Soms zijn gedichten zo invloedrijk dat meerdere kunstenaars, ook uit verschillende disciplines, er in de loop van de tijd door worden geïnspireerd. Zo schreef Schiller het uitgebreide gedicht “Ode an die Freude”. Beethoven haalde daar een aantal coupletten uit, paste hier en daar de tekst iets aan en componeerde op basis daarvan het laatste deel van de negende symfonie. Wagner bestudeerde de versie van Beethoven een halve eeuw later en schreef daar een artikel over. Die tekst, maar ook het muziekstuk van Beethoven, inspireerde nog weer later Gustav Klimt, die bij een Beethoven-herdenking in Wenen het zogenaamde “Beethoven-Fries” schilderde, een aantal schilderijen achter elkaar die de kern van het gedicht moeten verbeelden.
Iets dergelijks gebeurde met een romantisch verhaal van E.T.A. Hoffmann, een dichter die overigens ook componeerde, uit het begin van de 19e eeuw. In een verhalenbundel van hem staat “De mijnen bij Falun”, een verhaal dat gaat over Elis Frobom, een 17e-eeuwse Zweedse mijnwerker, die op zijn trouwdag sterft in de mijnen. Zijn lichaam wordt vijftig jaar later teruggevonden, nog steeds jeugdig, perfect bewaard gebleven. Zijn nu bejaarde vrouw ziet het lijk en omhelst hem, en zijn lichaam brokkelt af tot stof. Het is een echt romantisch verhaal, er komt een toverfee in voor en een “spokende, in de mijn gestorven mijnwerker”. Dat verhaal inspireerde de dichter Georg Trakl die er in 1913-1914 een driedelig gedicht over maakte: Elis. Dat gedicht, maar ook het er achter liggende verhaal van Hoffmann inspireerde op zijn beurt de componist Henri Delnooz in 1987 tot het schrijven van een koorstuk voor 16 onafhankelijke stemmen: “Elis”. En een hedendaagse schilder, Siiri Spronken, liet zich weer door deze compositie inspireren en maakte vijf schilderijen met de naam Elis1 tot en met Elis5.
Zoals ook het gedicht van Trakl niet makkelijk valt te duiden, zo is dat ook niet gemakkelijk met de muziek van Henri Delnooz. Het gedicht is bij Trakl niet meer romantisch maar is vooral symbolistisch. Alle woorden suggereren iets, door hun mogelijke betekenis, maar ook door de klanken van de klinkers. Ook het ritme van deze tekst is heel suggestief. Henri Delnooz begon aan de compositie door eerst het gedicht heel vaak te declameren om zo te voelen wat voor hem de mogelijke inhoud was. Dat zegt hij in een gesprek, dat opgenomen is, van hem met Hella Melkert (musicologe), Eric Hermans (dirigent) en Mathieu Vermeulen (koorlid). Ook zegt hij daar hoe het stuk uitgevoerd moet worden en licht dat hier en daar met een voorbeeld toe. Wat in dat gesprek gezegd wordt kan toekomstige uitvoerders van dit stuk van dienste zijn. ‘Alles begrijpen van het gedicht moet je niet willen, ik begrijp er nog steeds lang niet alles van’, zo zegt hij. Eigenlijk is dat uiteindelijk ook zo bij de compositie: je moet deze ondergaan, en het werkt als je hem vaker beluistert. Wat dat betreft is het fijn dat er een mooie opname op CD van bestaat en er is ook een streaming opname gemaakt door L1, de regionale omroep Limburg.
Ik ga hieronder proberen om het stuk wat meer te verduidelijken. Ik gebruik daarvoor mijn eigen interpretatie van de tekst van het gedicht van Trakl, dan de informatie die met name Henri Delnooz en ook Eric Hermans geven tijdens hun gesprek. Hoe werkt de muzikale uitwerking bij mijzelf? Ook daar schrijf ik over. Tot slot vertel ik nog iets over de relatie muziek-beeld door in te gaan op vijf schilderijen die werden gemaakt door de kunstenaar Siiri Spronken.
