Boven stond een koffer. Een goede, mooie koffer, die in het vliegtuig als handbagage mee mag. Daar ging mijn oudste kleinzoon mee aan de haal. Hij wilde er mee naar Solor, en naar nog verdere oorden. Hij sleepte hem mee naar beneden en dacht na wat er allemaal in moest.
-‘Nee. Jij mag niet met deze koffer spelen en ook mag hij niet mee naar buiten.’
Ik zag hoe hij leuk bezig was maar ik wilde ingrijpen voor het te laat was. Er dreigde een groot kinderverdriet te gaan ontstaan.
-‘Wacht maar, Ik heb misschien nog wel een andere koffer.’
Die was er inderdaad en inmiddels hadden ook zijn broertje en zusje de smaak te pakken. Nu eens was het niet de zak van Sinterklaas die volgestopt werd met cadeautjes, nee, nu was het een reiskoffer. En ze stopten er van alles in. Zo gingen we met zijn allen op reis.
-‘Kunnen jongens ook vlechtjes hebben?’
-‘Ja, dat zie je soms wel eens. Maar niet zo heel vaak.’
Mijn vrouw maakte twee vlechtjes bij hem. Hij bekeek ze verguld in de spiegel. Zo kon hij wel op reis. Het was prachtig weer, een ideale middag voor een mooi tochtje.
De reis ging inderdaad naar Solor. Zo noemt hij het strandje naast ons huis. Hij mocht de koffer rollen, zijn broertje zou het op de terugweg mogen, zo spraken we af. Daar aangekomen begon de middelste met het uitpakken van de koffer. Aan alles was gedacht. Oma kreeg een mooie zonnehoed, er waren strandballen, er was een lievelingsknuffel, (altijd leuk aan het strand), er was een hijskraan voor je weet maar nooit, er waren treinen en er was nog veel meer. Ook was er gedacht aan eten. In de koffer zaten sinaasappels en tomaatjes.
Wat een feest, er gebeurde van alles op Solor. Solor kreeg een fortificatie en af en toe werd er gepauzeerd. De jongste twee trappelden met hun laarsjes, de slotgracht moest immers goed diep worden. De meeste plannen kwamen van mijn oudste kleinzoon en hij praatte dan zo enthousiast dat de anderen als bijna vanzelfsprekend mee gingen doen. Maar als zijn broertje ook een ideetje kreeg dan was dat niet goed, want het paste niet in de film die hij al in zijn hoofd had en hoe alles verder moest gaan.
Toen de jongste natte voeten had ging ik met haar naar huis. Mijn vrouw ging met de andere twee de film afmaken. En achteraf hoorde ik hoe dat gegaan was. We waren ooit een keer op een pier geweest. Daar wilde hij nu weer heen. Alleen: toen was deze niet zo glad. Hij luisterde niet, want de pier van Solor hoorde bij zijn spel. En hij gaat zo sterk op in zijn spel dat hij voor geen enkele rede meer vatbaar lijkt. Gelukkig was hij zo voorzichtig dat het goed ging. Maar het blijft een probleem waar hij mee zal moeten leren om gaan. Zo ook als hij naar huis gaat op zijn fiets. Het laatste stuk zit hij in de film van een wielrenner en wil hij dus keihard rijden. Met het gevolg dat hij een keer al over stak op een punt dat we afgesproken hadden dat hij moest wachten. Ik was heel boos op hem en vertelde hem dat hij de volgende keer niet meer op zijn fiets mocht. ‘Nooit meer opa?’ –‘Nee, nooit meer’. Hij begon te huilen. Ik liet hem een tijdje huilen en legde nog een keer uit waarom ik zo streng was. –‘Zullen we het nog een keer proberen?’ Sindsdien gaat het goed en wacht hij keurig bij elke zijstraat. Zoiets zal bij de pier van Solor ook moeten gebeuren.
De laarzen gingen uit, de speelkleren in de was, de handen werden gewassen. Hij ging weer achter de piano zitten. Hé! Ik herkende het requiem van Evi. Dus toch! De vorige week nog wilde hij zijn eigen stuk niet spelen. Eerst moesten Bach, Mozart en Händel in zijn vingers zitten. Maar blijkbaar wilde hij het uiteindelijk toch. Het was een andere versie dan hij eerder zelf op een blaadje had geschreven, met eigen gemaakte muziekbalken en sleutels. Ik schreef ook deze voor hem op.
Hij speelde het daarna van blad, maar toen hij het de tweede keer speelde klonk het alweer anders. Het requiem werd net als de ouvertüres Leonore van Beethoven bij elke versie omgezet in een behoorlijk afwijkend stuk, er klonk opeens een tegenmelodie in de bas. Ook deze versie bleek tijdelijk, hij verzon weer wat anders. Beethoven schreef vier versies als opening van zijn opera….
-‘Welke moet ik nu voor je opschrijven?’
-‘Moet die dan altijd hetzelfde zijn?
-‘Ja, composities zijn altijd hetzelfde. Die schrijf je op en dan worden ze precies zo gespeeld als dat ze opgeschreven zijn. Als je iedere keer weer iets anders speelt dan noem je dat een improvisatie. Dat kan ook. Maar die schrijf je niet op. Improvisaties zijn trouwens ook erg leuk hoor!’
Hier moest hij even over nadenken. Deze informatie wordt in een van zijn vele koffertjes gedaan. En dat koffertje neemt hij mee naar huis. Maar meestal blijft het daar niet lang in zitten. Misschien dat ik een dezer dagen weer iets te zien of te horen krijg, dat ooit in die koffer zat, maar waar hij opeens iets heel moois van heeft gemaakt!