In Padua en Venetië zag ik in het verleden klokken die mijn aandacht trokken. Ik noemde het astrologische klokken, alhoewel astrologie soms hooguit een opvallend aspect was van het instrument. Op die klokken was veel meer te zien dan de tijd. Ik zag iets vergelijkbaars in een boek dat ik onlangs kocht. In dat boek werd een pagina besproken van een middeleeuws brevier uit de dertiende eeuw. Het was een kalender die ging over de maand juni.
Onder het origineel staat een transcriptie, vervaardigd door Rob Dückers. Er staan veel intrigerende dingen in. Eigenlijk is slechts een ding snel duidelijk: elke dag van de maand is gekoppeld aan een heilige. Maar er valt veel meer af te lezen.
Zoals ik zei stamt de pagina waarschijnlijk uit een brevier, een handboek met allerlei geestelijke teksten voor een priester. Door te kijken naar welke heiligen er in deze kalender staan durft Dückers te beweren dat de kalender afkomstig is uit de omgeving van Roermond en ook dat hij waarschijnlijk vóór 1295 tot stand gekomen moet zijn. Hoe is hij daar achter gekomen? Door te kijken naar welke heiligen er allemaal op staan. Het zijn namelijk bijna allemaal heiligen die lang niet overal vereerd werden. Zo staat Servaas er op, maar niet als een speciale heilige. Speciale heiligen worden in het rood weergegeven. In heel het bisdom Luik werd Servaas vereerd, maar alleen in Maastricht was het een bijzondere feestdag. Quirinus van Sescia op 4 juni is in Utrecht een speciale heilige. Hier staat hij er wel op, maar niet als speciaal. Ook ontbreekt Lebuinus, die op een Utrechtse kalender niet zou ontbreken. De kalender komt dus zeker niet uit Utrecht. Medardus op 8 juni werd met name in Wessem en Thorn vereerd. Deze kalenderpagina komt zo deducerende vrijwel zeker uit een brevier gemaakt voor iemand die werkzaam was in de ruime omgeving van Roermond. Dückers vindt het niet onaannemelijk dat hij gemaakt is voor de Munsterabdij van Roermond. Persoonlijk lijkt de abdij van Thorn mij ook een goede kandidaat. En hoe komt Dückers aan zijn idee: gemaakt vóór 1295? Omdat het feest van de apostel Barnabas vanaf 1295 een universele feestdag werd moet de kalender dus eerder zijn gemaakt. Anders zou zijn naam immers in het rood zijn weergegeven.
Op de kalender staan 30 rijen, logisch want juni heeft 30 dagen. Deze rijen zijn weer verdeeld in zes kolommen. De vijfde kolom zagen we al. Daar staan de namen van de heiligen die bij de betreffende dag horen. Wat betekenen de gegevens in de andere kolommen?
Kolom 1 gaat over de maanstanden. Die kun je niet in een jaarkalender zetten, die zien er immers elk jaar anders uit. Maar via het zogenaamde gulden getal kun je dat wel bepalen. Dat komt omdat elk jaar er in dat opzicht om de negentien jaar precies hetzelfde uit ziet. Er zijn zo 19 gulden getallen, en die staan in de eerste kolom. Je moet nu weten wat het gulden getal is van het jaar dat je de kalender gebruikt (bijvoorbeeld V) en dan weet je dat het op de dag waar V staat nieuwe maan is. Alle andere maanstanden kun je daaruit afleiden (telkens zeven dagen later of eerder). Deze negentienjarige cyclus was ik zelf al een keer tegengekomen toen ik zo’n 25 jaar geleden zelf een digitaal planetarium in elkaar knutselde.)
Kolom 2 geeft de relatie met de dag van de week aan. Je ziet zeven letters die zich steeds weer herhalen, de letters staan voor de dagen van de week. Maar elke letter kan de zondag zijn. Via een formule, gerelateerd aan het gulden getal, kun je uitrekenen welke letter voor een zondag in dat jaar staat, en dan weet je gelijk ook de andere weekdagen. (Voor dat laatste heb ik zelf ooit een leuk hulpmiddel ontwikkeld: een kalender die je vanaf het jaar 532 tot ver in de toekomst laat zien welke dag van de week bij welke datum hoort: historische kalender).
