben gedronken maar dat deerde hem niet, hij kwam vanzelf weer tot leven. Op het middelste deel zien we Maria met Jezus op schoot die een boek vasthoudt, de bijbel. Dit is gerelateerd aan die andere Johannes, de Evangelist, die aan het begin van zijn evangelie zegt: ‘Het woord is vlees geworden en is nu onder ons.’ Rechts zien we Karel de Grote die van zijn paard afstapt om de keel van een beer vast te grijpen. Dit had hij gedroomd en de droom werd rond 800 geïnterpreteerd door de bisschop van Nevers, Jerôme. Als dank liet Karel de Grote een grote kerk bouwen in Nevers. Boven aan het venster zien we de heilige drieëenheid.

Op een van de andere vensters zien we de annunciatie: de engel Gabriël bezoekt Maria en kondigt aan dat ze een zoon zal baren die genoemd zal worden ‘de zoon van de grote Mozes.’ Maria wordt bevrucht door de Heilige Geest die je ziet in de vorm van een duif.
De heilige Saulge komt niet uit die streek. Hij is afkomstig uit een adellijke familie van Umbrië , in Midden- Italië. Op de vlucht voor eerwraak kwam hij samen met zijn broer Saint Céneré in 649 in Maine aan, dat was in de tijd van de Merovingische koningen Clovis II en Clotaire III. Hij wilde daar boete doen, als kluizenaar te leven en preken tot de lokale bevolking. Er zou op de plaats van de kluizenaarswoning van de twee broers een bron zijn ontsprongen. Deze bron werd al snel vereerd en er ontstond een bedevaartsoord met een kapel “Oratorium van Saint-Céneré”. Dit was in de buurt van de huidige plaats Saulges, niet te verwarren met de plaats Saint-Saulge waar wij waren. In 680 stierf Saulge aan een ziekte. Zijn beenderen werden begraven in Angers maar later werden ze teruggegeven en geplaatst in de kerk van Saint-Céneré. Een reliekschrijn met een klein deel van zijn lichaam wordt nu tentoongesteld in het noordelijke transept van de kerk van Saint-Pierre de Saulges. Dat is dus een andere plaats dan die waar wij waren. Het bewuste kerkje in deze plaats met slechts ruim 300 inwoners dateert nog van de pre-romaanse tijd. Ik zou het graag een keer willen bezoeken…
Ten noorden van Saint-Saulge is er een uitgestrekt bosgebied. Ook onze camping lag in dat bosgebied. Op weg naar Saint-Saulge kwamen we alleen enkele houthakkers tegen. De rust en eenzaamheid, en ook de zuivere lucht zijn er buitengewoon weldadig.

Pingback: Nièvre, augustus 2022 | De kwintencirkel