De tekst van Trakl
Deel 1
Elis, wenn die Amsel im schwarzen Wald ruft,
Dieses ist dein Untergang.
Deine Lippen trinken die Kühle des blauen Felsenquells.
Lass, wenn deine Stirne leise blutet
Uralte Legenden
Und dunkle Deutung des Vogelflugs.
Du aber gehst mit weichen Schritten in die Nacht,
Die voll purpurner Trauben hängt,
Und du regst die Arme schöner im Blau.
Ein Dornenbusch tönt,
Wo deine mondenen Augen sind.
O! wie lange bist, Elis, du verstorben.
Dein Leib ist eine Hyazinthe,
In die ein Mönch die wächsernen Finger taucht.
Eine schwarze Höhle ist unser Schweigen,
Daraus bisweilen ein sanftes Tier tritt
Und langsam die schweren Lider senkt.
Auf deine Schläfen tropft schwarzer Tau.
Das letzte Gold verfallener Sterne.
We maken hier kennis met de “blauwe wereld” van veel gedichten van Trakl. Het woord blauw zien we in dit eerste deel twee keer: de “blauen Felsenquells” en ”schöner im Blau”. Waarschijnlijk heeft hij de symboliek daarvan overgenomen van Novalis die leefde van 1772 tot 1801. Novalis wordt wel als een van de eerste romantici beschouwd. In diens roman “Heinrich von Ofterdingen” wil de jonge Heinrich elke vorm van materialisme verwerpen en op zoek gaan naar de perfecte blauwe bloem. Dat beeld werd een symbool voor de Duitse romantische beweging. Trakl kende het beeld en had zelfs een van zijn gedichten aan Novalis opgedragen. Maar een ding springt er gelijk uit als je dit gedicht van Trakl voor je zelf declameert: het is een somber gedicht. We bekijken nu het hele gedicht per deel en per strofe.
Strofe 1: “Elis, wenn die Amsel im schwarzen Wald ruft, dieses ist dein Untergang. Deine Lippen trinken die Kühle des blauen Felsenquells.”
Er vliegt een merel. Maar die merel is natuurlijk zwart ook al wordt dat niet expliciet gezegd. Hij zit niet vrolijk te fluiten in een boom in de lente, nee, hij vliegt door het zwarte woud en roept intussen “jouw ondergang zit er aan te komen”. Wie is het die een noodlot tegemoet gaat? Het gaat om de ondergang van iemand die likt aan een natte rots. We kunnen op dit moment nog slechts raden wat hier aan de hand is.
Strofe 2: “Lass, wenn deine Stirne leise blutet uralte Legenden und dunkle Deutung des Vogelflugs.”
Ook hier is er weer sprake van geheimzinnige informatie. Het woord “lass” kun je misschien het beste vertalen als “geef je over aan”. Al in de oudheid keken waarzeggers naar de vlucht van vogels om de toekomst te voorspellen. In dit geval gaat het om een “dunkle Deutung”, een sombere duiding van de vlucht van de vogels.
Strofe 3: “Du aber gehst mit weichen Schritten in die Nacht. Die voll purpurner Trauben hängt, und du regst die Arme schöner im Blau.”
Wie is “Du”? dat is natuurlijk de hoofdpersoon Elis. We zien hem in deze strofen met zachte tred in de nacht lopen, een nacht, om hem heen hangen paarse druiven. Paars is de kleur van de rouw. Hij loopt met zijn armen naar boven gericht. Probeer maar te voelen wat dat zou kunnen betekenen!
Strofe 4: “Ein Dornenbusch tönt, wo deine mondenen Augen sind. O! wie lange bist, Elis, du verstorben.”
