Na regen komt zonneschijn

Vijf en twintig jaar geleden ging ik vaak met de bus naar mijn werk. In die bus kwam je allerlei mensen tegen. Zo was er het filosoofje. Ik stond een keer met haar samen op de bus te wachten en probeerde een gesprekje te openen. Zij was nog jong, nog geen twintig denk ik. Ik merkte gelijk dat er iets met haar aan de hand was, ze was verlegen maar er was meer dan dat. Ze bleek filosofie te studeren en ging nu naar college. Toen ik haar weer tegen kwam ging het gesprek al iets verder: ze vertelde dat ze zich ergerde aan sommige buschauffeurs die veel te hard reden op de dijk. En zo sprak ik haar nog enkele malen. Later hoorde ik van mensen uit de buurt dat ze autistisch was. Ik wist van dat fenomeen nog niet zoveel, maar haar toch wel enigszins vreemde gedrag zou daar wel eens mee te maken kunnen hebben, dacht ik zo.

Vlak bij ons woont nog een autist. Althans dat denk ik. Hij is al bijna tachtig jaar oud schat ik. Ook hij lijkt erg verlegen. Hij woonde tot voor kort in het huis waar hij geboren is en hij schijnt, totdat hij twee jaar geleden verhuisd is nooit in een ander huis gewoond te hebben, nee zelfs nooit ergens anders geslapen te hebben. Nu woont hij vijftig meter verder. Die verhuizing, dat moet dus  een enorme stap zijn geweest. Maar zijn vorige huis staat er nog, inclusief al de spullen. Het staat inmiddels al twee jaar leeg. Het mag blijkbaar niet verkocht worden. Het blijft zo een van zijn houvasten. Af en toe gaat hij op inspectie. Dat doet hij dan met de auto. Het nieuwe huis staat zoals gezegd hooguit vijftig meter verder. Waarom  dan toch met de auto? Ik denk het te weten: te voet kom je vaker mensen tegen. Sommige mensen kent hij. Maar anderen, zoals mij, die kent hij niet. Ik ben niet in die straat geboren dus ben en blijf ik een vreemde, ook al woon ik er inmiddels al vijf en twintig jaar. Dat soort mensen, en die komen er steeds meer, wil hij niet tegen het lijf lopen. Hij heeft een vrouw, een vriend en twee honden. Dat is meer dan genoeg. Al het contact met de buitenwereld loopt via zijn vrouw. Zijn wereld is klein maar hij is er denk ik op zijn manier gelukkig in.

Maar met het filosoofje gaat het niet goed. Op een gegeven moment ging ze het huis uit en zag je haar bijna nooit meer. Wat zou ze doen? Nu is ze regelmatig weer in het huis van haar ouders. Ze gaat nog steeds met de bus. Ze stapt dan uit en loopt over de dijk. Bijna onherkenbaar, ze heeft nu het gezicht van een oude vrouw. Ze is ook nog eens erg dik geworden en ze kan bijna niet meer lopen. Zo strompelt ze dan min of meer richting huis. Ik denk dat ze zwaar onder de medicijnen zit. Mijn inschatting is dat ze het leven, zoals dat geleefd dient te worden in een stad, niet goed aan kon. Inmiddels woont ze weer dicht bij haar ouderlijk huis. Ze lijkt me desondanks nog steeds erg ongelukkig te zijn.

Autisme heb je in allerlei soorten en maten. Maar het schrikbeeld van het filosoofje, dat wens je niemand toe. Wat zou haar gelukkig hebben kunnen maken? Waar zou het fout gegaan zijn? Ik ken haar moeder niet. Haar vader is inmiddels overleden. Ik krijg er een tragisch gevoel bij. Iemand die zo slim is dat ze naar de universiteit kan gaan, maar uiteindelijk nergens kan functioneren.

