De Sint Janskerk van Gouda is beroemd om zijn hoge vensters, die allemaal voorzien zijn van glas-in loodramen, de zogenaamde Goudse glazen. Als je de kerk binnenkomt kun je er niet om heen. Maar zeven van die glazen zie je niet zo snel. Daarvoor moet je doorlopen naar een kapel, helemaal in het noordoosten van de kerk. Via een gang kun je die bereiken. Je bent dan in de Van der Vormkapel. Dat is een prachtige ruimte die dienst doet als stiltekapel. Van der Vorm, een industrieel uit Rotterdam, heeft de zeven glazen uit de zestiende eeuw die er nu geplaatst zijn laten restaureren en heeft ook de bouw van deze kapel in 1934 gefinancierd. Dit artikel vertelt iets meer over de geschiedenis van deze glazen, en ook iets over de glazen zelf.
We moeten terug gaan naar de vijftiende eeuw. Omstreeks 1476 werd in Gouda het Brigittenklooster gesticht, gesteund door Margaretha van York, echtgenote van Karel de Stoute. Het klooster was een zogenaamd dubbelklooster, er woonden zowel mannelijke als vrouwelijke religieuzen. De regels van de heilige Brigitta uit Zweden, 1303-1373, waren de leidraad voor het dagelijkse leven. De orde heeft een sterk contemplatief karakter. Bezinning op het lijden van Christus maakt daar deel van uit en ook de hoop op verlossing, die daaruit voortvloeit. De zusters leefden in armoede en afzondering. Het klooster werd ook wel Mariënsterre genoemd, waarbij de sterren verwijzen naar het wapen van Gouda. Het kloostercomplex was gelegen op een terrein tussen de Raam en de Vest in Gouda. In 1515 werd een beeld van Sint Brigitta op de toren van het klooster geplaatst. In de eerste helft van de 16e eeuw werd het klooster erg armlastig. Tegen betaling kon er voor je zielenheil door de broeders en zusters gebeden worden, dit om te proberen financieel wat draagkrachtiger te worden.
Toen gebeurde er iets in een ander klooster, namelijk het bij Haastrecht gelegen klooster van Stein. De een zijn dood is de ander zijn brood. Waar tegenwoordig de boerderij ‘het Klooster’ staat (sinds september 2022 heet de boerderij “Koel”, er wordt nu ambachtelijk ijs gemaakt) werd in 1419 het convent van de Reguliere kanunniken van St. Augustinus gesticht, ook wel Emmaüs of Stein genaamd. Erasmus deed er in 1487 zijn intrede en zou er tot 1492 blijven. Het klooster had goede connecties in de kerkelijke wereld, vooral ook met de bisschop van Utrecht. (Meer over die betrekkingen kun je lezen in de brieven van Erasmus.) Dit klooster nu brandde in 1549 af, op het moment dat het Brigittenklooster in Gouda er door achterstallig onderhoud erg slecht aan toe was. De reguliere kanunniken van Stein kochten het bouwvallige “Brigittenklooster” in de binnenstad van Gouda. Het heette nu daarom voortaan “Regulierenklooster”. De overgebleven kloosterlingen van de Brigittenorde vertrokken in 1551 naar een convent in Soest. De kloostergebouwen werden door de Regulieren opgeknapt. De verbouwing stond onder leiding van dezelfde architect die toen ook belast was met de herbouw van de Goudse Sint-Janskerk die in 1552 voor een groot deel was afgebrand. In de jaren 1553 en 1554 werd er een nieuwe kapel bij het Regulierenklooster gebouwd. In deze kapel werden mooie glas in loodramen geplaatst over het lijdensverhaal van Christus.
Dit alles bleek geen lang leven beschoren, twintig jaar later, in 1572, bezetten de Geuzen de stad en schoorvoetend ging de stad over tot het protestantisme. Alle kloosters werden onteigend. In 1576 werd het Regulierenklooster deels afgebroken en rond 1580 onderging de kapel hetzelfde lot. De laatste prior van het convent was Wouter Jacobsz. Maes, wiens dagboek van 1572 tot 1579 bewaard is gebleven, waarin hij verslag deed van deze woelige periode in de geschiedenis. Na de afbraak van het Regulierenklooster zorgde het stadsbestuur ervoor dat de gebrandschilderde glazen van de kapel bewaard bleven. Deze nog gloednieuwe glazen waren vervaardigd naar een ontwerp van de Goudse glazenier Dirk Crabeth die in dezelfde tijd ook veel van de glazen in de Sint Janskerk maakte. De glazen werden in 1580 overgebracht naar deze Sint-Janskerk. De glasmaker Jan Woutersz kreeg de opdracht om de glazen te verwerken in twee nog lege vensters in het koor. In 1934, toen de van der Vormkapel klaar was, zijn deze glazen uit de twee hoge vensters in het koor weer verwijderd en in deze nieuwe kapel geplaatst. Daardoor ontstond een situatie vergelijkbaar met hoe het er waarschijnlijk ook ongeveer in de eerdere Regulierenkapel had uitgezien. Mogelijk zijn er oorspronkelijk nog enkele glazen meer geweest, daarover zo meteen meer.
Als we kijken naar de sponsors van deze glazen zo halverwege de zestiende eeuw dan krijgen we inzicht in de relaties die de Regulieren toen hadden. Onder elk glas wordt deze sponsor genoemd en wordt er een portret getoond zoals dat onder op het geschonken glas staat. Op de onderkant van de betreffende glazen, kunnen we hen zien.
- Glas 58 – Jan Heye, burgemeester van Gouda, Het eerste glas werd gelijk gesponsord door een belangrijke figuur uit de stad. Op Wikipedia kunnen we het verhaal van zijn leven lezen: Heye was een lid van een Goudse regentenfamilie. Hij trouwde met Lucia Pauw. Zelf zou hij de functie van burgemeester in de periode van 1553 tot 1568 viermaal vervullen. Daarvoor was hij van 1548 tot 1552 schout van Gouda. Heye was katholiek en een aanhanger van Philips II. Na de inname in 1572 van Gouda door de geuzen onder leiding van Adriaen van Swieten werd Heye afgezet. Hij ontvluchtte de stad, maar wilde zich niet bij deze situatie neerleggen. Het verhaal van zijn vlucht naar Utrecht werd opgetekend in het dagboek van de eveneens uit Gouda gevluchte prior Wouter Jacobsz. Samen met enkele geestverwanten beraamde Heye een plan om Gouda in de handen van de Spanjaarden te spelen. Het plan dat in de nacht van 5 op 6 februari 1574 zou worden uitgevoerd mislukte. De schoonzoon van Heye, Adriaan Pietersz., werd in Gouda betrapt toen hij zijn schoonvader een bericht wilde sturen dat er versterking in de stad was gearriveerd. Zijn schoonzoon werd hiervoor bestraft. Hij werd op 20 februari 1574 op de Markt van Gouda, tezamen met een medestander, onthoofd en gevierendeeld. De lichaamsdelen werden ter afschrikking opgehangen aan de stadspoorten en de hoofden tentoongesteld op het kasteel. (Het kasteel werd niet veel later, in 1577, trouwens afgebroken. Zie ook mijn blog over de kastelen van Gouda en Schoonhoven). Heye bleef in Utrecht en overleed enkele maanden later, op 11 september 1574, in deze stad. Jan Heye heeft zich samen met zijn vrouw in vroom gebed laten afbeelden.

