Nu het alweer Kerstmis is geweest is ook de adventstijd weer voorbij, de tijd dat er reikhalzend wordt uitgekeken naar de geboorte van Jezus. Dat wachten op betere tijden heeft in de loop van de tijd veel dichters en componisten geïnspireerd. Het viel zowel mij als mijn vrouw op dat de cantates die Bach schreef voor de adventstijd eigenlijk veel mooier en inspirerender zijn dan die voor 1e of 2e kerstdag. De donkere tijd van hoop leent zich eerder tot het componeren van mooie muziek dan de lichte tijd van feesten. Ja, je hebt dan natuurlijk op Kerstmis ook nog het Weihnachts-oratorium van Bach, of de Messiah van Händel. Te zijner tijd wil ik een keer meer over een van die mooie adventscantates van Bach vertellen, die mij meer raken dan de feestelijke muziek van de tijd na de advent. Maar nu wil ik me richten op een lied van Johann Crüger uit 1653, met een tekst uit de twintigste eeuw van Willem Barnard. Het staat als lied 129 in het liedboek der kerken. Het is een tekst die een hopeloze aarde (de stad van onze vrede) maar vooral ook een hopeloze mens verbeeldt, iemand die geen kracht meer heeft om te leven. Oorspronkelijk was er een vergelijkbare tekst van Paul Gerhardt, die ook op dezelfde melodie als die van Crüger is gezet. Deze tekst is gemaakt in de tijd van de verschrikkingen van de dertigjarige oorlog. Zowel de Duitse tekst van Gerhardt als ook de Nederlandse van Barnhard zouden geplakt kunnen worden op een tijd van oorlog, op de tijd van ziektes als de pest, op de tijd van hongersnood of op een andere ellendige tijd, waar ter wereld dan ook. De mens kijkt in dit lied reikhalzend uit naar betere tijden. De hoop en het geloof in die betere tijd wordt gesymboliseerd door de geboorte van de verlosser met Kerstmis. Het is zo een universele tekst die altijd en overal zijn kracht zal behouden. Ziehier de tekst van de eerste en de zesde (laatste) strofe van Barnard:
Geen kracht meer om te leven,
geen licht om op te staan;
de stad van onze vrede,
de stad van Gods bestaan,
is kinderloos alleen,
berooid, beroofd, verlaten,
de wanhoop in haar straten,
de winter om haar heen.
Gij hemel vastbesloten,
gij wolken zwaar en grijs,
geeft heden uit den hoge
uw volk rechtvaardigheid
als dauw die na de nacht
omlaag daalt allerwege,
als hemelhoge regen
die alles vruchtbaar maakt!

Als het lied gezongen wordt op de melodie van Crüger klinkt het heel neutraal, het zijn de woorden die het moeten doen. Maar je kunt deze tekst ook muzikaal verbeelden. Organist Gerben Budding heeft bij zijn adventsconcert van afgelopen vrijdag in de Sint Janskerk van Gouda besloten om als slot van het concert een improvisatie te spelen, geïnspireerd op deze tekst, met als neutrale drager bovenstaande melodie van Crüger.
Naast deze melodie maakte hij ook nog gebruik van lied 154 uit het Liedboek. Ook hier gaat het om een dramatische tekst, een die gaat over de kindermoord. De tekst is van Vondel, de melodie is van Jan van Biezen. Ook hier weer laat ik uitsluitend het eerste en vijfde (laatste) couplet zien. Na ongeveer 5 minuten hoor je elementen van dit gezang in de improvisatie verschijnen.
