Het valkenboek van Frederik II

Rond 1600 schrijft de Britse filosoof Francis Bacon dat de natuur niet moet worden opgevat als een gecodeerde boodschap van God. De natuur heeft geen gecodeerde boodschap. Echte kennis vind je door goed te observeren en te experimenteren. Zelfs Aristoteles, de eerste natuurwetenschapper, ging niet helemaal zo ver. Deze stelde dat van alles een oorsprong moet zijn. Deze oorzaak is pure vorm. Het uiteindelijke doel van alles is het vinden van de volmaakte vorm. In zijn teleologische denken had alles wat er bestaat dat tot doel. Vanaf 1250 was de invloed van Thomas van Aquino erg groot. Volgens hem was alles gemaakt volgens een plan van God. Elke plant, elk dier had een bedoeling, hield een verborgen boodschap in zich. De bijbel gebruikte je om dit goddelijke doel, die boodschap te ontraadselen.
Samenvattend zien we dus drie wetenschappers: Aristoteles rond 350 voor Christus in Athene, Thomas van Aquino in Napels en Parijs rond 1250 en Francis Bacon in Cambridge en Londen rond 1600. Aristoteles was de eerste echte wetenschapper die alles grondig observeerde. Maar wilde tegelijk weten: wat is het doel van dit alles? Thomas van Aquino vond dat doel door naar de bijbelse teksten te kijken. Bacon stopte met het zoeken naar een doel en beperkte zich tot observaties. Hierdoor werd hij door latere filosofen als Voltaire en Kant geprezen.

Er is nog een vierde wetenschapper. En dat is keizer Frederik II. Hij schreef een zesdelig boek over de valkenjacht. Vol met observaties, afbeeldingen en beschrijvingen van experimenten. Hij begint met de vogels als soort te beschrijven en gaat daarin zeer grondig, dieper en verder dan alles wat er tot op dat moment ooit over vogels is geschreven. In het hele boek wordt God nergens genoemd. Het is helemaal opgezet in de trant van het latere denken van de filosoof Bacon. Frederik II is zijn tijd daarmee bijna 300 jaar vooruit.

Frederik II had veel moeite met theologische dogma’s. Hij omringde zich met veel wetenschappers, ook Arabische en joodse. En hij vroeg zich allerlei dingen af. Michael Scotus, die hij al in 1209 (de keizer was toen pas 14 jaar) naar zijn hof had laten komen, was lang zijn belangrijkste raadgever. Scotus, de Schot, had gestudeerd in Oxford en Parijs. Aan het hof van de keizer leerde hij Arabisch en vervolgens heeft hij vele wetenschappelijke werken uit het Arabisch in het Latijn vertaald. Frederik wilde dat hij die kennis doorgaf aan Frankrijk en Engeland. Scotus ging daarna als vertaler naar Toledo, waar indertijd het grootste vertaalinstituut van de wereld was. Van 1220 tot 1224 werkte hij aan de universiteit van Bologna en van 1224 tot zijn dood in 1234 was hij weer in dienst van Frederik II. Zo vroeg Frederik aan Scotus: ‘waar zetelt God en waar houden de engelen zich mee bezig?’ Hij wilde ook alles weten over vulkanen, wat is de oorzaak van zout water en wat is de afstand van de aarde tot de hemel. Na de dood van Scotus waren het Theodorus van Antiochië en Ibn Sab’in die zijn honger naar kennis moesten lenigen. Zo wilde hij van deze laatste weten ‘of de aarde eeuwig was’. Dat alleen al, het ter discussie durven stellen van dingen waar de bijbel duidelijk over was: God had de aarde geschapen er zou ook een einde aan komen. Maar Frederik II had Aristoteles, Avicenna en Averoës gelezen, die alle drie stelden dat de aarde oneindig was. Ibn Sab’in, een gelovig moslim zegt dan voorzichtig dat deze heren zich vergist moeten hebben. Na lange argumentaties meent hij dat de aarde wel degelijk een begin en einde heeft gehad. Daar moet de twijfelende keizer het mee doen. Ook wilde de keizer meer weten over metafysica. Vage dingen waar hij niets mee kon maar waar hij toch in was geïnteresseerd. Ibn Sab’in gaf hem vervolgens een inleiding tot het gedachtegoed van het soefisme. En toen durfde hij zelfs een zeer drieste vraag te stellen: ’zijn er bewijzen voor de onsterfelijkheid van de ziel?’ Hij kreeg acht antwoorden uit zowel de bijbel als de koran waaruit zou moeten blijken dat de ziel onsterfelijk is. Dit soort vragen diende je als Christen niet te stellen. Hierdoor was je al bij voorbaat verdacht. Wat Gregorius IX en Innocentius IV hier van ter ore is gekomen weten we niet, maar alleen al het gerucht hierover zou genoeg geweest zijn om hem in de ban te doen. Maar Frederik II was nieuwsgierig, hongerde naar kennis en wilde van alles het liefst concrete bewijzen hebben.

