Vlees

Wij zijn bang voor de dood. Wij mensen zijn dat meer dan vrijwel alle andere levende wezens denk ik. Veel natuurvolken kijken niet met angst naar de dood. Wel met respect. Ze doden een dier en danken zijn ziel voor het vlees dat het ons schenkt. Zo doen ze dat ook als ze een boom omhakken omdat ze hout nodig hebben. Ze doden en hakken niet meer als nodig. En blijven eerbied hebben voor al die zielen, de zielen van plant en dier. Ook houden ze contact met de ziel van hun eigen overledenen. Die is er nog.

Wat een groot contrast met hoe de mensen in het westen naar hun omgeving kijken. Een varken levert vlees maar we zullen het zelf niet slachten. Dat is zielig. Maar we kunnen misschien ons eiwit ook ergens anders vandaan halen, want als anderen zo’n beest slachten, het blijft toch best wel zielig eigenlijk. We kunnen sprinkhanen “telen” en opeten. Dat is niet zielig want sprinkhanen hebben vast geen ziel of bewustzijn, ze voelen niks denken we. Zo kunnen we ook massaal allerlei gewassen telen, uit de grond trekken en vervolgens opeten. Maar is een plant iets anders dan een dier? Ik denk van niet. Het is allemaal onderdeel van het leven. Het gaat om respect. Niet meer eten als dat je nodig hebt. Niks verspillen. Er is geen wezenlijk onderscheid tussen een plant en een dier.

Ik zag jaren geleden een reportage van een thuisslager. Hij slachtte nog op de ouderwetse manier, de dieren werden bij hem afgeleverd. Het zag er gezellig uit, hij woonde in een boerderij-achtig huisje met een schuur erbij, in een klein dorp. Het gezin bestond uit man en vrouw en naar ik me denk te herinneren drie kinderen van de basisschool leeftijd. Er werden een varken en een aantal biggetjes gebracht. De slager, ook zijn kinderen, hielden de schuurdeur open en parmantig hobbelden de dieren naar binnen. De slager keek er met vakman ogen naar en zag de mogelijkheden wat hij met de dieren kon doen. Van de biggetjes kon hij heerlijke boerenmetworst maken. Hij keek er bijna zo naar zoals een tijger zijn lippen aflikt bij het zien van een kudde antilopen. Aan de kinderen werd gevraagd wat zij er van vonden. “Nee, dat is niet zielig, echt niet.” Het kwam er zo oprecht uit. Ik begon er met andere ogen dan voorheen naar te kijken.

Mijn moeder wilde er als kind niet bij zijn als bij hen thuis een varken werd geslacht. Ik heb het ook nog meegemaakt. Elk jaar in de herfst werd er een varken geslacht, op het erf door een thuisslager. De weken erna werd er veel bloedworst en balkenbrij gegeten. Mijn moeder bleef binnenshuis. Zij kon ook geen mug dood slaan. Zij genoot van alles wat leefde, plant en dier.

Yuval Noah Harari vertelt in zijn boek “Homo Deus” op pagina 103:
“Theïstische religies als het bijbelse Christendom rechtvaardigden de landbouweconomie door middel van nieuwe kosmologische mythen. Animistische religies hadden het universum altijd afgeschilderd als één grote Chinese opera met een eindeloze cast van kleurrijke acteurs. Olifanten en eikenbomen, krokodillen en rivieren, bergen en kikkers, geesten en feeën, engelen en demonen- ze hadden allemaal een rol in de kosmische opera. Theïstische religies herschreven het script en veranderden het universum in een somber Ibsendrama met maar twee hoofdrolspelers: de mens en God. De engelen en demonen hadden de overgang op de een of andere manier nog overleefd en werden de boodschappers en de dienaren van de grote goden. Maar de rest van de animistische cast – alle dieren, planten en andere natuurverschijnselen – werden gedegradeerd tot zwijgende decorstukken.”
Op pagina 106:
“Andere religies, met name het jaïnisme, het boeddhisme en het hindoeïsme, tonen nog empathie voor dieren. Ze benadrukken de band tussen mensen en de rest van het ecosysteem en hun voornaamste ethische gebod is dat er geen levende wezens gedood mogen worden. Het bijbelse gebod ’Gij zult niet doden’ gold alleen voor mensen, maar het oude Indiase principe van  abimsa (geweldloosheid) gaat op voor alle wezens met een bewustzijn.”
Op pagina 107:
“In de afgelopen jaren zijn de jagers-verzamelaars van het Zuid-Indiase Nayaka-volk zich gaan bezig houden met agrarische praktijken als het hoeden van vee, het fokken van kippen en het telen van thee. Het is geen toeval dat ze ook een andere kijk hebben gekregen op dieren en dat ze compleet anders aan kijken tegen gedomesticeerde dieren en geteelde planten als tegen wilde dieren en wilde organismen. In de Nayaka-taal wordt een levend wezen met een unieke persoonlijkheid mansan genoemd. De Nayaka vertelden de antropoloog Danny Naveh dat alle olifanten mansan zijn. Wij leven in een woud, zij leven in een woud, wij zijn allemaal mansan, net als beren, herten en tijgers. En koeien? Koeien zijn anders Die moet je overal naar toe leiden. En kippen? Kippen zijn niets. Die zijn niet mansan. En de bomen in het woud? Ja, die leven zo lang. En theeplanten?  O, die plant ik om de theeblaadjes te verkopen, zodat ik in de winkel kan kopen wat ik nodig heb. Nee, die zijn niet mansan.”

