Louis Vierne in 1914

De slogan van radio 4 is al een hele tijd:”zo mooi is klassiek”. Ik vind dat “mooie muziek” lang niet altijd ook “goede muziek” is. Mooie muziek heeft nauwelijks dissonanten en streelt je oren aangenaam vanuit de klank. Het is muziek waar je goed bij kunt dineren of werken. Goede muziek hoeft voor mij helemaal niet orenstrelend te zijn, het is muziek die niet alleen goed in mekaar zit maar waarnaar je moet luisteren, je kunt niet intussen iets anders doen. Soms grijpt zulke muziek je zelfs naar de strot. En consonant of dissonant is dan eigenlijk geen issue voor mij. Het tweede strijkkwartet van Schoenberg doet dat bij mij, vooral het laatste deel. Of de laatste cellosonate van Beethoven, of diens grote fuga voor strijkkwartet. Deze grote fuga opus 133 is qua klank vaak zelfs uitgesproken lelijk, maar het stuk gaat je door merg en been. Als ik naar een goede uitvoering luister ben ik na afloop kapot. En zo zijn er nog meer stukken. En ik leer er nog steeds kennen. Zo’n stuk ga ik nu beschrijven. Het is geschreven door een componist van wie geen enkel werk in de top 400 van “de mooiste klassieke muziek” van Radio 4 zit. Zo zie je maar.

Al eerder schreef ik over het leven van Louis Vierne en onlangs nog over de relatie van de muziek van Franck en die van Vierne. Dit keer gaat het over zijn vierde orgelsymfonie. Van belang is te weten onder welke omstandigheden hij dit stuk schreef. In de biografie van Louis Vierne lezen we:

Uitgeteerd door tuberculose sterft zijn zoon André op 7 september 1913 in Juziers, 10 jaar oud. Enkele maanden later, op 3 januari 1914, sterft zijn vriend, de pianist Raoul Pugno in Moskou tijdens een concerttournee. In het begin van de eerste wereldoorlog brengt Vierne zijn vakantie door in La Rochelle met het gezin van zijn leerling Marthe Bracquemond. Daar componeert hij onder meer zijn vierde orgelsymfonie. Niet zolang daarna krijgt hij hevige aanvallen van glaucoom, waardoor hij volledig blind wordt. Hij raadpleegt vervolgens de Zwitserse oogarts, professor Éperon. We weten dat hij uiteindelijk nooit meer iets zal kunnen zien.

Het was een mooie zomer in 1914, maar het is duidelijk dat het in het gemoed van Louis Vierne allerminst rustig was. Niet alleen door de oorlog die begonnen is en waarin hij nog een zoon zal gaan verliezen, maar vooral ook door de dood van zijn jonge zoon en een van zijn beste vrienden. Een leerling neemt hem mee om hem tot rust te laten komen. We hebben een foto van Vierne hoe hij componeert in de tuin van deze leerling.

Hoe voelt hij zich? Kun je dat horen aan de muziek die hij dan schrijft? De vierde orgelsymfonie heeft een uitgesproken sombere ondertoon. Het stuk heeft vijf delen: prelude, allegro, menuet, romance en finale. Alleen het “menuet” klinkt vrolijk en dat deel  is daardoor een opvallend buitenbeentje binnen de gehele symfonie. Dat menuet staat in E majeur. De cantilene staat ook in majeur, namelijk in Des majeur, qua toonsoort is dat een schril contrast met G mineur waar deel 1, 2 en 5 in staan. Des verschilt een overmatige kwart met G, groter kan de tegenstelling niet zijn. Toch is de cantilene niet echt heel vrolijk, er blijft naar mijn gevoel een onderhuidse somberheid sluimeren.
Boven het eerste deel van deze symfonie schrijft Vierne de tekst van een gedicht van Verlaine: ‘O kan het zijn dat er ooit heldere dagen en zomernachten waren?’ Zelf zei hij later eens dat de symfonie ‘een moment werd opgevrolijkt door de fragmenten van een gelukkige droom, maar eindigt in koorts’. Die gelukkige droom hoor je dus in het “menuet”, misschien ook in de “romance”.
Ik maakte een collage gebaseerd op vier delen. Aan elkaar geschakeld wordt het zo een stuk van “zacht naar hard”, zoals ook mijn kleinzoon graag van zacht naar hard improviseert. Je hoort eerst het begin van de prelude, daarna het begin van de romance, een fragment uit de finale dat overgaat in het slotstuk van het allegro, waar ik deze collage mee laat eindigen. Aan het woord is Marie-Claire Alain op het Cavaillé-Coll orgel van Caen. Zet de speakerboxen lekker ver open en doe je ogen dicht. De wereld van de bijna blinde Louis Vierne komt dan ongenadig binnen. Het is een rijke wereld. Ondanks de droefheid die het uitstraalt is het vooral ook een prachtig en majestueus stuk.

Als je luistert naar het menuet, dat ik niet in deze collage heb verwerkt, dan hoor je een heel andere Vierne. Iemand die in de tuin van zijn leerling zit en lijkt te genieten van de mooie zomer. Het is compleet tonaal, erg klassiek van opzet en de vorm is precies zoals het hoort: A-A-A’-A’-B-B’-A-A’-Coda. Mooi stukje muziek, zou op radio 4 niet misstaan.

Luister hier naar de complete symfonie in vijf delen. Op het einde hoor je “de koorts” zoals Vierne dat zelf noemt. De koorts in zijn hoofd. Een stuk dat je naar de strot kan grijpen. Geen mooie muziek. Maar wel heel goede!

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in muziek en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.