In deze strofe maken we opnieuw een sprongetje in de tijd, hij eindigt immers met de zin: “O! wie lange bist, Elis, du verstorben.”Hij is dus inmiddels dood. We horen hem nog klinken vanuit een struik met doornen (de brandende braambos van waaruit God tot Mozes sprak?) We zien ook zijn “maanachtige ogen”, zijn het de geopende ogen van een gestorvene?
Strofe 5 “Dein Leib ist eine Hyazinthe, in die ein Mönch die wächsernen Finger taucht.
Eine schwarze Höhle ist unser Schweigen”.
In de vijfde strofe wordt zijn lichaam beschreven, dat er uit ziet als een hyacint waar een monnik zijn wassen vingers in doopt. In de tijd van Trakl zal dat een wilde hyacinth zijn geweest, die meestal blauw is en klokjes heeft die een beetje schots en scheef naar beneden hangen. In die hyacinth doopt een monnik zijn vingers van was. Alles is zacht en week.
Strofe 6 “Daraus bisweilen ein sanftes Tier tritt und langsam die schweren Lider senkt.
Auf deine Schläfen tropft schwarzer Tau. In de zesde strofe zien we nog wat details. Er komt een klein, zacht beestje uit zijn lijf. Dat diertje laat langzaam zijn zware pootjes zakken. Op de slapen van Elis zien we zwarte dauw. In het beeld dat geschetst wordt zien we een stervend iemand.
Strofe 7 Das letzte Gold verfallener Sterne”. Deze zwarte dauw is als het ware een restant van uit elkaar gevallen sterren. Een beeld van eeuwigheid. Elis wordt opgenomen in de kosmos.
Wat kunnen we nu zeggen over dit eerste deel van het gedicht? Het lijkt er op of dit deel een terugblik is op Elis, nadat hij gevonden is, 50 jaar na zijn dood. Indertijd ging hij de mijn in om een diamant te vinden voor zijn bruid. Hij hoorde in het bos een merel, maar die merel voorspelde zijn ondergang. De mijn stort in, hij bloedt langzaam dood en hij moet zich overgeven aan alle voorspellingen die aan hem gedaan werden. (Zie voor die voorspellingen ook het oorspronkelijke verhaal van Hoffmann.) En de kleur “blauw”? Het is een mysterieuze kleur met veel schakeringen, het is de kleur van de lucht en de kleur van het water en vooral ook de kleur van de dag. Tegenover blauw staat zwart als kleur van de nacht, de dood, de grot, de mijn. Deze twee kleuren spelen in het leven van Elis een rol. Bij Hoffmann lezen we dat Elis begon als zeevaarder (blauw) en uiteindelijk mijnwerker werd (zwart). De ultieme tegenstelling is hier leven tegenover dood. Zie straks ook deel 3 want deel 1 en deel 3 zijn verwant. Maar deel 1 is vooral somber.
Deel 2
Vollkommen ist die Stille dieses goldenen Tags.
Unter alten Eichen
Erscheinst du, Elis, ein Ruhender mit runden Augen.
Ihre Bläue spiegelt den Schlummer der Liebenden.
An deinem Mund
Verstummten ihre rosigen Seufzer.
Am Abend zog der Fischer die schweren Netze ein.
Ein guter Hirt
Führt seine Herde am Waldsaum hin.
O! wie gerecht sind, Elis, alle deine Tage.
Ein heiterer Sinn
Wohnt in der Winzer dunklem Gesang,
Der blauen Stille des Ölbaums.
Bereitet fanden im Haus die Hungernden Brot und Wein.
Strofe 1: “Vollkommen ist die Stille dieses goldenen Tags. Unter alten Eichen erscheinst du, Elis, ein Ruhender mit runden Augen.”
Dit deel opent met de beschrijving van een mooie herderlijke omgeving, een plaats van perfecte stilte en op een dag dat alles is zoals het hoort te zijn. Dan komt de oe-klank: Unter alten eichen, ein Ruhender met Runden Augen. Ook deze oe-klank, die ik in mijn eigen beleving heel langzaam moet uitspreken, voelt aan als volkomen rust.