Bij theïstische culturen werden dieren en planten steeds meer bezittingen, simpele eigendommen. En al snel werd een deel van de mensen ook gedegradeerd tot een ding, tot slaaf. Er ontstond een strikte hiërarchie. Rond het jaar duizend was het nog doodgewoon dat bisschoppen slaven kochten en verkochten. En nog steeds wordt een deel van de mensheid als niet veel meer dan een slaaf behandeld.

Ik heb ooit een documentaire gezien die ging over een Afrikaans volk, helaas weet ik niet meer om welk volk het ging. De leden van dat volk konden het zich niet voorstellen dat wij niet in een leven na de dood geloofden. Het was voor hun een net zo vanzelfsprekende realiteit als het eten van een kop soep. De stamleden hadden niet alleen een soort contact met elkaar zoals wij dat kennen, maar ze konden ook door in trance te geraken in contact komen met stamleden op afstand en ook met overleden stamleden. Het was doodnormaal. ‘Hebben jullie dat niet? Kennen jullie dat niet?’ Ze waren oprecht verbaasd. Dit alles was geen fake, maar levensecht. Ik geloofde het. Zoals ook mijn moeder contact had met haar vader, en zelfs met onze hond toen die dood was. Ze vertrouwde het mij toe. ‘Hebt u dat wel eens tegen anderen gezegd’,  vroeg ik haar? ‘Nee’, antwoordde ze me, ‘ze geloven me toch niet.’ Als er één mens slim, nuchter, maar ook doodeerlijk was dan was het mijn moeder wel. Ik geloofde haar. Rationeel omdat ik haar kende, maar ook puur intuïtief.

Waarom is er leven? Wat is leven? Wat was er voor het leven? Geen wetenschapper kan het vertellen. Ze weten alleen dat het leven ophoudt en dat er geen andere vorm van leven is als dat wat wij kennen. Natuurlijk kan ook het besef van een leven na de dood troost bieden. De onsterfelijkheidswens komt dan weer dichtbij. Maar de juiste spirituele reiziger zal daar niet mee bezig zijn. Die is met het hier en nu bezig. Hoe kan hij daar een positieve rol in spelen. Mijn vader was een en al goedheid. Hij geloofde niet in een leven na de dood. Maar hij was ook niet bang voor de dood. Hij is voor mij nog steeds een spiritueel voorbeeld. Hij was net als mijn moeder sober, verspilde niets. Bij het kopen van groenten zorgde mijn moeder ervoor dat alles in de loop van de week werd opgegeten, er werd nooit iets weggegooid. Ook restjes, daar werd bijvoorbeeld soep van gemaakt. Vlees werd er maar heel weinig gegeten. Het was te duur. Maar op zondag was er altijd een stukje vlees.

Jager verzamelaar zijn, dat is in Nederland niet mogelijk. Dus zoek je naar een acceptabele middenweg. Dat betekent voedsel kopen dat zo veel mogelijk biologisch is geteeld. Maar vooral ook: sober zijn, niet te veel kopen en niets weg gooien. Je kunt zo creatief omgaan met al het voedsel. Alles is altijd nog wel ergens bruikbaar voor. En in sommige seizoenen ben ik ook graag een beetje een jager verzamelaar. Dat vind ik een leuke rol: bramen, bosbessen, paardenbloemen of waterkers plukken, heerlijk! En wat maakt het de salades of de soep extra lekker. Met al dat biologische fruit maak je jams en vlaaien, lekkerder dan welke je waar dan ook kunt kopen. Maar voor de broodnodige eiwitten, en omdat het ook erg lekker is, eten we graag af en toe een lekker stukje vis of vlees. Tegelijk begrijp ik dat iedereen daar net als ik zijn eigen weg in zoekt.

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in filosofie, maatschappij en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op Vlees

  1. Henny zegt:

    Wat jouw moeder overkwam, beschrijft Douwe Draaisma heel exact in zijn meest recente boek: ‘De man die zijn hoofd verloor’. Ik geloof dat het ‘contact’ met overledenen door hem serieus genomen wordt. Maar hij verklaart het met de betiteling ‘rouw-fantomen’, geloof ik. De moeite waard om eens te lezen!

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.