- Glas 59, Dirck van Reynegom. Ook al weer iemand uit het stadsbestuur. Van Reynegom was in 1546 de grootste bierbrouwer van de stad. Hij woonde met zijn vrouw Aechte Jansdr. en kinderen in een patriciërswoning aan de Westhaven. Van Reynegom was lid van de Goudse vroedschap, enkele malen was hij schepen en ook kerkmeester van de Sint-Janskerk. Hij is op onderstaande afbeelding de man met een grote baard.

- Glas 60, Nicolaas Ruysch. Hij was thesaurier bij het kapittel van Oudmunster in Utrecht, Hij ging dus over het geld van de kanunniken aldaar. In Utrecht waren veel kapittelkerken en sommigen kapittels waren erg rijk.

- Glas 61, Nicolaas van Nieuwland, wijbisschop Utrecht. Van Nieuwland werd al op jonge leeftijd tot bisschop benoemd, in 1541 werd hij titulair bisschop van Hebron in het Heilige Land. Daarnaast was hij wijbisschop, oftewel hulpbisschop van Utrecht. Er waren duidelijk nog steeds goede contacten van het voormalige klooster van Stein met het bisdom.

- Glas 62, Robert Jansz. Goris, prior van het Margarethaconvent aan de Spieringstraat (ook Hofstraat genoemd) in Gouda. Hij is een van de schrijvers van de kloosterkroniek, waarmee een voorganger van hem in 1452 was begonnen en waarin de geschiedenis van het klooster werd beschreven vanaf 1386. Goris werkte de kloosterkroniek bij over de periode van 1485 tot omstreeks 1549. In 1551 speelde Goris een rol bij de verplaatsing van de Regulieren van Stein – na de brand die hun klooster had verwoest – naar hun nieuwe onderkomen.