Strofe 2: “Ihre Bläue spiegelt den Schlummer der Liebenden. An deinem Mund verstummten ihre rosigen Seufzer.”
De ogen zijn blauw en weerspiegelen de sluimer (weer een oe-klank, Schlummer”) der Liebenden. Nog twee keer een “oe”: “Mund” en “verstummten”. We zien “het roze” van de twee jonge lichamen die elkaar liefhebben, in deze perfecte omgeving.
Strofe 3: “Am Abend zog der Fischer die schweren Netze ein. Ein guter Hirt führt seine Herde am Waldsaum hin. O! wie gerecht sind, Elis, alle deine Tage.”
De herderlijke beelden gaan verder: we zien de visser die zijn netten binnenhaalt en de herder die zijn schapen naar de rand van het bos leidt. Zowel de visser (de apostelen waren vissers) als ook het beeld van de herder lijken een relatie met de bijbel te hebben. Alles lijkt te kloppen: “o, wie gerecht sind, Elis, alle deine Tage”.
Strofe 4: “Ein heiterer Sinn wohnt in der Winzer dunklem Gesang, der blauen Stille des Ölbaums.”
We horen de wijnmaker zingen en de olijfboom ademt een blauwe rust.
Strofe 5: “Bereitet fanden im Haus die Hungernden Brot und Wein.”
De mensen komen thuis en het eten staat al klaar. Wat een mooie beelden! We zijn hier in de tijd dat Elis en zijn verloofde de liefde konden bedrijven in een ongerepte omgeving. Brood en wijn zijn beelden uit de eucharistieviering. Is de dood van Elis ook een offer?
De sfeer van dit tweede deel is totaal anders. De dichter probeert ons te laten voelen hoe het was toen Elis en zijn verloofde in volslagen harmonie in een idyllische omgeving de liefde bedreven. Alles leek te kloppen.
Deel 3
Ein sanftes Glockenspiel tönt in Elis’ Brust
Am Abend,
Da sein Haupt ins schwarze Kissen sinkt.
Ein blaues Wild
Blutet leise im Dornengestrüpp.
Ein brauner Baum steht einsam da;
Seine blauen Früchte fielen von ihm.
Zeichen und Sterne
Versinken leise im Abendweiher.
Hinter dem Hügel ist es Winter geworden.
Blaue Tauben
Trinken nachts den goldenen Schweiss,
Der von Elis’ kristallener Stirne rinnt.
Immer tönt
An schwarzen Mauern Gottes eisiger Odem.
Deel 3 heeft net als deel 1 weer 7 strofen.
Strofe 1: Ein sanftes Glockenspiel tönt in Elis’ Brust am Abend, da sein Haupt ins schwarze Kissen sinkt.
Het is avond en Elis laat zijn hoofd zakken, maar het zakt in een zwart kussen. Het is denk ik het kussen van de keiharde rotsen van de donkere mijn. Het geluid van het zachte klokkenspel is misschien zijn hartslag die nog een tijdje door gaat.
Strofe 2: Ein blaues Wild blutet leise im Dornengestrüpp. In de doornenstruiken staat een wild dier dat aan het bloeden is. De struik met doornen doet me denken aan de doornenkroon van Jezus toen hij werd gemarteld, het wilde dier staat voor Elis denk ik.
Strofe 3: Ein brauner Baum steht einsam da; seine blauen Früchte fielen von ihm. Er staat een bruine boom zonder vruchten: twee symbolen (bruine boom en afvallende vruchten) van vergankelijkheid.
Strofe 4: Zeichen und Sterne versinken leise im Abendweiher. Een avondlijke vijver weerspiegelt symbolen die steeds minder zichtbaar worden.
Strofe 5: Hinter dem Hügel ist es Winter geworden. En in de verte achter de heuvel begint het winter te worden. Deze zin wordt apart gezet. De winter staat voor het seizoen waar alle leven min of meer vedwenen lijkt te zijn: Elis is langzaam aan het sterven.
