De retoriek in de Mariavespers van Monteverdi

oor algemene informatie over retorica in muziek klik hier

Monteverdi had het in 1610 totaal niet naar de zin. Hij was al 18 jaar in dienst van de hertog van Mantua en hij vond het maar een hondenbaan. Als de hertog op reis ging of ten strijde trok nam hij een heel gevolg mee dat hem onderweg muzikaal moest onderhouden, waaronder dus ook enkele muzikanten en zangers zoals Monteverdi. Hij klaagde dat hij niet eens geld kreeg om fatsoenlijke kleren te kopen. In 1607 schreef hij de opera Orfeo, welk een groot succes was. In tegenstelling tot gebruikelijk werd deze opera de jaren daarna meerdere keren uitgevoerd, ook in andere steden. Maar toen begon de ellende. In hetzelfde jaar stierf zijn vrouw, volgens Monteverdi door de slechte klimatologische omstandigheden in Mantua. Hij kreeg geen tijd om te rouwen. Ter gelegenheid van een feest moest er een nieuwe opera komen. Dus al twee weken daarna begon hij al aan zijn tweede opera, Arianna.

Ondanks het succes van ook deze opera wilde Monteverdi weg, hij wilde een betere baan. Ook wilde hij een goede baan voor zijn zoon. Wellicht was Rome een betere plek. Hij componeerde de Mariavespers als sollicitatiemateriaal en toog met zijn zoon naar Rome. Helaas, zijn overtuigingskracht was blijkbaar niet groot genoeg. Allebei bleven ze met lege handen staan.

Na de dood van de hertog in 1612 werd Monteverdi ontslagen. De nieuwe hertog had grote schulden. Na een tijdje in zijn ouderlijk huis gewoond te hebben solliciteerde Monteverdi naar de baan van Maestro di Capella van de San Marco in Venetië. Hij werd in 1613 aangenomen! Hij schreef nog een “lekker puh-brief” naar de hertog die hem had ontslagen (en weer had gevraagd om terug te komen) en ging enthousiast aan het werk. Hij werd daar vele malen beter betaald en ook het klimaat en de arbeidsomstandigheden waren veel beter. Hij schreef er zijn beroemde opera´s “Il Ritorno d’Ulysse in Patria” en “l’Incoronazione di Poppea”.

monteverikapelmeestersanmarco

In 1620 hoorde de 23-jarige Constantijn Huygens bij zijn bezoek aan Venetië de tien jaar eerder gecomponeerde Mariavespers, op het feest van Johannes de Doper, op 24 juni. In de kerk van Johannes en Lucia, een kerk die vroeger stond op de plek waar tegenwoordig het Station van Venetië is. Constantijn Huygens schreef er het volgende over:

´Op de 24e, de feestdag van Johannes de Doper, ging ik mee naar een uitvoering van de vespers in de kerk San Giovanni e Lucia. Het was de volmaakste muziek die ik ooit in mijn leven heb mogen aanhoren. De componist van het stuk, de wijdvermaarde Claudio Monteverdi, maestro di capella van San Marco, was ook de dirigent van deze uitvoering, gespeeld door 4 theorben, twee cornetten, twee fagotten, twee violen, een contrabas van reusachtig formaat, het orgel en nog andere instrumenten, het een nog mooier bespeeld dan het andere. Verder was er een koor van 10 of 12 stemmen, die me buiten me zelf van verrukking brachten’.

De paus, die gevoelig was voor de nieuwe beeldende kunst van Caravaggio en Caracci, was dat dus in 1610 niet voor de Mariavespers van Monteverdi. Geheel ten onrechte. Monteverdi maakt de eeuwen oude teksten menselijk, levendig. Zoals Caravaggio mensen van de straat plukte als voorbeelden van desnoods heiligen, zo bracht Monteverdi zelfs de psalmteksten zoals ze in de vespers voorkomen tot leven. En daarvoor gebruikte hij retorische principes waar de Jezuïten jaloers op konden zijn.
Het vierde deel van de Mariavespers bestaat uit psalm 113 “Laudate Pueri”.
Bij onderstaande tekst worden vooral de vetgedrukte woorden nader besproken. Let daar bij het beluisteren dan ook extra op.

tekst

Bij een redevoering begin je met een aanhef, vaak overgaand in een spannende inleiding. De inleiding ontbreekt hier, maar de aanhef wordt grandioos uitgewerkt!

