Als ik mijn oudste twee kleinkinderen ophaal van hun school komen we langs de Oud-Katholieke kerk. Een mooi gebouw dat er uitziet zoals een kerk er hoort uit te zien. Er stond een bordje: “de kerk is open”. Ik zei tegen mijn kleinkinderen:
- ‘De kerk is open.’
- ‘Jaah, zullen we naar binnen gaan?’
Voor de jongste hoefde het niet zo.
- ‘Ik vind het een beetje eng.’
maar de oudste was gelijk enthousiast, zijn broertje was zo overgehaald. Dus we parkeerden de fietsjes vlak bij de ingang. Eerst sprak ik ze nog een keer toe:
- ‘Je moet hier heel stil zijn, je mag alleen maar zachtjes praten. Ook niet de akoestiek uitproberen.’
Dat was wat veel gevraagd, maar het ging toch al beter dan enkele maanden geleden in de Hervormde Kerk. Zachtjes luisterde hij naar de a-klanken van zijn stem. Zijn broertje was doodstil en keek zijn ogen uit. Toen wilden ze gaan rennen. Ik probeerde hen met een handgebaar tegen te houden en fluisterde:
- ‘Kijk daar zit een mevrouw, die is aan het bidden. We moeten heel stil zijn, anders storen we haar.’
- ‘Echt?’
Zij zat geknield op de hoek van een bank enkele rijen verder richting het altaar.. Hij liep op haar af en ging recht voor haar staan. Daarbij keek hij haar onderzoekend aan, recht in de ogen. Vervolgens liep hij naar me terug.
- ‘Opa, ze is niet aan het bidden, ze heeft haar ogen open.’
Ik fluisterde dat je op allerlei manieren kan bidden, dat je dat kan doen met je ogen dicht en ook met je ogen open.
- ‘Kom we gaan weer naar buiten.’
We waren weer een ervaring rijker en gingen naar de auto. Onderweg naar ons huis vroeg ik aan de jongste over zijn belevenissen op school en heel het onderwerp kerk en bidden was weer voorbij. Maar een week later vroeg de oudste aan mij:
- ‘Opa, wat betekent Pinksteren eigenlijk? ‘
Ik dacht even na. Van Pasen weet hij intussen al het een en ander. Ik vertelde:
- ‘Toen Jezus dood was waren al zijn leerlingen helemaal in de war. Ze hadden altijd alles samen gedaan. Hij leerde hun heel veel. Maar nu was hij dood, wat nu? Op een keer waren ze allemaal bij elkaar in een gebouw en toen gebeurde er iets vreemds. Ze voelden opeens de geest van Jezus. En toen werden ze blij. Hij was dood, maar hij was er toch nog op de een of andere manier. Dat vonden ze zo’n fijn gevoel dat ze besloten om van deze gebeurtenis een feestdag te maken. En ze noemden die feestdag Pinksteren.
Je zag hoe hij dit verhaal in zich opnam en vroeg daarna niet verder. Later die dag, of was het misschien enkele dagen later, zei hij vanuit het niets:
- ‘Ik ga een brief aan Jezus schrijven.’
Verwonderd keek ik hem aan maar reageerde niet. Gisteren vonden zijn ouders onder zijn bed de bewuste brief aan Jezus. Wat een mooie plek om hem neer te leggen! Zo’n brief stop je niet in de brievenbus want dat is niet nodig. Onder zijn bed, dan zou Jezus hem wel vinden, toch? Hij ontroerde me. Of je nu gelovig bent of niet, die jongen is zo puur!