Strofe 6: Blaue Tauben trinken nachts den goldenen Schweiss, der von Elis’ kristallener Stirne rinnt. Het slot van deze strofe laat zien hoe Elis aan zijn einde is gekomen in de mijn. Blauwe duiven likken zijn voorhoofd, maar het is een gouden zweet, en zijn voorhoofd is van kristal, het kristal dat hij indertijd ging zoeken voor zijn geliefde? De zwarte merel van het begin is nu vervangen door blauwe duiven, die duiven lijken liefdevol, ze likken zijn voorhoofd droog. De duif staat voor vrede, de kleur blauw symboliseert hier licht, het licht van het hiernamaals?
Strofe 7: Immer tönt an schwarzen Mauern Gottes eisiger Odem. Om hem heen is alles zwart, de donkere zwarte wanden van de ingestorte mijn en hij ervaart tijdens zijn laatste uren een ijzige wind. Die ijzige wind is een onverbiddelijke wind die is als de ijzige adem van God.
Samenvattend: In deel 3, het laatste deel van het gedicht, wordt het hele stervensproces van Elis uitgebeeld. Deel 2 is een terugblik op zijn gelukkige leven vlak daarvoor. Deel 1 verspringt naar meerdere momenten maar is uiteindelijk net als deel 3 een beschrijving van het einde van zijn leven en van zijn dood. Alle delen staan bol van de symboliek, het gebruik van klinkers en het benoemen van kleuren: vooral blauw en zwart, maar ook paars, roze, goud en bruin.
Het gesprek tussen Hella Melkert, Henri Delnooz, Eric Hermans en Mathieu Vermeulen
Er was zoals eerder gezegd indertijd een gesprek, geleid door Hella Melkert, met Henri Delnooz, dirigent Eric Hermans en Mathieu Vermeulen. (Hij is onder meer zakelijk leider en zanger van Studium Chorale en doet voor de Stichting Maastrichtse Componisten muziekhistorisch onderzoek en stelt concertprogramma’s samen.) Dat gesprek is toen opgenomen op een cassetterecorder. Ik heb enkele stukjes uit dat gesprek gedistilleerd, die ik hier ook nog toelicht. Dat is bijzonder waardevol omdat zowel Henri Delnooz als Eric Hermans inmiddels zijn overleden. Mathieu Vermeulen heeft als koorlid indertijd ook meegezongen bij de uitvoering voor CD.
Wat zegt Henri Delnooz over het stuk? Eerst gaat het gesprek over de tekst en over de kleuren. Hella vraagt hem: ‘hoe ben je op de tekst van Trakl gekomen? Wat doen de kleuren? Wat is de relatie tussen horen en zien?’ Henri Delnooz zegt dat het gedicht zelf voor hem de inspiratiebron was. Hij las het en werd gegrepen door hoe het klinkt en hoe het bol staat van de symbolen en kleuren. Al declamerende voelde hij hoe de tekst overging in kleuren en vocalen. Het werden een soort “gekleurde bewegingen”.
Hella vraagt aan Henri: wat is nu “uw Elis”? Hij antwoordt: ’alles wat tegengesteld is: licht als consequentie van donker, onder als consequentie van boven, negatief als consequentie van positief, ondergaan en verrotten als consequentie van bloeien, en, iets waar iemand anders me op attent maakte: de dood van Jezus Christus waaruit de verrijzenis voortkomt. Dat realiseerde ik me pas toen het stuk al klaar was, maar dat maakt niets uit, het is ook maar een versie van de tegenstelling positief-negatief.’ Opvallend is dat hij niet het woord “tegenover” gebruikt als hij het over die tegenstellingen heeft, maar “consequentie van”. Je hoort hoe hij dat even per ongeluk wilde doen, maar zich onmiddellijk herstelt en er “consequentie van” van maakt. Het een komt voort uit het ander!