In 1248 belegerde Frederik II voor de tweede keer de stad Parma. Hij had zich alle tijd genomen en had besloten om de stad na inname compleet te verwoesten. Hij was al begonnen met een nieuwe stad te laten bouwen een eindje voorbij de oude. In een van de gebouwen die er waren neergezet streek hij neer met zijn hofhouding. Toen hij op een dag met vele metgezellen op jacht ging en de nieuwe stad nauwelijks actief bewaakt werd kwam er een onverwachte uitval vanuit Parma. Het grootste deel van de nieuwe stad ging in vlammen op, ook het koningshuis van Frederik II. De schatkist, die daar aanwezig was, werd buitgemaakt. Maar wat ook meegenomen werd, of wellicht in de vlammen opging, was het levenswerk van de keizer, zijn eigenhandig geschreven valkenboek, of zoals het heette: “De Arte Venandi cum Avibus” : over de kunst van het jagen met vogels. Dit boek is nooit terug gevonden. Wel bleken er later twee kopieën te bestaan, waarvan er een volledig was. Het incomplete exemplaar bestaat uit twee delen en was een kopie die in het bezit was van zijn zoon Manfred, ook een hartstochtelijk valkenier. Manfred had er nog wat aanvullingen bij gezet. Dit boek bevindt zich tegenwoordig in de apostolische bibliotheek van het Vaticaan. Het perkamenten folioboek, met 220 foliovellen van 25 bij 36 cm en met meer dan 900 afbeeldingen in kleur, is een feest voor het oog. Veertig jaar later is er een Franse vertaling van gemaakt, met ook weer de afbeeldingen. Het is opvallend hoe deze vertaling “gekerstend” is. De voorpagina van het origineel laat Frederik II zien, die in de Franse vertaling door een Christusfiguur is vervangen. Ook zien we daar hoe een abtfiguur de opdracht geeft aan een scribent. Zo hoort het!

frontpagina

frontpagina gekerstend

Het complete valkenboek, De Arte Venandi cum Avibus, bestaande uit zes delen, kwam pas als kopie tot stand aan het eind van de dertiende eeuw en bevindt zich nu in de universiteitsbibliotheek van Bologna. Van welk origineel dit boek is overgeschreven weten we niet. Deel I van dat boek gaat over de bestaande kennis van de ornithologie, aangevuld en verbeterd naar eigen inzicht door de keizer. II gaat over de grondslagen van de valkerij, III over hulpmiddelen als de loer en het valkenkapje, IV over de jacht op kraanvogels, V op de reiger en VI over de jacht op watervogels. Om een indruk te geven over het boek van Frederik II citeer ik een passage uit het eerste boek (I, 167): “Hoe de vleugels bewegen” (Dit citaat is overgenomen uit het boek van Ben J.P. Crul.)

Vleugels kunnen – naar believen van de vogel – op allerlei manieren bewegen, naar boven, naar beneden, naar voren en naar achteren, uitspreiden en weer samentrekken. Al deze verschillende bewegingen zijn mogelijk door de talrijke spieren van de vleugel. Bij het spreiden en weer opvouwen van de vleugels zijn meerdere spieren betrokken. De slagpennen houden de vleugel in de lucht als de vleugel is uitgeslagen en in beweging is. Ze zorgen ook voor de voorwaartse beweging. Als de vleugel is samengevouwen, worden de primaire mesvormige slagpennen bedekt door kleinere dekveren. Om te dalen bij het vliegen steekt de vogel de vleugels naar boven, om te stijgen beweegt hij die met kracht naar beneden. Als de vogel vanuit een positie waarbij de vleugels hoog langs de rug zijn gevouwen, de vleugels naar beneden slaat dan ondervindt deze zowel een impuls omhoog als naar voren. Hoe hoger de vogel de vleugel rugwaarts kan bewegen, des te krachtiger de neerwaartse (en achterwaartse ) slag kan zijn.

