Vaticaanstad

Mijn jongste kleinkind was jarig en gisteren werd dat met de familie gevierd bij haar thuis. Dolle pret. We deden met zijn allen “zakdoekje leggen.”
Mijn oudste kleinzoon kwam weer beneden. Hij had boven op zijn kamer op het keyboard gespeeld en zijn eigen pleziertje gehad.
-‘Opa, hoeveel mensen wonen er in Vaticaanstad?’
-‘Oef, dat weet ik niet. Ik denk iets van vijfduizend of zo?’
-‘Vijfduizend? Dat is nog best veel. Hoeveel mensen wonen er op de aarde?’
-‘Ik geloof iets van twee miljard.’
-‘En hoeveel in Nederland? ‘
-‘Ik dacht iets van achttien miljoen.’

We gingen na een tijd met een deel van het gezelschap een eindje wandelen in het stadje waar ze wonen. Bij een kleine kerk aangekomen probeerden we of die open was, nee dus.
Weer thuis gekomen vroeg mijn oudste kleinzoon:
-‘Zullen we naar Gouda gaan?’
Hij herinnerde zich de Sint Jan waar hij op Open Monumentendag geweest was. Ik begreep dat hij dat vroeg naar aanleiding van de gesloten kerk.
-‘Nee joh, dat is veel te ver. Maar we kunnen hier nog wel even kijken. We zijn nog niet bij andere kerken geweest.’
Dat wilde hij wel. Ik piepte snel met hem even uit het feestgedruis. De katholieke kerk bleek ook dicht. Toen liepen we richting de “protestantenkerk”.
-‘Opa, waarom zijn er behalve katholieke ook protestantenkerken?’
Tja, hoe zou ik dat gaan uitleggen. Ik vertelde dat heel lang geleden heel veel katholieken ruzie kregen met de paus en toen een eigen kerkgemeenschap hebben opgericht. Ze noemden zich protestanten. Maar heel veel mensen bleven katholiek. Daarom heb je nu katholieken en protestanten. De diensten van katholieken en protestanten lijken nog steeds best wel veel op elkaar. Bij de katholieken is er een pastoor die de dienst verzorgt, bij de protestanten heet dat een dominee.
-‘Toen Willem-Alexander en Maxima gingen trouwen was er een dominee, zij zijn dus protestant?’
Ik vertelde dat Maxima katholiek was, zij kwam uit Argentinië en daar waren bijna alle mensen katholiek. In Nederland zijn er protestanten en katholieken. Maar als iemand die katholiek is gaat trouwen met iemand die protestant is, dan moeten ze kiezen. Maxima en Willem-Alexander hebben gekozen voor een protestantse dienst.

We waren inmiddels bij de Nederlands Hervormde kerk aangekomen. Deze kerk bleek ook dicht te zijn, maar ik zag dat er om half zeven een dienst was.
‘We kunnen straks vlak voor het eten wel even naar deze kerk gaan, dan is hij open. Het kan dan wel maar heel even, want daarna is er een dienst en die duurt veel te lang, daar gaan we niet heen.’

Dat vond hij een goed plan. Toen de tijd gekomen was liepen we nogmaals naar buiten. Ik bereidde hem voor.
-‘Je mag daar niet zomaar gaan roepen of zingen. Als wij daar aankomen dan zitten er al mensen en die zitten te bidden en die willen niet gestoord worden.’
-‘Wat is dat, bidden?’
-‘Dan ben je heel stil en doe je je ogen dicht. En dan vraag je aan God of die je ergens mee wil helpen, of dat hij iemand beter wil maken die ziek is.’
Over God hebben we het eerder gehad, dit leek hij te begrijpen. We kwamen bij de kerk aan.
-‘Kijk opa, er komt rook uit de schoorsteen? Is er een nieuwe paus?’
-‘Nee hoor, de kachel is aan.’