Kolom 3 gaat over de dagen van de maand, maar dan de dagen zoals ze geteld werden in de oude Romeinse kalender. De Romeinen telden niet van 1 tot en met 30. De eerste dag van de maand heette Kalenda, en werd afgekort tot KL. De maand is verdeeld in periodes die lopen van Kalenda naar Idus en Nonas. Alle andere dagen van de maand werden gerelateerd aan een van deze ijkpunten, je had het bijvoorbeeld over de tweede dag voor de Idus. In oude geschriften wordt hier maar zeer weinig gebruik van gemaakt. Meestal had men het over de feestdag van Bonifacius, of “het gebeurde “twee dagen voor de feestdag van Bonifacius”. De Romeinen zouden zeggen: “het gebeurde de Nonas van Juni”. Nog een voorbeeld: wij zeggen “11 juni”, zij zeggen: “de feestdag van de apostel Barnabas”, de Romeinen zeiden: “de derde dag voor de Idus van Juni”. Achter de grote KL van Kalenda staat ook nog dat de maand juni 30 dagen telt en dat de maancyclus 29 dagen duurt. Dat laatste is natuurlijk altijd zo, maar het betekent voor de gebruiker dat als het bijvoorbeeld op de eerste volle maan is, dat het dat op de dertigste weer zal zijn.
Kolom 4 laat zien hoe er Romeins geteld werd: Zoveel dagen voor N (Nonas), of zoveel dagen voor Id (Idus) of zoveel dagen voor de volgende kl (Kalenda). Ze telden dus in principe naar het volgende ijkpunt toe, niet er vanaf. (Niet “twee dagen na de Idus van juni”)
In kolom 5 staan naast de namen van de heiligen nog enkele interessante details. We zien hoe vermeld wordt op welke dag de zon naar het dierenriemteken kreeft gaat (“Sol in cancrum”). Wat werd er toen bedoeld met zon in kreeft? De dierenriemtekens verschuiven geleidelijk t.o.v. de seizoenen. Rond het jaar 0 kwam het begin van de zomer globaal overeen met de echte stand van zon in kreeft. Inmiddels, zo rond het jaar 2000, is dat een dierenriemteken terug, tweelingen. In 1250 dus ergens daar tussen in. Vanuit de astrologie wordt zon in kreeft helemaal niet meer gekoppeld aan de stand van de zon ten opzichte van de vaste sterren, maar aan de zonnewende. Het symbool kreeft staat dan voor de eerste maand van de zomer, zoals ram staat voor de eerste maand van de lente. Dus wat bedoelden zij met zon in kreeft? Ik denk: het begin van de zomer, zoals dat ook in de astrologie wordt gezien. Maar dan zou dat hetzelfde moeten zijn als het zonnewendepunt (“Solsticium”), dat echter in deze kalender drie dagen later is geplaatst . Die drie dagen verschil zijn misschien te verklaren als we er van uit gaan dat ze keken naar de dag van het jaar dat de zon het allervroegste opkomt, dat is namelijk ongeveer drie dagen voor het solsticium. Toch blijven er ook dan nog vragen. We leven in de tijd van de Juliaanse kalender. Die liep rond 1250 maar liefst 7 dagen achter. Dat verschil was opgelopen vanaf de invoering in 532. Het verschil werd pas door paus Gregorius opgeheven aan het einde van de zestiende eeuw. Werd het solsticium bij deze kalender bepaald door hoe dat in 532 was vastgesteld en werd het sindsdien maar zo gelaten? De echte zonnewende was dan volgens de Juliaanse tijdrekening in 1250 zeker niet 20 juni!
In die vijfde kolom staat ook twee keer een hoofdletter D. Die zou aangeven dat de bewuste dag “slecht” was, een dag die niet gunstig was voor veel dingen.
In juni zijn er twee feestdagen (duplex festum): het feest van de geboorte van Johannes de doper (op de vier en twintigste) en het feest van Petrus en Paulus (op de negen en twintigste).
Kolom 6 geeft informatie over de status van de heilige. Je kunt hier lezen hoeveel lezingen er gezegd of gezongen moesten worden. (iij l’ betekent 4 lezingen, ix l’= 9 lezingen).
Het is een mooie en interessante pagina waar uiteraard nog veel meer over te vertellen valt. Hij is gemaakt nog voor de tijd van de bekende getijdenkalenders die we vooral kennen van de gebroeders van Limburg en die artistiek gezien belangwekkend zijn. Enkele elementen van zo’n kalender besprak ik al eens toen ik het had over het getijdenboek van Visconti. Hier gaat het om een vrij eenvoudige pagina uit een brevier die ons een beeld geeft over wat een geestelijke die er gebruik van maakte allemaal kon leren uit zo’n boek. Maanstanden, feestdagen, zondagen. Iets zoals je later in de Enkhuizer almanak kon vinden. Maar zo’n boek maken was heel duur in die tijd. Dat deed je niet elk jaar, de boekdrukkunst moest nog uitgevonden worden. Dus verzonnen ze een list. Ze maakten iets dat, als je zuinig was, een mensenleven mee zou kunnen gaan: een eeuwigdurende kalender.
- De liturgische kalender van de Roermondse Munsterabdij vóór de oprichting van het eerste bisdom Roermond, Rob Dückers. Uit: De Munsterabdij van Roermond, Wbooks 2020. ISBN 978 94 625 8379 5
Pingback: Astrologische klokken | De kwintencirkel
Pingback: Het getijdenboek van Visconti | De kwintencirkel