In het volgende fragment van het gesprek probeert Henri uit te leggen hoe de expressie werkt in dit stuk, met name de werking van de dynamiek. Hij vertelt hoe zangers als ze zingen op een tekst vanzelf de neiging hebben om harder en zachter te gaan zingen op een bepaalde, voor hen natuurlijke manier. ‘Maar ik wil heel bewust dat ze het net een klein beetje anders doen. In het begin van de partituur zie je hoe de gediviseerde sopranen allebei op een Bes beginnen, met als dynamiek een partij pianissimo, de ander piano. De partij met piano blijft steeds op dezelfde sterkte, die met pianissimo wordt langzaam harder tot mezzoforte en op dat moment zingen ze een B. Dan worden ze onmiddellijk weer zachter en zingen uiteindelijk de toon B ook op piano-sterkte. Dit soort dingen gebeurt voortdurend en het moet nauwgezet worden uitgevoerd. Normaal gesproken zouden de stemmen de neiging hebben om steeds ongeveer hetzelfde te doen met de dynamiek maar dat is nu juist net niet de bedoeling.’

Het laatste fragment dat ik er uit licht gaat over het begrip “stollend”, “irrigidendo”, dat vooral in het laatste deel en nog specifieker op het einde daarvan een belangrijke rol speelt. Ook Eric Hermans, de toenmalige dirigent, deelt zijn ervaringen met dat begrip en vertelt hoe dat werkt. Henri Delnooz zegt dat het proces dat je hoort vergelijkbaar is met lava die van een berghelling stroomt. De snelheid van de stroming wordt steeds langzamer, de lava stolt. Uiteindelijk komt hij tot stilstand, maar dat gaat uiterst langzaam. Je kijkt ernaar en denkt: “is de trage massa nu tot stilstand gekomen?” je weet het heel lang niet. Eric vertelt dat dit een ontzettend spannend onderdeel is van de compositie, je moet dat gevoel van stollen proberen over te brengen.
Verhelderend is misschien ook de tekst die Mathieu Vermeulen indertijd maakte als programmatoelichting bij dit stuk. Hij schreef onder meer:
In het gedicht valt onmiddellijk de overvloed van beelden op waarin kleuren een rol spelen. Niet als realistische beschrijving of als impressionistische anecdote, maar als eigenlijke drager van de betekenis. Dit was een eerste muzikaal idee voor de componist. voor hem liggen “kleuren zien” en “klanken horen” in elkaars verlengde; zien en horen gaan in elkaar over: muziek als gekleurde beweging, als beweging met kleur. Daarnaast ontwikkelde Delnooz een tweede idee, dat het beste weergegeven kan worden door de laatste tempo-aanduiding van het stuk: de in de muziek ongebruikelijke term “irrigigendo” (stollend). Het derde deel moest voor hem uit het “tot-stilstand-komen” van iets, vergelijkbaar met een lavastroom die langzaam de helling afschuift, vooruitgaand in de ruimte, veranderend van vorm zonder dat men weet hoe en wanneer het stolsel tot stilstand komt. Dit stollen slaat op de tijdsbeleving. De componist zegt hierover: ‘dat wat tot stilstand moest komen was de tijd. Dit sluit aan bij mijn technieken die, afwisselend met of zonder overgang, een gevoel van vooruitgang in de tijd en een gevoel van richting veroorzaken, en het tegengestelde daarvan: het niet-vooruitgaan, het richtingloze, het gevoel omgeven te zijn. Tijd als rechte lijn, tijd als cirkel.’
