In november 2020 waren we al een keer een weekend in een hotel in Ootmarsum. Dat smaakte naar meer. Nu waren we een midweek in een appartement midden in de stad. Het was bitterkoud, het waaide veel en soms ook nog eens erg hard en tot overmaat van ramp regende en hagelde het regelmatig. Maar met de winterjas aan, een keer zelfs met wanten (!) en daaroverheen een pas gekochte poncho traden we de elementen tegemoet. Bij tijd en wijle was het trouwens ook weer best mooi weer!

We zagen nu iets meer van Ootmarsum dan een half jaar geleden. Het is een heel oud stadje dat er nog uitziet alsof er in eeuwen niets is veranderd. Ootmarsum, in het Nedersaksisch zeggen ze “Oatmöske”, kreeg zijn eerste kerk in 770 en dat was tegelijk de eerste kerk in Twente. Daar begon de kerstening van de omgeving. In 917 bezocht Radboud, bisschop van Utrecht, Ootmarsum en kwam er op 29 november te overlijden.
In de middeleeuwen floreerde de handel in Ootmarsum, vanwege de gunstige ligging met doorgaande routes van oost naar west en van zuid naar noord. Rond 1300 kreeg de stad stadsrechten en met de aanleg van een dubbele rij grachten en aarden wallen werd het al snel een vestingstad. In de Tachtigjarige Oorlog veroverden de Spanjaarden Ootmarsum. Zij werden in 1597 door legers van Prins Maurits weer uit de stad verdreven, waarna de vesting werd ontmanteld. Aan de zuidzijde van de kerk is een kanonskogel ingemetseld met daaronder het jaar 1597 die hier aan herinnert. Het merendeel van de bevolking bleef na de reformatie rooms-katholiek, toch werd de kerk door de gereformeerden in beslag genomen. Maar in 1809 werd het kerkgebouw door koning Lodewijk weer aan de rooms-katholieken terug gegeven, omdat de protestantse gemeente veel kleiner was. De protestanten bouwden vervolgens een kleinere neoclassicistische kerk aan de Ganzenmarkt. Uit de oude kerk namen ze onder andere het orgel en een preekstoel uit 1674 mee. Nadat de romaanse kerktoren van Rijssen in 1826 grotendeels was ingestort liet het gemeentebestuur de toren van de Simon en Judaskerk uit voorzorg afbreken. De toren werd vervangen door een daktorentje boven de westgevel.
De opkomst van de industrie in Twente ging aan Ootmarsum voorbij; het bleef een akkerbouwstadje. Hierdoor stokte de ontwikkeling van de stad, wat in de tweede helft van de 20e eeuw een gunstig effect had op de toeristenindustrie: het nostalgische stadscentrum doet oude tijden herleven. Het wemelt er van de galerietjes en leuke modezaken. En door de hele stad heen staan overal mooie beeldjes.

Ootmarsum wordt ook wel siepelstad genoemd. De siepel (ui) wordt in overdrachtelijke zin ook als toeristische trekpleister gebruikt. Drie keer per jaar tijdens de bouwvakvakantie is er een siepelmarkt, die bezoekers trekt uit de wijde omgeving. In Ootmarsum zijn ook nog talloze vakwerkhuizen te vinden.
In het centrum van Ootmarsum bevindt zich de katholieke H.H. Simon en Judaskerk. Het is een erg oud gebouw opgetrokken uit Bentheimer zandsteen. Het gebouw dateert uit de dertiende eeuw en het is een opmerkelijk kerkgebouw omdat het kenmerken van een hallenkerk en een pseudobasiliek combineert. Typisch voor de pseudobasiliek zijn de muren van de zijbeuken die lager zijn dan die van de middenbeuk en de lessenaarsdaken boven de zijbeuken. De gewelfribben van hoofd- en zijbeuken ontspringen echter op dezelfde hoogte; dit is typisch voor een hallenkerk. De kerk is in verschillende periodes gebouwd. Het oudste zijn het schip en het westelijk transept uit de dertiende eeuw. De kerk is in 1969 gerestaureerd.


Zoals gezegd werd het orgel van de kerk door de protestanten meegenomen. Er werd daarom een nieuw orgel besteld met twee manualen en een pedaal. Dit kwam klaar in 1814 en is gebouwd door Franz Friedrich Epmann uit Essen. Epmann gebruikte deels oud pijpwerk. Het is bij diverse ingrepen in zowel de negentiende als twintigste eeuw gewijzigd. In 2006 is het schoongemaakt door Flentrop en toen zijn ook de windladen gerestaureerd. In 2017 heeft orgelbouwer van Vulpen nog verdere restauraties uitgevoerd. Alleen het tongwerk wacht nog op gelden voor de broodnodige restauratie.
Het Springendal


Ten noorden van Ootmarsum is er een groot natuurgebied van ongeveer 355 hectare, het Springendal. Dat is een erosiedal in de stuwwal van Ootmarsum dat dateert uit het Saalien (De voorlaatste ijstijd, 150.000 jaar geleden). Tegenwoordig zijn dit soort stuwwallen lager dan toen ze net gevormd waren. Dat komt doordat het ijs er, na de vorming, in een later stadium overheen gegleden is en ze heeft afgeslepen. Het gebied staat bekend om zijn bronnen, beken, heuvels en grafheuvels.

In het natuurgebied ontspringt bronwater op drie plaatsen. Deze plaatsen zijn te herkennen aan de bosmeertjes die in het Springendal te vinden zijn. Het gebied was eigendom van de Enschedese textielfabrikant Jannink maar is nu in handen van Staatsbosbeheer en het Overijssels Landschap. Het is een heerlijk gebied om er te wandelen wat heel makkelijk kan via een knooppuntennetwerk.

Ik maakte een film op basis van filmmateriaal en foto’s die ik er genomen heb. Pianomuziek van Ciurlionis, maar ook de originele opnamen van vogelgeluiden ter plaatse, vormen samen de achtergrondmuziek.
Wat leuk! Wij gaan er woensdag heen!
LikeLike
Lijkt heel aardig weer te gaan worden. Veel plezier!
LikeLike
Ik was er een jaar of 9 geleden, en herken de sfeer en de straatjes.
Leuke plek! Mooi, al die informatie van jou, Pieter!
LikeLike
Ja Twente ken jij natuurlijk goed. Prachtig deel van Nederland met veel vriendelijke mensen
LikeLike
Prachtig gebied!
LikeLike