Mijn oudste kleinzoon  van zeven jaar is ook autistisch. Hij is drie weken op vakantie geweest met zijn ouders, broertje en zusje. Naar  Frankrijk, naar een land dus waar naar zijn gevoel alles totaal anders is. Hij was drie weken lang diep ongelukkig en werd pas weer blij toen hij hoorde dat ze weer terug naar Nederland zouden gaan. Gisteren wilde hij heel graag bij opa en oma zijn. En kijk: hij was de hele dag weer volmaakt  gelukkig. Bij ons achterom ontwierp hij een stad. Die stad kreeg een naam, die naam schreef hij op een bordje en erbij schreef hij nog allemaal dingen die voor buitenlanders onbegrijpelijk moeten zijn. Op het bordje stond de taal van dat land. Het was een stad in Atlantis. Vandaar het internetadres dat eindigt op AT. (Niet te verwarren met Oostenrijk…). Hij kon je wel uitleggen wat er stond, immers hij kwam uit dat land. De stad werd steeds groter,  intussen zong hij van plezier.

Ik zat te lezen en af en toe moest hij me wat kwijt over wat hij weer verzonnen had. Maar ik kon lekker doorlezen, hij ging steeds zijn eigen gang.

– ‘Opa, staan er bramen bij het strandje?’
– ‘Ja zeker, ik denk dat er nog wel wat staat. Zullen we samen zo meteen bramen gaan plukken?’

Dat vond hij een goed plan. Maar ik wilde eerst nog even wat lezen. Hij ging verder met de bouw van de stad.

Toen kwam er een onweersbui. Oma was net terug van de kapper. Er vielen dikke hagelstenen. Voorzichtig verplaatste ik met hem de stad naar een schijnbaar droge plek. En toen vluchtten we snel naar binnen. Het ging steeds meer te keer, het leek wel een wolkbreuk! O jee, de stad liep toch nog helemaal onder water. En dat niet alleen, hij werd zelfs bedolven met modder!

-‘Hoe gaan we dat oplossen?’ opperde mijn vrouw. Hij trok een mooie jas aan en was minister. De minister ging dit oplossen, samen met zijn secretaresse, mijn vrouw. Ze  maakten samen plannen: welke hulpdiensten waren er nodig, wie moest wat doen. Voortdurend liep hij weg om even te telefoneren. Hij regelde bijzonder deskundig en efficiënt wat er allemaal moest gebeuren. Alle dingen werden  tegelijk goed genoteerd en gecontroleerd, hij was voortdurend in de weer met papier. Deze minister was duidelijk iemand op wie je kon rekenen.

Ik zat intussen achter de computer en hoorde alles geamuseerd aan. De secretaresse ging naar boven,  ze moest nog wat anders doen. Dat was allemaal geen probleem voor de minister.  Hij had zoals gezegd alles in de hand.

Het was droog en de zon scheen weer. Het leek me heerlijk om even naar buiten te gaan.

-‘Zullen we bramen gaan plukken?’
-‘Nee hoor, ik moet nog het een en ander regelen. Ik heb het even te druk. Ik vind het wel jammer voor jou opa’.

OK, dan ging ik dus maar alleen. En hij bleef vermoed ik bezig met zijn organisatie. Toen ik terug kwam zat hij piano te spelen. Ik had eerder die dag een inventie van Bach gespeeld . Hij zat hem zo’n beetje na te spelen en er intussen om heen te improviseren. Ik verbaasde me weer over zijn talent.

-‘Opa, hoor je, ik kan ook die inventie van Bach spelen.’

Na het eten ging hij weer naar huis, nu was hij geen minister meer en hij was ook geen pianist. Maar hij was gewoon zichzelf, en hij was nog steeds volmaakt gelukkig. Hij viel zijn moeder om de hals.

De onweersbui was voorbij. Na regen komt steeds weer zonneschijn. Zoals er ook na de vakantie weer dingen komen  waar je blij van wordt. Als mijn kleinzoon niet blij is dan raast hij als een onstuimige onweersbui. Maar als hij wel blij is, dan maakt hij iedereen om zich heen blij, net als de zon.

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in kleinzoon en getagged met . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.