Mijn eigen analyse en interpretatie van de muziek
Ik heb het stuk eerder al na een aantal keren beluisteren proberen te analyseren op het gehoor. En ik merk dat ik steeds meer ga horen. Ik zal me nu beperken tot een algemene beschrijving. Deel 1 en 3 zijn zeer verwant, dat zagen we ook bij de beschrijving van de tekst. Ze beginnen met muzikale uitwerkingen waarbij de tekst al luisterende niet is te volgen. Eerst klinkt in deel 1 de titel “Elis” die breed wordt uitgewerkt in een zweverige sfeer. Daarna volgt een vrij lang stuk bestaande uit heel korte stukjes van lettergrepen gevolgd door rust op vaak repeterende tonen die door het hele koor heen klinken. Elke zanger heeft zijn eigen lettergrepen die af en toe weer terugkeren. Je hoort een soort ademhaling, het is een gestage beweging die toch geleidelijk enigszins verandert. Is het de ademhaling van de langzaam stervende Elis? Het geheel zakt of stijgt dan wel niet, maar er komen steeds, vooral lagere tonen bij. De tonen worden ook steeds langer, er ontstaat geleidelijk aan een steeds meer klaaglijke sfeer. Er is steeds geluid, er zijn dan geen stukjes stilte meer. We worden door deze klanken geconfronteerd met het dramatische einde van Elis, het klinkt ook misschien als de klaagzang van de treurende bruid die volgens het verhaal elk jaar op de dag van zijn dood terug ging naar de mijn. De klanken van de lettergrepen zijn als kleuren, ze zijn gehaald uit de lettergrepen van de woorden van strofe 1 en 2. En in een willekeurige volgorde: de tekst zelf is onherkenbaar geworden. Strofe 3 tot en met 7 zijn heel anders getoonzet, daar kun je de tekst wel goed volgen.
Hoe gaat dat in het verwante deel 3? Nu zijn het maar liefst vijf strofen waarbij de tekst niet valt te volgen. Alleen in de laatste twee weer wel, waarbij strofe 7 heel lang gerekt wordt tot een stollend einde. Er zijn dan in de individuele stemmen voortdurend kleine glissandi, ongelijk van elkaar. Zeer klaaglijk.
Deel 2 is anders, eigenlijk is in dit deel de tekst voortdurend goed te volgen en wordt per strofe iets anders uitgewerkt. Maar wat me opvalt is dat ook in dat deel op de een of andere manier een sombere ondertoon aanwezig blijft, bijvoorbeeld als Elis verschijnt onder een eikenboom horen we heel klaaglijk zijn naam. En dat terwijl hij in dat deel de liefde bedrijft in een ogenschijnlijk perfecte wereld. Dat gevoel van triestheid blijft dus ook in dit deel aanwezig, maar is minder prominent als in de andere delen.
De strofen waarbij de tekst goed is te volgen behoeven minder analyse. Om een klein idee te geven op welke manieren die muzikaal zijn uitgewerkt uit elk deel een voorbeeld.
Fragment van strofe 6 uit deel 1:
Daraus bisweilen ein sanftes Tier tritt
Und langsam die schweren Lider senkt.
De tekst wordt heel kort, stoterig en onregelmatig in stukjes op springerige toonhoogtes neergezet, het “sanftes Tier” zien we als het ware tevoorschijn komen en uiteindelijk zijn pootjes ergens neerzetten, het woord “senkt” is heel laag en heel langgerekt: ja hoor, het staat stil.
Fragment van strofe 3 uit deel 2:
Ein guter Hirt
Führt seine Herde am Waldsaum hin.
Dit stukje wordt unisono gezongen, waarbij de goede herder (Jezus?) het hoogste in toon is, in golvende bewegingen gaat de tekst naar beneden. De kudde lijkt aan de einder, aan de rand van het woud, tot stilstand te komen, maar opvallend, juist heel mooi is, hoe het laatste zinnetje, zacht gezongen, juist weer een beetje naar boven “golft”.
Fragment van strofe 6 uit deel 3:
Blaue Tauben
Trinken nachts den goldenen Schweiss,
In eerste instantie hoor je een zetting die lijkt op die ik hiervoor besprak, ook deze begint unisono (alleen de vrouwen) en is golvend. Maar het unisono wordt op een heel vrije manier enigszins “canonisch gezet met nu ook de mannenstemmen erbij vanaf de tweede regel: de duiven vliegen een beetje onafhankelijk door de lucht. “Nachts” is laag en donker. Prachtig is ook hoe het woord “goldenen” wordt uitgedrukt in een nog weer wat meer gelaagde zetting.
