Mijn moeder determineerde overal waar ze kwam wilde kruiden. Dat was vooral in Limburg, in Swalmen en wijde omgeving, en vooral ook in het gebied daar over de Duitse grens. Ik herinner me dat ze een enkele keer een plantje opstuurde naar een deskundige omdat ze het niet kon determineren. Maar meestal kwam ze er zelf uit. In de flora van Heijmans en Thijsse stond alles. Zo ontdekte ze een keer “grauwe dopheide”. In deze flora kreeg deze plant het attribuut “zzz”, “zeer zeer zeldzaam”, de uiterste vorm van zeldzaamheid. Elk jaar ging ze naar de betreffende locatie kijken of het er nog steeds stond. Blij, het stónd er nog! En ik weet dat dat nog vele jaren lang het geval was. Zo vond ze ook ooit een plantje, ik weet helaas niet meer om welk kruid het ging, dat werd aangeduid met zzz? Het vraagteken hoorde bij uiterst zeldzame planten die al veel jaren achter elkaar nooit meer ergens gezien waren in Nederland. Maar mijn moeder had het gezien! Dat waren kleine maar ook intense geluksmomenten van mijn moeder. Ik genoot er zelf ook van als zij daar zo blij om was.
Vandaag zagen we ook twee zeldzame planten. Niet van de orde van de grauwe dopheide. Van de eerste, een watergentiaan, is mijn foto helaas niet zo goed gelukt. Daarom laat ik de foto van wikipedia hiernaast zien. Het gaat om het water drieblad. Een plant die op de rode lijst staat. Bovendien waren we net iets te laat, je zag in ons geval vooral uitgebloeide exemplaren. Maar goed, ik heb hem gezien.
Hieronder nog een foto die ik zelf maakte waar je als je goed kijkt een aantal bijna uitgebloeide exemplaren op ziet staan.
De andere plant die ik ook nog nooit gezien had was de paarse schubwortel. Ik zag hem vanmiddag op de terugweg van onze wandeling nog een keer, nu op een andere plek. Hier kon ik gelukkig wel een mooie foto van maken.
De paarse schubwortel is een halfparasiet. Met zijn wortels vegeteert hij op bomen en struiken, vooral wilgen zijn favoriet.
En ik had nog een geluksmoment. Bijna op de zelfde plek waar ik ook mijn moeder intens gelukkig heb gezien. Ik had haar een keer in de tachtiger jaren meegenomen naar de duinen van Oostvoorne. In het zand, in de zon, stonden daar opeens honderden driekleurige viooltjes. Mijn moeder ging toen in het zand zitten en zei: “Ik wil hier niet meer weg”. Dat is me altijd bij gebleven. Als ik daar kom ga ik bijna steeds kijken of ze er nog staan, Ja hoor. Vandaag ook, meer dan dertig jaar later. Ze staan er nog steeds. Ik kijk, ik ben blij. Maar ik ben ook weemoedig…