Hieronder een afbeelding uit het boek waar de soorten valken worden getoond in hun habitat.

Linksboven: het mannetje wacht al enige dagen van te voren op het nest. Soms komen ze ook gelijktijdig aan (afbeelding daaronder). Onderaan de manieren van nestelen: Links en midden geervalken die in noordelijke streken bij voorkeur aan rotsachtige zeekusten broeden. Rechts een sakervalk die meestal in bomen nestelt.

soorten valken

Het voert hier te ver om nog meer te vertellen over het boek zelf of over de achtergrond er van. Hiervoor verwijs ik naar het prachtige boek van Ben Crul. Al lezende wordt het steeds duidelijker wat voor een bijzondere figuur deze keizer was, die bij mensen die ik spreek niet of nauwelijks bekend is. In zijn eigen tijd werd er al alles aan gedaan om hem in de vergetelheid te drukken. De Paus had hem niet voor niets in de ban gedaan en de invloed van de kerk werd in die tijd steeds sterker. Waar een eeuw nadien in de renaissance langzamerhand wat meer genuanceerd naar de wereld gekeken werd werden in zijn tijd alle vormen van vrijdenkerij steeds meer de kop ingedrukt. De laatste nazaten van de keizer in Italië werden gevangen genomen en soms zelfs gedood, zoals tot slot ook zijn kleinzoon Konradin (zoon van Koenraad IV) die in 1268 op 16-jarige leeftijd werd onthoofd in Rome. Maar door de brieven van de keizer, het ontwerp van zijn burchten (volgens velen ook van zijn hand), en vooral dit boek heeft hij in ieder geval als wetenschapper enig eerherstel gekregen.

Castel del Monte in Apulië, een van de vele burchten die de keizer zelf zou hebben ontworpen.

castel del monte

Literatuur:

  • Keizer Frederik II, een moderne wetenschapper uit de middeleeuwen. Ben J.P. Crul. Uitgeverij Omniboek, ISBN 9789401910200.
  • Ernst Kantorowicz. Kaiser Friedrich der zweite. Greif-Bücher. Klett-Cotta, 1991 ISBN 3-608-95807-X
  • De wereld vóór God, C.J. Alders, Uitgever: Klokwerk-Design

Meer over Frederik II:

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in filosofie, Geschiedenis en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

3 reacties op Het valkenboek van Frederik II

  1. Paulien zegt:

    Prachtig dat de mens die vragen allemaal stelt. Dat moet ooit zijn begonnen. Heb jij enig idee waarom vogels vleugels hebben gekregen?

    Geliked door 1 persoon

    • Ik vermoed dat er eerst voorlopers waren die konden hippen, om bij voedsel te komen of om te vluchten. De dieren die het beste hipten ontwikkelden steeds sterkere “hippe” functies en kregen vleugels. Zo iets denk ik. Door embryo’s te bestuderen had Frederik trouwens ook al ideeën over de evolutie. Hij maakte een lijn vanaf vissen via reptielen, vogels naar zoogdieren, niet als zijnde evolutionair, maar van in zijn ogen primitieve naar steeds complexere wezens. Hij zal vast nagedacht hebben over het ontstaan van vleugels. De basisvragen van hem over het leven waren ook de basisvragen van de Griekse natuurfilosofen, die leefden tussen grofweg 600 en 400 voor Christus. Dat kon toen ongegeneerd, je hoefde niet bang te zijn dat je tegen de bijbel in ging. Maar deze natuurfilosofen waren nog niet systematisch bezig met het noteren van waarnemingen. De eerste die dat deed was Aristoteles. Aristoteles en Arabische commentatoren waren de grootste inspiratiebronnen voor Frederik II.

      Like

  2. Pingback: Scheiding van kerk en staat | De kwintencirkel

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.