Onder de kop “Observatorium maakt unieke babyfoto’s van andere planetenstelsels” stond vanochtend een interessant artikel in de Volkskrant. Zwakke radiogolfjes die uitgezonden worden door kleine stofdeeltjes bij een zeer jonge ster zorgen voor een nauwkeurig beeld van hoe de ster en zijn directe omgeving er uit ziet. 21 foto’s van jonge sterren. Wat blijkt? Al vlak na de geboorte van de ster zijn er ringen te zien rond die ster met daarin stofdeeltjes. Dat stof gaat al snel samenklonteren: eigenlijk zien we hoe daar op dit moment planeten worden geboren. In het verleden dacht men dat daar wel zeker een miljard jaar over heen ging, maar het blijkt al binnen een miljoen jaar te gebeuren, kortom al heel snel na de geboorte van de ster zelf.
Wat mij zelf vooral integreerde was het feit dat de plaatjes van deze babysterren van de ene kant leken op de afbeeldingen van melkwegstelsels (veel grotere objecten) en van de andere kant leken ze op de ringen van Saturnus of een van de andere grote planeten van ons zonnestelsel (veel kleinere objecten). Inmiddels weten we dat die ringen van die planeten ook uit stofdeeltjes bestaan die langzaam aan het samenklonteren zijn tot maantjes. En kijken we naar juist de grotere schaal, naar melkwegstelsels, dan zien we hoe er in zo’n stelsel armen zijn. Delen in het stelsel waar de sterren verdicht zijn en delen waar dat niet het geval is. Met in het midden dan de kern van de melkweg met daarin schijnbaar oneindig veel sterren. En in het midden daarvan meestal een kolossaal zwart gat, een gebied waar alle materie en zelfs het licht naar binnen wordt gezogen. Kijken we naar nog grotere eenheden dan zien we niet alleen talloze melkwegstelsels maar ook daarin weer clustervorming. En het lijkt of al die clusters een ijle band met elkaar hebben, als een soort draden van een spinnenweb. In de kern daarvan moet ooit de oerknal hebben plaats gevonden. Ik denk dat daar nu het allergrootste zwarte gat zit dat er maar bestaat.
Mijn kleinzoon is helemaal gefascineerd door een mooi gemaakt filmpje dat een en ander aanschouwelijk probeert te maken. We beginnen heel aards. We zien het beeld van een lieflijke, donkere zomeravond en we horen intussen krekels. Het zijn wel bijzondere krekels, ze geven licht als een soort vuurvliegjes: je hoort en ziet ze vliegen. Het is volle maan. De maan komt steeds meer in beeld. En dan komt er een muziekje, een soort passacaglia met een zich steeds herhalend patroon waaraan steeds andere muzikale elementen worden toegevoegd. Mijn kleinzoon kan het muziekstukje dromen, nazingen en de details van die muzikale elementen feilloos onderscheiden. Deze muziek dient als achtergrond bij steeds groter wordende objecten. We beginnen dus bij de maan. Deze wordt nu eerst vergeleken met twee kleinere objecten: de dwergplaneet Pluto en de asteroide Ceres. Dan, en daar gaat het feitelijk om, wordt de maan vergeleken met steeds grótere objecten, tot we aangekomen zijn bij de grootste ster van ons melkwegstelsel die we kennen: UY Scuti. Maar we zijn er nog niet, alles wordt desondanks alsmaar groter. De grootte wordt inmiddels uitgedrukt in vele lichtjaren. En uiteindelijk komen we bij het hele heelal: de Universe. Alleen: er zijn geleerden die denken dat er nog meer van dergelijke “heelallen” zijn, die de “multiverse” genoemd worden, en ook daar zien we een afbeelding van. Ik heb hem uitgelegd dat de meeste geleerden hier niet zo in geloven, dat het dus meer een soort fantasie is. Iemand als Stephen Hawkins heeft vlak voor zijn dood proberen duidelijk te maken waarom er volgens hem geen multiverse is. Het houdt gewoon op bij het heelal. Maar voor mijn kleinzoon is het toch een fascinerend idee. Vanmiddag fabriceerde hij op de keukentafel een “multiverse”: allerlei kerstobjecten als ballen, kastanjes en kleine en grote dennenappels vormden uiteindelijk de multiverse: met daarin “heelallen” van verschillende grootte.
‘Kijk, dat is ons heelal’, zei hij, wijzende naar een kastanje. Je verzint het niet, maar feitelijk denk ik dat hij dichtbij de waarheid zit. Alles wat we in het klein zien is volgens mij een afspiegeling van de kosmos.