Hoe uit je een frustratie? Wij volwassenen gaan dan soms schelden of zelfs met dingen smijten. Toen ik als kind een blokfluit had gekregen wilde ik er ook op kunnen spélen maar daar moest je toch echt eerst die gaatjes voor dicht zien te krijgen. Als het dan na zoveel keer proberen weer niet lukte smeet ik het ding door de keuken, ik kan het me nog steeds herinneren. En huilen kon ik ook. Mijn moeder was af en toe radeloos. Ook dat weet ik nog. Dus als mijn oudste kleinzoon onbedaarlijk moet huilen kan ik me daar van alles bij voorstellen.
Zijn huilbuien zijn soms vergelijkbaar met hoe het bij mij werkte, maar meestal zijn ze direct terug te voeren op zijn autisme. Afgelopen zondag was ik bij zijn ouders en we zouden buiten gaan voetballen. Eindelijk was dat weer mogelijk, alhoewel: het was stervenskoud door de snerpende wind.
-‘Wie wil er mee voetballen?’
Mijn oudste kleinzoon was gelijk enthousiast. Voetballen vindt hij leuk, vooral sinds mijn vrouw hem beetje bij beetje een aantal spelregels heeft uitgelegd. We spelen dan soms op een echt veldje in een speeltuin, zoals hieronder op de foto. Maar meestal achterom bij ons huis. Aan de ene kant fungeert daar de deur van de garage als doel waar een van de spelers bij gaat staan, aan de andere kant is er nog een doel met een natuurlijke stenen wand waar de andere speler bij gaat staan. Twee doelen, dus, als in het echt en zoals ook in het speeltuintje. En mijn kleinzoon weet al dat je als keeper de bal met de handen mag pakken, en dat je ook kunt proberen elkaar de bal af te pakken, maar dan moet je lopen en mag je de bal alleen met je voeten aanraken. En zo kent hij nog enkele regeltjes. Heerlijk vindt hij het.
-‘Jááá! Ik wil meedoen!’
Enfin, alle drie de kinderen hadden er wel zin in, papa en ik ook. Papa had een goed idee. We zouden een vierkant vormen. Dan zou iedereen aan de beurt komen, ook de kleintjes van twee en drie. De jongste zou dan bij mij meedoen.
-‘Nee, nee, nee. Zo gáát voetbal niet!’
-‘Maar luister, als we het zo doen dan kunnen de andere twee kinderen ook meedoen.’
-‘Nee, nee, dat gaat niet, dat wil ik niet!’
Papa plaatste de middelste van de drie kinderen op een plek, zocht zelf ook een positie op en zo probeerde hij met iedereen een vierkant te formeren. Hij dacht: laten we het gewoon uitproberen, dan zal hij zien dat het vanzelf leuk wordt. Maar dat moet je bij iemand met autisme dus niet doen. We gingen toch vóetballen? Hij schreeuwde de hele buurt bij elkaar, ging gillend tegen een boom aan staan, en bleef erbarmelijk huilen. Het was ontroerend om te zien hoe de andere twee kindjes hem wilden troosten, zij konden zijn verdriet niet aanzien. Uiteindelijk besloot papa:
‘Wil je niet liever op de skelter, dan gaan wij wel voetballen?’
-‘OK.’
Maar toen wilde de rest ook op de skelter…
Mijn vrouw was er niet bij geweest en ik vertelde later tegen haar het voorval. Wat natuurlijk de oorzaak was: hij was niet van te voren voorbereid op deze situatie. Mijn vrouw deed twee suggesties: van te voren vertellen, niet dat je gaat vóetballen (want die term is beladen, daar heeft hij een vast omschreven voorstelling van), maar dat je met de voetbal een soort voetbaltráining gaat doen. Dat doen ze bij een echte voetbaltraining ook: je gaat dan allemaal apart staan in een vierkant, en probeert de bal zo recht mogelijk naar iemand toe te schoppen. En die doet dan ook weer naar een volgende speler. En dat moet je met zijn allen daarna heel vaak doen, zo oefen je hoe je recht kunt trappen naar een andere speler. En daarna zou je met hem moeten doornemen of hij snapt wat de bedoeling is en dan pas aan de gang gaan. Wat je ook had kunnen doen, gelijk na de eerste driftbui van ”dit wil ik niet”, met hem afspreken: ‘OK, we gaan het precies doen zoals jij het wilt. En na tien minuten stoppen we en gaan we het doen zoals ik het wil. Ik zal dan straks uitleggen hoe dat gaat. Vind je dat goed?’
Vermoedelijk had hij dat goed gevonden. Zo werkt het: dat soort flexibiliteit dat nu van hem gevraagd werd, helaas, dat is net hetgeen dat mensen met autisme niet hebben. Ze raken hun zekerheid kwijt en daar wordt dan zeer heftig op gereageerd. Je zult zo’n situatie dus vóór moeten zijn door een goede voorbereiding, en als het dan toch gebeurt zul je altijd eerst in zijn denken mee moeten gaan om hem zijn zekerheid te geven. In dit geval hadden we dus eerst moeten voetballen zoals hij het gewend was.
Gisteren was hij na school bij mij. Hij wilde buiten voetballen. Gelukkig, hij was nog niet zo gefrustreerd dat hij überhaupt niet meer wilde voetballen. We hebben gevoetbald zoals hij het gewend was. Vandaag komen de andere kindjes ook. We gaan misschien vanmiddag proberen om een voetbaltraining te organiseren..
Pieter wat heb je dit weer prachtig en roerend beschreven!
LikeLike
Je hebt een zeer inventieve vrouw, Pieter, maar dat wist je vast al!
LikeLike
(Henny) Heel mooi en treffend, deze beschrijving. En wat een zegen is oma-Rietje! Ik ga dit onthouden, en zo mogelijk toepassen. Voor ons huis hebben wij een echt voetbalveld met twee doelen. Verderop staat dan (Gijs) de ‘Maanpaal’, (een basketbal-paal). De ronde schijf boven tegen die paal was jaren lang voor hem een ‘maan’. Vandaar.
LikeLike