De meeste filmmuziek wordt apart gecomponeerd voor de bijbehorende film. Maar er zijn ook cineasten die bestaande muziek gebruiken. Zoals de gebroeders Taviani in Padre Padrone indertijd het klarinetkwintet van Mozart gebruikten. Met Mozart kunnen ze elke willekeurige stemming die ze willen oproepen ook tevoorschijn toveren. Iets dergelijks zien we bij de film Amadeus. Het begin van de ouvertüre van Don Giovanni heeft een ongelooflijk effect bij het moment dat de grote onbekende (Salieri?) ’s avonds aan de deur staat om een requiem te bestellen bij Mozart.
Bij moderne dans wordt zeer veel gebruik gemaakt van klassieke muziek. Maar dans en muziek zijn normaal gesproken onafscheidelijk, je kunt muziek niet op een zelfde manier als in een film gebruiken, als louter sfeermaker. Dans vraagt om beweging in de muziek. En de sfeer van de muziek en de sfeer van de dans komen normaal gesproken overeen. Dat is tegenwoordig lang niet altijd meer zo. De choreografen van nu experimenteren met de verhouding tussen deze media. De beide werelden sluiten niet meer automatisch naadloos op elkaar aan. Als de muziek in een driekwartsmaat staat hoef je dat in de dans niet terug te zien.
Hoe ervaar je dat als kijker en luisteraar? Gisteren was ik in het Zuiderstrandtheater in Scheveningen bij drie stukken van het Nederlands Danstheater 2. De jonge generatie dansers, van wie een enkeling binnen enkele jaren mag doorstromen naar NDT 1, het hoofdgezelschap. Alles is van topniveau, ook hier.
Bij het eerste stuk van de choreograaf Johan Inger had ik in het programmaboekje gelezen dat Schuberts muziek voor hem ging over romantische relaties, waar de componist tot op zijn dood naar verlangde. Iets dergelijks wilde hij ook met zijn dans laten ervaren. Het stuk heet “One on One”, het onderzoekt hoe duetten en de evolutionaire stadia in de relaties die zij portretteren zich ontvouwen. Zou je de muziek weglaten en alleen naar de dans kijken, met een danskennersoog, en dat heb ik niet, dan zou je dat waarschijnlijk goed hebben kunnen ervaren. Maar de (live gespeelde) muziek stond voor mij bijna los van de dans, ik kreeg ze niet aan elkaar gekoppeld in mijn hersens. Ja inderdaad, Schubert was ook hier op en top romanticus, melancholicus. De bewegingen van de dansers waren voortdurend hoekig. De armen leken snelle vierkanten in de ruimte te maken, die voor mij vloekten met de meestal ronde muziek. Toch bleef ik geboeid. Door het decor. De vloer was bezaaid met een soort grijsachtig fijn piepschuim. Dansen door en over dat materiaal gaf het geheel een extra lading. Ook het licht was mooi, en het beeld van de dansgroeperingen was esthetisch aantrekkelijk. En de drie fragmenten waren knap aan elkaar gelast. Qua grote vorm waren muziek en dans dus wel een eenheid.
Hoe anders beleefde ik het tweede stuk, “sleight of hand”, van Sol Leon en Paul Lightfoot. Nu waren muziek en dans voor mij weer een volkomen eenheid. Je kon het geheel ervaren zonder dat je hersens gespleten gekweld werden. Het tweede deel uit de tweede symfonie van Philip Glass tovert een donkere spookachtige klank uit het orkest. Contrabassen en laag koper hebben een prominente rol. De acht dansers hadden een zwarte outfit en de belichting en decor gaven je het gevoel op een andere planeet terecht te zijn gekomen, spannend, onheilspellend. Een geweldige vondst was de voortdurende aanwezigheid van twee dansers als een soort reuzenpop in een processie in Baskenland. Alleen, ze bleven op hun plaats. Lange tijd waren ze ook versteend in een houding alsof ze onderweg waren. Op het hoogtepunt van de muziek van Glass gingen ze vervaarlijk zwaaien en buigen met het bovenlichaam, het paste wonderwel bij elkaar. De muziek van Glass uit de periode van deze symfonie heeft een heel ander minimalgehalte dan eerdere muziek, er valt veel meer te beleven, er zit een veel klassiekere structuur in, en dat maakt hem voor mij veel interessanter dan zijn eerdere muziek. Een dergelijk proces kun je ook zien bij collegacomponist John Adams. Eigenlijk denk ik dat de tweede symfonie van Philip Glass nog beter tot zijn recht komt samen met deze dans dan wanneer je hem alleen maar hoort. Net als soundtracks van films. Met de film erbij is het toch leuker.
Het laatste stuk dat we zagen en hoorden was “Aureum” van Medhi Walerski. Het largo van de sonate no 3 van Chopin werd als dansmuziek gebruikt. In het middendeel van deze dans werd er gedanst op een lang geluidstapijt van elektronische klanken, die voortgekomen waren uit een akkoord van Chopin, na een tijd werd er weer geleidelijk terug gekeerd naar Chopin. Op zich knap gedaan kwam het geheel daardoor voor mij toch wat eclectisch over, de sfeer van Chopin was in het middendeel compleet verdwenen. Twee muziekstijlen door elkaar die wel heel erg ver van elkaar afstonden. Bij de dans was het voornaamste contrast in dat middendeel dat het kwartet dansers nu werd opgenomen in een grote groep en toen Chopin terugkeerde kreeg de groep weer een ondergeschikte rol toebedeeld. Volgens de toelichting zou de dans moeten gaan over “hoe de kloof tussen intieme emoties en het obsessieve tempo van het collectief te overbruggen? Hoe kan de magie in onze wederzijdse, onvermijdelijke leegte gedeeld worden? Vergelijk het met de parelwitte schuimlaag langs de kustlijn.”
Tja. Mooie gedachtes. Mooi decor. Mooie belichting. Mooie vloeiende bewegingen die wonderwel pasten bij Chopin. Parelwitte schuimlaag langs de kustlijn? Het zuiderstrandtheater staat aan zee. In de twee pauzes kon je door de grote glazen ramen prachtig naar buiten kijken. Met op de achtergrond het geroezemoes van de mensen om je heen, met de jazzy klanken van de barpianist. Binnen was er keuvelende gezelligheid. Buiten stormde het. Als een Schubert aan de piano die de boze, driftig zwaaiende buitenwereld, probeert te bezweren met zijn zoete klanken…
Mooi onderwerp, muziek en dans. Je kunt daar eindeloos diep op doorgaan. Jij beschrijft je indrukken en ideeën bij de uitvoering in het Zuiderstrandtheater. Ik heb dat met honger gelezen, honger naar meer. Ik denk vaak dat dans in staat is uit muziek iets naar boven te halen wat je zonder die dans zou ontgaan. En natuurlijk hoort daarbij ook het omgekeerde, muziek die uit de dans van alles naar boven haalt. Wat dat precies voor en proces is zou ik graag eens met je willen onderzoeken. Ik verwacht dat het mogelijk is om een moment van versmelting te ontdekken, iets dat zo vanzelfsprekend is dat het ons ontgaat. Groet,
Hans
LikeLike
Leuk jouw reactie! Inderdaad een vraag die ook mij bezig houdt. Maar nog meer als bij muziek alleen voel ik dat objectiviteit bijna onmogelijk is. Bepaalde nuances die voor sommigen zeer belangrijk zijn zullen anderen ontgaan. Rietje ervaart dans al heel anders dan ik. Zij is beter in staat voornamelijk haar intuitie te gebruiken dan ik. Wel leuk om over te blijven nadenken..
LikeLike