Laudate pueri dominum‘, ‘Mensen, prijst de heer!’ Luister hoe Monteverdi hier niet alleen een titel van maakt, maar hij plaatst ons als het ware op een markt, bij een marktkraam. Er wordt geschreeuwd: Mensen, prijst de heer! Mensen Prijst de heer! Mensen prijst de heer! Prijijijst de heer! Prijijijst de heer! Je hoort een buitengewoon opzwepend ritme. Als je gaat tellen om bij deze muziek de maat te horen kom je op een soort 5/4, maat maar dan op een ongebruikelijke manier verder ingedeeld. (3/8, 3/8, kwart kwart). Na drie keer een 5/4 maat komen er nog twee 7/4 maten

laudate-1

De eerste maat is eenstemmig, dan wordt het tweestemmig, weer tweestemmig, dan vierstemmig en de laatste keer is het stukje zelfs achtstemmig. Zo ontstaat er dus een culminatie naar het einde toe. De melodie blijft steeds in de laagste stem zitten, behalve de laatste keer, dan wordt hij door de eerste sopranen gezongen. In de andere stemmen hoor je voortdurend tegenstemmen in een bijna gelijk ritme.

Na deze stevige aanhef komt er nog een klein vervolg op de tekst “Laudate nomen dominum”, prijst de naam van de heer. Nu niet meer de opzwepende ritmiek, maar netjes alles in een 4/4 maat. De naam van de heer is letterlijk “mooi”

Dat was de aanhef. Maar wat is de stelling van de redevoering? De stelling is: “De naam van de heer wordt overal bejubeld“. En dat deze naam inderdaad ‘mooi’ is horen we in dit eerste echte deel. Eigenlijk is het een en al jubel. We horen afwisselend duo’s, door solostemmen gezongen. Deze vertellen dat de naam van de heer overal bekend is en door iedereen bejubeld wordt. Het is net alsof er voortdurend bloemen gestrooid worden, elke zanger gebruikt overdadig veel tierelantijntjes. De eerste zinnen tot aan ‘excelsus’ worden door twee sopranen gezongen. Bij ‘excelsus’ worden het twee tenoren. Het woord ‘excelsus’, ‘hij steekt uit’ (boven alle volkeren) wordt in een snel stijgende beweging toongezet, je ziet de heer letterlijk met zijn hoofd boven het maaiveld uitsteken. ‘Coelos’, de hemelen, die zijn uiteraard ‘heel mooi’ en worden ook uitgebreid versierd, net als het woord ‘gloria’, ‘eer’. Tot slot komen twee bassen. Zij laten ons horen dat God ‘in de hoogte’ woont (‘in altis’), de onderste bas stijgt maar liefst een undecime, de tweede bas een none. Deze bassen bereiden ons ook voor op het volgende deel. De heer kijkt vanuit de hemel (‘respicit in coelo’). We gaan nogmaals omhoog en weer pijlsnel naar beneden, ‘naar de aarde’ (‘et in terra’). Christus heeft zich verwaardigd mens te worden, af te dalen naar de aarde. En dan zullen we zien waar het in de psalm echt omgaat: hij is niet alleen afgedaald, maar hij is ‘humilia‘ (met mededogen) afgedaald naar de aarde, hij wil de mensheid beter maken, verlossen van de erfzonde. Ook dat mededogen horen we terug.

Dat was het eerste hoofddeel. Dan komt het vervolg, het belangrijkste deel van de redevoering: de bewijsvoering. Wat maakt het dat al de volkeren deze heer zoveel lof toezingen? Nu komen dan de argumenten. En elk argument wordt door Monteverdi op een eigen manier breed uitgemeten.