De schilderijen van Siiri Spronken.
De beeldend kunstenaar Siiri Spronken maakte in 1993 vijf schilderijen met de naam Elis 1 tm Elis 5. Hij had zich laten inspireren door de muziek van Henri Delnooz. Henri Delnooz was er indertijd zeer door gecharmeerd. Ik heb er eentje in het echt gezien en van nog twee schilderijen heb ik een foto. In deze drie schilderijen zien we hoe kleuren en de overgang van kleuren erg belangrijk zijn. Ze zijn niet helemaal abstract, vooral in het tweede schilderij herken je een boom en op alle drie de schilderijen zie je een spookachtig figuur naar voren komen in de kleuren. Ik heb geprobeerd deze schilderijen als achtergrond-afbeelding te gebruiken bij een film waarin de relatie muziek-tekst wat meer toegankelijk wordt gemaakt. Het tweede schilderij springt er uit. Waar het eerste en laatste schilderij iets meer kleuren, en ook hardere kleuren hebben, met vooral ook veel blauw, heeft het tweede schilderij een heel andere lading. We zien meer pastelachtige kleuren, lichtgeel (goud?), bruin, een beetje pastel-groen en pastel-blauw, zacht oranje maar ook een klein opvallend rood detail. Zoals het tweede deel van het gedicht het gouden leven illustreert, zou dit schilderij dat ook kunnen doen. Ik heb er daarom voor gekozen om dit schilderij als afbeelding te gebruiken bij het tweede deel. De meer uitbundige kleuren van de andere twee schilderijen passen wat mij betreft goed bij het drama van de tekst in deel 1 en deel 3. Henri Delnooz vertelde dat kleuren en de muziek heel dicht bij elkaar stonden. Hij sprak over “gekleurde bewegingen”. Feitelijk zal de luisteraar die relatie zelf leggen, door in zijn hoofd bij het luisteren kleuren te zien die veranderen. De schilderijen van Siiri Spronken leggen ook op hun manier die relatie en dat kun je terugzien in de film die ik maakte, waarbij tekst, muziek en beeld een eenheid vormen. Het irrigidendo van de muziek (het tot stilstand komen) laat ik parallel lopen met een gevoelsmatig tegengestelde beweging: heel langzaam komt het schilderij tevoorschijn, de kleuren worden steeds feller. Pas als de muziek is gestold en verdwenen verdwijnt ook dit schilderij in het niets.
Dan nog iets over de uitvoering door Studium Chorale onder leiding van Eric Hermans. Die is zonder meer subliem. Welk ander koor in Nederland zou dat op dit moment kunnen evenaren? Er is tot in details gewerkt om het zo te laten klinken, dat kan niet anders. Een koor dat dat ook zou kunnen en er ook genoeg energie in zou stoppen is misschien het Kammerchor Stuttgart, of wellicht het Lets kamerkoor. Het zou aardig zijn om dergelijke koren te benaderen en warm te maken voor een hernieuwde uitvoering. Het stuk zou het verdienen. Gelukkig hebben we op dit moment een opname van Studium Chorale!
Meer over Hoffmann en Trakl en over de betreffende teksten van deze schrijvers vind je hier
Volgens mij heb je je proefschrift geschreven!Verstuurd vanaf mijn iPhone
LikeLike
ja Henny ik ben er helemaal in gedoken. Als je zin en tijd hebt moet je op een zo groot mogelijk scherm kijken en luisteren naar het filmpje dat ik maakte op het einde. Het duurt een half uur. Verder zijn de teksten van het gesprek met Henri Delnooz aardig om te beluisteren. Henri.. het is net of hij er even weer is..
LikeLike
Studium Chora
LikeLike