In de hal stonden al heel veel gemeenteleden met elkaar te praten. Hij begon gelijk te roepen en te luisteren naar het effect van de nagalm. Hij beproefde de akoestiek.
-‘Hé, dat mag niet, dat zei ik toch net!’ Verontschuldigend zei ik tegen de mensen die vlak bij ons stonden dat hij zo graag de akoestiek van een kerk wilde beproeven. We liepen maar snel door naar de ingang van de kerk zelf. Wát een grote ruimte, die nodigde uit om te gaan rennen. Hij stierde met een rot vaart tussen de banken door en intussen luisterde hij ook hier weer, al geluiden producerende, naar de akoestiek. Er zaten al vrij veel mensen in de kerk. Ik raakte steeds meer gegeneerd. Toen hij weer bij me in de buurt was pakte ik hem zachtjes vast:
-‘Kom, nu heel stil zijn. Kom maar even naast me zitten.’
Ik ging op de voorste rij zitten en hij nam naast me plaats en keek nieuwsgierig om zich heen. Toen begon het orgel te spelen, met een nog klein register en met een welluidende melodie. Hij ging onmiddellijk meezingen. Ik kon en wilde hem eigenlijk ook niet tegenhouden. Wat zong hij weer mooi! En net als bij Open Monumentendag improviseerde hij op een muzikale manier melodieën tegen het origineel aan. Eerst maakte hij nog een bescheiden geluid, maar hij genoot zo van zijn eigen “liedje” dat hij steeds harder ging zingen. Voorzichtig keek ik achterom. Er waren inderdaad mensen aan het bidden. Niemand keek boos. Maar ik zag ook geen begripvolle blikken. Ik liet hem nog even begaan en zei toen tegen hem:
-‘Nu moeten we echt gaan, de dienst gaat zo beginnen.’

We kwamen weer in de voorhal.
‘Ik heb samen met het orgel gezongen!’ vertelde hij tegen een groepje mannen dat bij elkaar stond. Onmiddellijk ging hij verder met zingen, nu zonder orgel, maar hij zong een vergelijkbare melodie. Ze keken me verwonderd aan. Ik vertelde in het kort dat hij orgels geweldig vindt en het niet kan laten om dan de melodie mee te zingen. Ze lachten vertederd. Huppelend liep hij met me mee naar buiten. Intussen bleef hij zingen. Toen begonnen de klokken uitbundig te luiden.
-‘Als de klokken gaan luiden dan begint de dienst. We zijn net op tijd vertrokken.’
-‘O die hoor ik heel vaak, dan is zeker op dat moment altijd een dienst begonnen?’
-‘Ja, of net afgelopen, dat kan ook. Dan luiden ook vaak de klokken. Het kan ook een bruiloftsdienst zijn. Had je trouwens gezien dat de mensen heel stil in de bank zaten? Zij waren aan het bidden. Ik weet niet of ze het wel fijn vonden dat jij begon te zingen.’
-‘Ik ga later in deze kerk trouwen. En dan gaan de klokken luiden.’

Hij bleef uitgelaten en hij bleef “orgelmelodieën” zingen, al huppelende. Dat ging thuisgekomen nog steeds door. Sinds hij de kerk was binnen gegaan zat hij in zijn eigen film. Nog steeds dus.
-‘Kan het wat zachter, we kunnen elkaar niet goed verstaan.’
Hij probeerde heel even wat zachter te zingen, maar het lukte niet. Hij was gewoonweg niet te stoppen. Toen opeens zei hij:
-‘Ik ga bidden.’ Hij liep naar de voorkamer en trok de schuifdeuren dicht. Ik heb hem niet gevolgd maar hoorde van mijn vrouw die daar ook zat dat hij heel stil was gaan zitten met zijn ogen dicht. Het was opeens veel rustiger in huis..

Na een hele tijd kwam hij weer terug.
‘Ik word niet protestant en ook niet katholiek. Want dan moet ik veel bidden en ik houd niet zo van bidden.’
-‘Nee, dat kan ik me voorstellen.’

tekenenMaar sinds het bidden was hij wel heel rustig. Hij ging tekenen. Eerst maakte hij een portret. Dat probeert hij steeds vaker, mensen te tekenen. Maar toen ging hij over op iets “makkelijks”. Uit zijn hoofd tekende hij een bijna perfecte wereldkaart. Hij kwam hem laten zien. Midden in Italië had hij een puntje getekend.
-‘Zie je dat piepkleine puntje opa? Dat is Vaticaanstad. Dat is het kleinste land van de wereld.’

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in kleinzoon en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.