Hoewel het in wetenschappelijke kringen al eeuwen bekend was maakte Copernicus pas in 1543 duidelijk dat niet de aarde het centrale object in onze directe omgeving was maar de zon. Het duurde daarna nog een hele tijd voordat dit gegeven algemeen werd geaccepteerd. Hij schreef “De revolutionibus orbium coelestium” (Over de omwentelingen van de hemellichamen). Dit soort boeken, ook die van Galilei meer dan 50 jaar later, kwamen al snel op de brandstapel terecht en de schrijvers waren soms hun leven niet zeker. Zij schreven desinformatie. Het kwam de autoriteiten niet goed uit. De hele bijbel zou wel eens gerelativeerd kunnen gaan worden als dit soort onzin gemeengoed ging worden…
De hemel had nog meer in petto. Toen eenmaal vaststond dat de zon slechts een van de vele sterren was ging men nadenken over de structuur van het heelal. Al in de Griekse mythologie lezen we over “de Melkweg”. Een soort streep aan de hemel die enigszins diffuus is, maar die als je goed kijkt uit talloze sterren bestaat. Feitelijk bleek naderhand dat hetgeen wij “Melkweg” noemen feitelijk de kern is van het galactische stelsel waar onze zon zich in bevindt. Dat stelsel is een spiraalvormig sterrenstelsel, onze zon bevindt zich in een van de kleinere spiralen, zie tekening hier onder. (De ster van waaruit alle strepen getrokken zijn in de “Orion-Cygnus”-arm is onze zon). In het midden bevindt zich een zwart gat. Alle sterren die je afzonderlijk aan de nachtelijke hemel kunt onderscheiden zijn onderdeel van dit galactische stelsel, “onze Melkweg”. We zien trouwens voornamelijk slechts sterren die zich in onze eigen arm bevinden.

Wat was de aard van al die nevels die je onder goede omstandigheden tussen de sterren kon zien? Men nam aan dat het objecten waren binnen ons melkwegstelsel, immers daarbuiten was niets. Het was tot de jaren twintig van de 20e eeuw niet bekend dat er zich buiten onze Melkweg nog andere sterrenstelsels bevonden. In 1925 stelde Edwin Hubble vast dat er nog andere sterrenstelsels waren en niet veel later toonde hij ook aan dat die zich steeds sneller van ons verwijderen. Hij stelde daarmee vast dat het heelal zich uitdijt. We hebben de mazzel dat onze zon zich niet in de nabijheid van de kern van ons melkwegstelsel bevindt. We kunnen als het ware ook “naar buiten” kijken. En zo dus ook andere sterrenstelsels zien.
Hoe ziet onze Melkweg er eigenlijk uit? Je kunt geen foto maken. Immers wij zitten er midden in. Er zijn allerlei berekeningen gemaakt en daardoor hebben we toch een aardig idee. En er blijkt een ander galactisch stelsel te zijn dat volgens berekeningen aardig lijkt op dat van ons, namelijk NGC 6744.

We weten nu dat al deze sterrenstelsels zelf ook weer groepen vormen. Onze Melkweg maakt deel uit van de zogenoemde Lokale Groep van ongeveer 30 stelsels, waartoe ook de Andromedanevel M31, de Driehoeknevel M33 en de zogenaamde Magelhaense wolken behoren. De dichtstbijgelegen volgende groep is de Virgocluster. Zowel de Lokale Groep als de Virgo Cluster zijn op zich weer onderdeel van de Virgosupercluster, een van de gigantische groepen van clusters van sterrenstelsels in het heelal.
Het galactische stelsel dat het meest dichtbij staat is het Andromedastelsel M31, ook wel de Andromedanevel genoemd. Het was voorheen een van de vele geheimzinnige nevels, niet anders als bijvoorbeeld de Orionnevel. De Orionnevel heeft een totaal andere achtergrond, deze bevindt zich namelijk wel binnen ons eigen melkwegstelsel en is een plek waar veel nieuwe sterren worden geboren. Maar de Andromedanevel is van een heel andere orde. Het is een soort zusje van onze eigen Melkweg. Je kunt hem onder goede omstandigheden zien met het blote oog. Het stelsel heeft dezelfde vorm als ons eigen sterrenstelsel, de Melkweg, maar is wel een stuk groter. De afstand wordt geschat op ongeveer 2,54 miljoen lichtjaar, de diameter ca. 250.000 lichtjaar. Begin 2012 heeft een groep wetenschappers aangetoond dat binnen ongeveer 4 miljard jaar een botsing van de Andromedanevel met onze eigen Melkweg zal plaatsvinden. Daar sterrenstelsels voornamelijk uit lege ruimte bestaan, zullen er naar verwacht slechts weinig directe botsingen tussen sterren plaatsvinden, en zullen de twee sterrenstelsels samensmelten. Wel zullen door de onderlinge zwaartekracht de sterren sterk verstrooid worden, en zal dus ook onze zon waarschijnlijk sterk van baan gaan veranderen. Overigens is onze eigen Melkweg, nog voor onze zon werd geboren, al eens samengesmolten met een andere Melkweg. Niks nieuws onder de zon… Hier onder een afbeelding van de Andromedanevel van de Nasa:

