Wat lijkt het alweer lang geleden dat we wandelden in de bergen. Genietend van het geluid van beekjes en de geuren in de frisse alpenlucht. Oostenrijk en Noord-Italië waren in het verleden favoriet. Vooral omdat je van daaruit ook nog eens mooie uitstapjes kunt maken naar cultureel gezien interessante plaatsen.
Meer dan twaalf jaar geleden was ik in de zomer met mijn vrouw in Mantua. Eerst waren we ook toen in de Alpen, maar toen we doorzakten naar het zuiden was er van die heerlijke atmosfeer in een klap niets meer over. Het was er snikheet en het stikte er van de muggen. Desondanks hebben we ook in Mantua toch nog van veel dingen kunnen genieten. Maar in eerste instantie was het balen. We namen een hotelkamer in het centrum en we hebben er nauwelijks een oog dicht gedaan.
Mantua was hier rond 1600 al berucht om. Het ligt in een moerassig gebied. Het grootste deel van de stad is een soort eiland tussen meestal traag stromende brede rivierarmen die op weg zijn naar de rivier de Po. De atmosfeer is er ook volgens Monteverdi, die lange tijd verbonden was aan dat hof, niet gezond. Toen hij in 1612 na de dood van zowel zijn vrouw en daarna zijn baas, de hertog, werd ontslagen, was hij daar niet rouwig om. Een jaar later had hij een veel betere baan in een stad met een gezond klimaat: Venetië.
Maar toch heeft hij het 22 jaar uitgehouden in Mantua en toen hij er net was aangekomen als jonge man ontmoette hij daar de dichter Torquato Tasso. Deze dichter was in zijn tijd al beroemd en inmiddels was hij 46 jaar oud. Hij zou trouwens nog maar vijf jaar te leven hebben, en dat leven bleef tot het einde zeer onrustig. Hij heeft zijn hele leven aan veel verschillende hoven vertoefd zoals aan dat van Urbino en Ferrara, maar ook heeft hij zeven jaar in een krankzinnigengesticht gewoond en toen hij dat eindelijk verliet ging hij naar Mantua. Daar bleef hij van 1586 tot de herfst van 1587, zijn eeuwige onrust dreef hem weer naar andere plekken. In 1590 keerde hij nog even terug naar deze stad. Toen zal hij er ook Monteverdi die er net pas werkte hebben ontmoet.
Heeft deze korte ontmoeting geleid tot het madrigaal “Ecco mormorar l’onde”? Het zal niet de enige uitwerking van gedichten van Tasso blijven die Monteverdi maakte. Hij zette ook een deel van diens meest beroemde werk Gerusalemmo Liberata op muziek in “il Combattimento di Tancredi e Clorinda”. Maar ik wil het nu hebben over een madrigaal uit de bundel die Monteverdi in 1590, het jaar waarin hij Tasso ontmoette, schreef. Het madrigaal “Ecco mormorar l’onde” staat bol van allerlei natuurbeschrijvingen, maar die indirect, net als bij Petrarca, ook weer slaan op zieleroerselen. Het gedicht stamt uit een groep gedichten die gewijd zijn aan Laura Peperara, een rijke koopmansdochter op wie Tasso verliefd was.
Ecco mormorar l’onde | Hoor hoe de golven kabbelen |
E tremolar le fronde | en het beven van de bladeren |
A l’aura mattutina e gli arborscelli | en de struiken in de morgenwind |
E sovra i verdi rami i vaghi augelli | en hoe op groene takjes de lieflijke vogels |
Cantar soavemente | betoverend zingen |
E rider l’oriente: | en het oosten lacht: |
Ecco gia l’alba appare | kijk, het morgenlicht komt al tevoorschijn |
E si specchia nel mare, | en spiegelt zich in de zee |
E rassenera il cielo | en licht de hemel op, |
E le campagne imperla il dolce gelo | en de zoete morgendauw strooit parels over het veld |
e gli alti monti indora. | en verguldt de hoge bergen. |
O bella e vaga aurora, | O mooie, lieflijke dageraad, |
L’aura e tua messaggera, e tu de l’aura | de wind is jouw bode, en jij bent de wind |
Ch’ogni arso cor ristaura. | die elk brandend hart verkwikt. |
Het gedicht is prachtig in zijn eenvoud. Na het eerste “ecco” zien we vier werkwoordsvormen in de infinitivus: mormorar, tremorar, cantar en rider. Na het tweede ecco komen uitsluitend werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd: appare, indora. Het derde deel van het gedicht richt zich via “o bella aurora” indirect op de naam Laura, de geliefde van Tasso, via twee maal het woord “l’aura” (de wind). Maar subtiel werd “l’aura” al geïntroduceerd in het begin (regel 3). De woorden met vooral de prachtige alliteraties en consonanties zijn op zich zelf al dragers van poëzie. (mormorar-tremolar, l’onde-fronde, arborscelli-verdi-rami-vaghi-augelli enz.) Er is van het begin tot aan het einde sprake van eindrijm; aa, bb, cc enz. maar er is geen vaste versvoet. Ook symmetrie in zinsbouw wordt vermeden: het werkwoord staat soms vooraan in een zin, soms achteraan.
De muzikale uitwerking van Monteverdi (je hoort hier als uitvoerenden de leden van Concerto Italiano in een opname uit 1994) sluit prachtig aan op het gedicht. Heel subtiel begint het madrigaal eenstemmig in een laag register: het gekabbel van de golven. Het lied wordt opgebouwd naar een hoger register, er komen meer stemmen bij. Bij het woord l’aura (tevens de geliefde van Tasso) schiet de muziek nadrukkelijk met lange tonen de hoogte in. Monteverdi maakt een opvallende scheiding in zijn madrigaal: na de derde regel van het gedicht. In dit volgende tweede deel wordt bij “cantar” het zingen van de vogels uitgebeeld. Een iets kleinere maar vanuit de tekst meer verklaarbare scheiding zien we voor het tweede “ecco”. In dit deel zien we hoe bijv. het woord “cielo” (hemel) wordt uitgebeeld met een stijgende lijn en het woord “monte” letterlijk met een piek (langzaam stijgen en dalen). Het laatste deel “o bella” overlapt het vorige deel, maar scheidt zich wel af door de zetting, beginnend met een koraalzetting: drie stemmen met dezelfde tekst in hetzelfde ritme. Het woord “l’aura”, de woordspeling, wordt weer zeer nadrukkelijk neergezet. De laatste zin, feitelijk de apotheose van het gedicht, het “verkwikken van het hart”, wordt in een vijfstemmige koraalzetting als imposant slot neergezet.
Terug naar ons bezoek aan Mantua in 2008. De tweede dag van ons verblijf bezochten we het Palazzo Te, ontworpen door de beroemde renaissance architect Romano.