- Glas 63, Willem Jacobsz. De kanunnik Willem Jacobsz. werd in 1554 overste of rector van het klooster van Sint Marie. Dit klooster is het meest welvarende klooster van Gouda geweest. De overgang van de stad naar het prinsgezinde kamp in 1572 betekende het einde van het klooster. Willem Jacobsz. was al gedurende korte tijd nog voor de komst van de geuzenleider Lumey gevangengezet, maar hij was weer vrijgelaten. Ternauwernood konden Gouwenaars voorkomen dat zijn klooster in vlammen opging. Het kloostercomplex werd wel geplunderd onder leiding van “Maerten de kerkbreeker”. Ook het leven van Willem Jacobsz. werd bedreigd. Volgens het dagboek van de prior van het nabijgelegen Regulierenklooster, Wouter Jacobsz. Maes, zou Willem Jacobsz op kerstavond 1572 in zijn huis zijn overvallen door “rabauwen”, die hem dreigden op te hangen, maar hij wist aan hen te ontkomen. Willem Jacobsz. overleed kort daarna, in 1573 en daarmee kwam tevens een einde aan het rectoraat van dit Goudse klooster. Het kloostercomplex werd ontmanteld en deels bestemd om als opvang van melaatsen te dienen.

- Glas 64, Thomas Hermansz. De omstreeks 1518 geboren pater Thomas Hermansz. hoorde oorspronkelijk bij de Regulieren die in Stein moesten vertrekken toen het klooster was afgebrand. Hij ging niet mee naar Gouda maar werd benoemd tot kloosteroverste van Mariënpoel nabij Leiden. Vanuit deze nieuwe stek had hij blijkbaar de middelen om nog een bijdrage te leveren aan het nieuw betrokken klooster in Gouda van zijn voormalige kloosterbroeders.

De afbeeldingen over het lijdensverhaal
Zo staan we dan nu in de prachtige van der Vormkapel en richten ons op de eigenlijke afbeeldingen die boven de afbeeldingen van de opdrachtgevers staan. Deze zeven glazen gaan allemaal over het einde van het leven van Jezus. Bij de reguliere Augustijnen waren de glazen bedoeld als inspiratie voor het gebed: je richtte je tot Jezus en dacht aan een facet van zijn leven. Die functie hebben de glazen nu opnieuw gekregen. De Van der Vormkapel is nadrukkelijk een stiltekapel. We zien het hele lijdensverhaal, van de gevangenneming tot en met Pinksteren, maar het valt op dat twee of misschien wel drie glazen ontbreken: waarschijnlijk het glas met Jezus aan het kruis en waarschijnlijk ook het glas met de graflegging is er niet bij. Zijn ze verloren gegaan bij het verplaatsen in 1580 of moesten ze misschien nog gemaakt worden? Zeven glazen zijn er wel te zien:
Glas 58 de gevangenneming.
Glas 59 de bespotting.
Glas 60 Ecce homo.
Glas 61 de kruisdraging.
Glas 62 de opstanding.
Glas 63 de Hemelvaart.
Glas 64 Pinksteren.
Persoonlijk lijkt het mij het meest aannemelijk dat er negen glazen zijn geweest. In het oosten helemaal centraal Jezus aan het kruis. Dat is een sterk symbool waar de mensen in de kapel dan automatisch op gericht zijn: het lijden van Christus op het hoogtepunt. Net zoals in alle katholieke huizen op een centraal punt een kruisbeeld hing. En dan symmetrisch aan twee kanten de andere glazen. Ik vermoed links de gevangenneming, de bespotting, de afbeelding met “ecce homo” en de kruisdraging. Rechts de graflegging, de opstanding (Pasen), de Hemelvaart en Pinksteren.
Glas 58, de gevangenneming
We zien hoe Jezus op de grond ligt en door een soldaat met getrokken zwaard gevangen wordt genomen. Judas in paars gewaad overhandigt op dat moment de geldbuidel. De mannen met de gele hoofddeksels zijn de hogepriesters, we zien nog een aantal opgestoken lansen van soldaten. Op de achtergrond vluchtende mensen, waarschijnlijk de leerlingen van Jezus.

Glas 59, de bespotting
In een tempel zit Jezus geblinddoekt op de grond. Rechts zien we een man met een groene toga gehurkt. In zijn linkerhand houdt hij een rieten stok die Jezus als spot wordt aangeboden, waarna de mensen zullen zeggen: ‘Gegroet, koning van de Joden’. (Mattheus evangelie.) Achter Jezus hebben twee mannen een doornenkroon op zijn hoofd geplaatst. De man rechts met de rode jas heeft een lans in zijn rechterhand. Met zijn linkerhand wijst hij naar boven en lijkt te zeggen: ‘zie je wel, hij zegt zoon van God te zijn maar hij kan niets. Waar blijft die God van hem nou?’