Het zien van de Andromedanevel is net zo iets als het zien van Uranus. Allebei kun je ze onder goede omstandigheden met het blote oog zien. Uranus, dacht men voorheen, is niet meer dan een onooglijk klein sterretje. Toen Uranus werd herkend als planeet leerde dat ons dat het eeuwenoude beeld van het vaste aantal planeten aan herziening toe was. Het herkennen van de Andromedanevel maakt ons mensen zo mogelijk nog weer een keer veel nietiger: al de sterren die we aan de hemel zien zijn feitelijk hartstikke dichtbij. Maar er blijken nog miljarden sterren te zijn die veel verder af staan. Kijk maar eens naar de Andromedanevel. En met een goede telescoop kun je van alles zien, om te beginnen zijn spiraalvorm: kijk, zo ziet een melkwegstelsel er uit. En met nog betere telescopen kun je zelfs de grootste sterren binnen het stelsel onderscheiden, en kun je supernova’s waarnemen. Elke vier dagen gemiddeld is er wel een te zien. Op bovenstaande foto van de site van de Nasa zie je ook een van zijn kleine begeleidende melkwegstelsels.
Ik heb zelf de Andromedanevel denk ik voor het eerst bewust gezien zo’n dertig jaar geleden. Als je weet waar je moet zoeken kun je hem makkelijk met een verrekijker en dus ook heel soms met het blote oog vinden. Ik heb hem vijf dagen geleden gefotografeerd. Nou ja. Door vergelijking met een plaatje van de software Stellarium weet ik zeker dat hij het is. Heel, heel erg onbeduidend. Bij het pijltje, Ik beloof dat er een keer een beter plaatje gaat komen.

Wat is de beste tijd om een keer te gaan zoeken aan de nachtelijke hemel naar dit melkwegstelsel? Het beste jaargetijde zijn de herfst en de vroege winter. Dan staat het vrij hoog aan de hemel. In de late winter, lente en vroege zomer staat het erg laag en dicht bij de horizon is nooit ideaal. Verder natuurlijk ook liever niet bij maanlicht. Zoals je de poolster kunt vinden vanuit de Grote Beer, zo kun je ook de Andromedanevel vinden vanuit enkele andere sterrenbeelden. Misschien nog het beste kun je beginnen bij het sterrenbeeld Cassiopeia. Dat is circumpolair dus altijd te zien. Herkenbaar als een soort “W”. Maar die W kan wel op zijn kant liggen, hij draait als het ware om de poolster heen. Op bovenstaande foto ligt hij op zijn kant, helemaal rechts. Als je de twee rechtse sterren (als je als het ware een W zou schrijven) met een lijn verbindt kom je, vier keer zover, uit bij een van de heldere sterren van het sterrenbeeld Andromeda. Met een rechthoek maak je weer een denkbeeldige lijn van daaruit naar rechts (in bovenstaand beeld dus naar beneden) en je komt bij een andere heldere ster uit van dit sterrenbeeld. Weer met een rechthoekige lijn terug parallel met de eerste lijn (in bovenstaand beeld naar rechts) zie je al snel twee wat mindere heldere sterren. Een klein beetje rechts van de laatste van die twee sterren (in dit geval dus er onder) staat de Andromedanevel. Zie de twee onderstaande afbeeldingen. Succes!


Pingback: Die arme koningin Cassiopeia | De kwintencirkel