Mijn twee kleinzonen van drie en vijf jaar doen graag wedstrijdje. Wie komt er het eerste ergens aan. Zo ook gisteren.
-‘Zullen we wedstrijdje doen?’ Ze kijken elkaar ondeugend aan en je verwacht nu dikke pret. De oudste was op de fiets en zijn jongere broertje was te voet. We waren net aangekomen bij het fietsersdijkje in het stadje waar ze wonen. Uiteraard kon het jongere broertje hem niet bijhouden en hij krijste en schreeuwde dat zijn grote broer moest stoppen. Het frustreerde hem mateloos en hij besefte waarschijnlijk dat het oneerlijk was. Hij heeft een groot ego en wil altijd alles het eerste. Het eerste in de auto, het eerste uit de auto, het eerste aanbellen. Nu verloor hij.
Waar een weg overgestoken moest worden wachtte zijn broer op de fiets braaf. Allebei wachtten ze ook op mij die samen met hun jongste zusje onderweg nog helikoptertjes (esdoornzaadjes) verzamelde. Eindelijk waren we er. Het jongste broertje was uitgehuild en rende toen zo hard hij kon richting huis, het laatste stuk. Voordat de oudste zijn fiets op gang had… Deze snelde achter hem aan, maar verloor en dat mocht niet…
-‘ík moest winnen, ík moest winnen’, krijste hij. Bij hun huis aangekomen wilde hij zijn broertje meppen die angstig naar mij terug vluchtte en ook weer begon te huilen. Ik heb ze vermanend toegesproken en hun te kennen gegeven dat ze nooit meer wedstrijdje mochten doen omdat ik het veel te gevaarlijk vond en ze ook altijd ruzie kregen.
-Sorry opa, ik zal geen wedstrijdje meer doen’, zei mijn oudste kleinzoon berouwvol.
Die middag was ik nog met alle drie de kleinkinderen in een speeltuin geweest. We hadden een voetbal meegenomen. De oudste wilde met mij voetballen, de andere twee gingen zelf spelen. Dat ging leuk, hij verzon wat we gingen doen, het waren allemaal dingen die hij inmiddels geleerd heeft zoals dribbelen, penalty schieten en elkaar de bal ontfutselen. Vanuit de verte riep het jonge zusje ons toe:
-Wíe wil er een ijsje, wíe wil er een ijsje. (vierkwartsmaat: kwart, achtste triool kwart kwart. Maatstreep: kwart, achtste triool kwart kwart.) Zij stond boven op een kleine glijbaan en was zogenaamd ijsjes aan het verkopen. Wij moesten een ijsje komen kopen.
-‘Ja ik!’ riep mijn oudste kleinzoon en rende naar zijn zusje toe. Ik wilde natuurlijk ook een ijs. Hij kocht een chocolade ijsje en ik een vanilleijsje met slagroom. Het smaakte voortreffelijk. Dus we namen nog een tweede ijsje. Toen wilde hij weer met me verder voetballen maar zijn broertje riep me, ik moest met hem op de wip. Dus ging mijn oudste kleinzoon zelf spelen: de radslag doen en schommelen.
Er waren inmiddels twee meisjes gearriveerd van denk ik ongeveer tien jaar. Mijn kleinzoon begon op te scheppen over alles wat hij al kon. De meisjes keken meewarig naar het kleine ventje en prezen hem. Dat ging goed. Dacht ik… Maar toen ik inmiddels met zijn broertje aan het voetballen was zag ik vanuit de verte dat hij het al niet meer zo naar de zin had.. In de auto keek hij sip en vertelde half huilend wat er was gebeurd.
-‘Die meisjes zeiden dat ik nog bijna niets kon’.
Hij heeft er nog geen flauw idee van hoe dingen werken. Wedstrijdje betekent dat hij moet winnen. Of dat logisch is dat weet hij niet. Hij beseft niet dat een fiets veel sneller gaat dan iemand die rent. Zo realiseert hij zich ook niet dat “iets kunnen” op de ene leeftijd iets anders betekent dan op de andere leeftijd. En dat hij door zo te praten tegen kinderen geplaagd gaat worden. Wat de meisjes gezegd hebben weet ik niet. Misschien hebben ze hem helemaal niet geplaagd maar heeft hij hun antwoorden zo geïnterpreteerd. Hij moet uitgelegd krijgen hoe die dingen werken. Dat de dingen die hij kan voor zijn leeftijd best aardig zijn, maar dat als hij wat ouder is dat hij dan waarschijnlijk veel meer kan. En dan lijkt wat hij nu kan nog eigenlijk nog niet zo veel te zijn. En wedstrijdje spelen is alleen leuk als het gelijkwaardig is: twee kinderen die even groot zijn allebei op de fiets bijvoorbeeld. En dat je dan ook kan verliezen en dat hoort en dan ook bij. Hij heeft hier nog geen flauw idee van. Al die dingen worden in zijn hersens niet of op een verkeerde manier gecombineerd. Gelukkig is hij nog zo klein dat hij er niet veel mee geplaagd wordt, nóg niet…. Dus hij zal steeds meer moeten gaan leren hoe die dingen werken. Allemaal op een verbale manier, vanuit een concreet voorbeeld. Wat geen garantie is dat hij het in een iets andere situatie begrijpt en toepast.
Vanmiddag was hij als enige van de drie kleinkinderen bij ons. Hij gebruikte de kamer, serre en keuken om zich in een fantasiewereld uit te leven. Overal kwamen stations, reden er treinen en auto’s, gebeurden er ongelukken waar prorail bij te pas moest komen en ook klonken er herhaaldelijk sirenes van ambulances. Intussen zong hij van alles. Vooral ook een liedje over koningsdag. Met zijn prachtige stem, loepzuiver en muzikaal. En voor het eten deed hij weer braaf zijn logopedie oefeningetjes om zijn lipspieren te versterken, die door zijn vroeggeboorte niet goed ontwikkeld zijn. Op weg naar huis was er geen wedstrijdje. Maar hij kreeg thuis wél een gezelligheidshapje!
Ach ja… die prachtige zangstem van Gijs. Daar zal werk van gemaakt moeten worden. Weer genoten van je gevoelvolle verhaal, Pieter. Henny.
LikeLike
Pingback: Feest | De kwintencirkel