En dat was tegelijk een hoogtepunt. Een prachtig gebouw met schilderingen van de architect zelf, en wat voor schilderingen! Federico II Gonzaga besloot om van Palazzo Te een oord van vermaak en plezier te maken, waar hij kon ontsnappen aan zijn officiële taken en waar hij heel wat tijd kon doorbrengen met zijn minnares, Isabella Boschetti, een adellijke dame van Mantua. We keken ons de ogen uit in al die zalen waar vooral allerlei godentaferelen waren te zien. En goden mogen bloot zijn.


Ik zal het eerlijk zeggen, toen ik deze bewuste zaal in liep voelde ik me gegeneerd. Je staat te kijken naar een grote penis gericht op een blote vrouw. (Hier heb ik hem kuis weggelaten.) De afbeeldingen waren levensgroot. En dat in het tegenwoordig zo preutse Italië. Maar ook toen zal het een feest zijn geweest voor iedereen die stiekem houdt van wat porno, en dat waren er in de hogere kringen heel wat. (Later zag ik ook een veel minder imposante maar wel vergelijkbare ruimte in het klooster van Melk, het was de slaapkamer van de de Oostenrijkse koning die hij had laten inrichten voor als hij rond Pasen in het klooster verbleef..)
Palazzo Te was natuurlijk voor de hertog zelf en zijn meest naaste hovelingen. Zouden Torquato Tasso en Monteverdi ook deze schilderingen hebben gezien? Ik denk het wel. Het paleis was immers ook de plek waar de meeste uitvoeringen van zijn muziekstukken en opera’s plaats vonden, daar en in de tuinen werd er regelmatig gefeest. In die tuinen moesten de decormakers de meest vernuftige installaties ontwerpen om bijvoorbeeld een deo ex machina te kunnen toveren. Maar in 1590 bleef het nog even bij het murmelen van de golfjes en de bladeren als Laura er aan kwam.

Wij gingen pas laat weer terug naar ons hotel. De stad was doodstil. Het Castello Giorgio, vlakbij de plaats waar we verbleven, was mooi verlicht. En zag er uit als in 1590. Het waaide niet. Waar was l’Aura?
Die vonden we toen we naar het oosten reden. Net als Monteverdi dat deed in 1613. In Venetië.