Glas 60, Ecce Homo
Jezus staat op een verhoging, naast hem staat Pilatus. Hij toont hem aan het volk dat op de voorgrond staat, samen met ook soldaten. Rechts op de voorgrond zit iemand op een steen die een lam met een band om zijn hals vasthoudt. Wordt Jezus hier vereenzelvigd met het onschuldige, gevangen lam? “Ecce homo”, ziet de mens, ziet het onschuldige lam. Je ziet dat hier ook een gevangenis is. Naast het lam kun je door de tralies van een kerker een vastgehouden misdadiger zien. Dat zou wel eens Barrabas kunnen zijn die even later wordt vrijgelaten op aandringen van het gepeupel.

Glas 61, de kruisdraging
Volgens het verhaal zou een vrouw, Veronica genaamd, Jezus tijdens de kruisweg met een doek het zweet over zijn aangezicht weghalen. De doek heeft de vorm zoals hij ook later terug gevonden zou zijn en zoals hij op talrijke schilderijen is afgebeeld. In de bijbel staat dat ene “Simon van Cyrene” hem hielp om het kruis te dragen. We zien Simon achter het kruis staan. Verder zien we vooral wrede soldaten die Jezus opjagen om door te lopen.

Glas 62, de opstanding
Bij het graf waren soldaten in slaap gevallen. Ze worden wakker en zien hoe tot hun verbazing Jezus weer tot leven is gekomen. Een soldaat verbergt zijn gezicht onder zijn schild, hij weet niet wat hij ziet. In de verte komen de “drie Maria’s” aan die zullen merken dat hij uit het graf is verdwenen. Links naast Jezus zien we een engel die dat bericht straks aan allereerst Maria Magdalena zal vertellen.

Glas 63, de Hemelvaart
De leerlingen van Jezus waren bij elkaar gekomen en Jezus verscheen, na zijn dood, in hun midden. Hij at met hen en zei tot hen ‘Wanneer de Heilige Geest over jullie komt zullen jullie de getuigen zijn om mijn kracht te ontvangen tot aan het uiteinde van de aarde. Toen hij dit gezegd had werd hij voor hun ogen omhoog geheven en opgenomen in een wolk’ (Handelingen 1). Links boven zien we nog zijn voeten die omhoog gaan, hij wordt vergezeld door twee engelen. Als je de hoofden van de leerlingen goed telt zie je dat het er elf zijn. Judas had zichzelf immers opgehangen.

Glas 64, Pinksteren
Handelingen 2:1-4. “Toen de dag van het joodse feest Sjavoeot (het latere Pinksterfeest) aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.” Alle aanwezigen hebben op onderstaande afbeelding een klein vlammetje boven hun hoofd, links boven vliegt een duif die een enorm licht naar beneden straalt. Dat is natuurlijk de Heilige Geest. Opvallend is dat er een biddende vrouw met opengeslagen boek de andere kant uit kijkt. Ook zij heeft een vlammetje op haar hoofd. Het zal gaan om Maria, alhoewel niets in de bijbel staat over haar aanwezigheid bij Pinksteren. Je ziet onder haar blauwe mantel nog haar voeten met gele sandalen.

Zeven prachtige glazen die ons iets vertellen over de opdrachtgevers en wat zij zoal meemaakten in deze woelige periode, vlak voordat het protestantisme de officiële godsdienst werd. En die ons een laatste blik gunnen op het vrome Roomse leven in die periode, hoe kloosterlingen maar ook burgers via prachtige afbeeldingen konden bidden. En hoe veel mensen dat nog steeds kunnen doen in deze stiltekapel.
Alle foto’s van deze glazen zijn door mezelf gemaakt op 15 april 2023.
Zie ook:
De Goudse glazen
De Glazen in het noordelijke transept
De Goudse propagandaglazen
Johannes de Doper in Gouda, deel 1
Johannes de Doper in Gouda, deel 2
Pingback: Johannes de Doper in Gouda, deel 2 | De kwintencirkel
Pingback: Johannes de Doper in Gouda | De kwintencirkel
Pingback: De Goudse glazen in het noordelijke transept: van katholiek naar protestant | De kwintencirkel
Pingback: De Goudse propaganda glazen | De kwintencirkel
Pingback: De Goudse Glazen | De kwintencirkel