Allereerst: ‘Suscitans a terra inopem, et de stercore erigens pauperem‘. (‘Hij heeft de behoeftigen uit de aarde verheven en de armen uit het slijk getrokken’). In deze zin zien we twee werkwoorden, die eigenlijk ongeveer hetzelfde betekenen, ‘suscitans’ (‘verheffen’) en ‘erigens’ (‘omhoog trekken’). Ook de “lijdende voorwerpen” ‘inopem’ (‘behoeftige’) en ‘pauperem’ (‘arme’) zijn vrijwel synoniem. En waar worden deze arme mensen ‘uitgetrokken’? ‘A terra’ (‘uit de aarde’) de tweede keer ‘et de stercore’ (‘en uit het slijk’). De woorden staan zins-technisch deze keer iets anders, ‘a terra’ wordt onmiddellijk gevolgd door ‘et de stercore’. Monteverdi geeft enorm veel dynamiek aan de werkwoorden, die het ‘omhoog trekken’ verbeelden, ‘suscitans’ en ‘erigens’. Je hoort een snelle 6/8 maat, dus een driedelige beweging. Maar alle andere woorden zijn voorzien van lange noten, worden daardoor traag gezongen, met name ‘de stercore’uit het slijk, en ‘pauperem’. Het zinsdeel eindigt met dit ‘pauperem’, en je voelt intens het medelijden met deze arme stakkers.

De muziek komt even tot stilstand, en nu zegt de tekst wat de heer voor heeft met deze armen: ‘Ut collocet eum cum principibus, cum principibus populi sui.’ ‘Hij wil ze gelijk maken aan de voornaamsten van zijn volk’. Dat gelijk maken beeldt hij buitengewoon prachtig uit: Monteverdi schildert bijna een utopische wereld waarin iedereen gelijk is en waar vrede heerst. We horen uitsluitend lange tonen, die via een dissonerende secunde iedere keer weer oplossen naar een terts. We horen letterlijk op het woord ‘collocet’, ‘gelijk maken’, hoe hij deze mensen inderdaad gelijk maakt. Dat wat wringt wordt bijgeschaafd. Hemelse muziek!

In de tijd van het oude testament, en nu nog steeds bij veel volkeren in het oosten of ook in Afrika, is het belangrijk dat je als gezin kinderen krijgt. Denk maar aan het Bijbelse verhaal van Joachim die Anna niet zwanger kon maken en toen door de gemeenschap werd verstoten, hij moest de woestijn in. Ook in deze psalm wordt daar aan gerefereerd: ‘Qui habitare fecit sterilem in domo, matrem filiorum laetantem.’ ‘Hij die zorgt dat er vruchtbaarheid komt in huis tot grote blijdschap van de moeder van kinderen.’ Een vrij neutraal, maar wel vrolijk stukje.

Na deze argumenten, het hoofddeel van het retorische verhaal, moeten we komen tot een résumé. We zagen in het begin dat de heer gëeerd, geloofd en bejubeld moest worden, door alle volkeren, zowel in de hemel als op aarde. Dat wordt nu nog eens herhaald: ‘Gloria patri et filio et spiritus sancto’: ‘eer zij de vader, de zoon en de heilige geest’. ‘Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saecula sauculorum.’ ‘Zoals het was in het begin, nu en altijd, in alle eeuwen der eeuwen’.

Dan worden we met het woord ‘amen’ naar huis gestuurd, maar wel in de vorm van een soort coda, een echte afsluiting, zo van, we kunnen er weer tegen. Monteverdi werkt dit heel apart uit. In een gepuncteerd ritme horen we eerst een vierstemmige canon op het woord ‘amen’, vanaf de derde inzet telkens al na één tel. Dit stukje is zesstemmig (de laatste twee inzetten wijken iets af). Vlak voordat alle zes stemmen stoppen komen de twee tenor-solisten erbij, die tot dat moment nog zwegen. Zij blijven dan tot het eind met zijn tweeën zingen, zwepen eerst het ritme enigszins op tot je alleen nog maar snelle twee-en dertigsten hoort, daarna vertragen ze weer enorm en gaan uit de hoogte naar elkaar toe, om te eindigen in een lange eenklank. Wat een magistraal slot van dit retorische verhaal!

Hieronder is de opname te vinden van niet de allermooiste uitvoering die ik ken, maar wel een van de betere. Je hoort het NDR Vokalensemble. Als je alleen naar het hierboven besproken deel met de psalm “Laudate pueri” wilt luisteren, kies dan voor onderstaande link, die geopend wordt in een apart venster.

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis, muziek, taal en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op De retoriek in de Mariavespers van Monteverdi

  1. Pingback: Retorica in de muziek | Pieter Simons column

  2. Pingback: Leonardo da Vinci en Josquin des Prez | De kwintencirkel

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.