Een aantal jaren geleden was ik in Weimar en Leipzig, allebei steden in het voormalige Oost-Duitsland. Maar wat een culturele erfenis is daar nog aanwezig! Het zijn de steden van Bach, Mendelssohn, Liszt, Goethe en Schiller. In Leipzig is het beroemde Gewandhausorchester gevestigd en daar stichtte Mendelssohn het eerste Conservatorium van Europa. Het is ook de stad van de vele uitgeverijen, zoals die van Peters.
Mendelssohn wilde degelijk muziekonderwijs. Iedereen die op zijn conservatorium een instrument leerde bespelen kreeg ook les in allerlei algemene muzikale vakken: solfège, gehoortraining, muzikale analyse, maar vooral ook moesten de studenten zich bekwamen in het componeren in de stijl van Bach. Dat zou voor iedereen een goede basis moeten vormen. In deze stad ontstond zo bijvoorbeeld de befaamde “schoolfuga”. Dit concept werd in heel Europa nagevolgd, vooral ook in Parijs.
In Leipzig kreeg de Litouwse componist Ciurlionis nog les op dat conservatorium, onder meer van Jadassohn, die allerlei boeken over harmonieleer en contrapunt schreef. Alles in een degelijke, maar vooral ook ouderwetse stijl. Hij was er achteraf niet zo over te spreken. Zijn tijdgenoot Schönberg, de beroemde componist maar vooral ook beroemde pedagoog, gaf privéles in onder meer harmonieleer. Hij vond zijn collega’s in Leipzig hopeloos ouderwets en schreef zelf daarom een aantal alternatieve leerboeken.

Het conservatorium van Leipzig bleef de hele twintigste eeuw behoudend en leverde mensen als Max Reger af, maar ook leerlingen van hem zoals Arno Landmann. Landmann (1887-1966) werd geboren in Jena en kreeg zijn eerste professionele opleiding in Weimar, aan de Groothertogelijke Muziekschool aldaar. Hier studeerde hij naast zijn hoofdvak orgel ook nog fagot, piano en cello. In 1908 werd hij benoemd tot organist in de Stadtkirche van Weimar en in 1909 als orgelleraar op dezelfde muziekschool waar hij eerst zelf les had gehad. Maar hij wilde hoger op, dus toog hij naar Leipzig. Daar kreeg hij opnieuw orgelles, nu van Karl Straube en van Max Reger. Straube beschreef hem als “een onovertroffen orgelvirtuoos”. Na twee jaar studie vertrok hij weer omdat hij een aanstelling had gekregen in Mannheim. Hij werd daar de organist van het net klaar gekomen grote Steinmeyer-orgel van de “Christuskirche”, een functie die hij tot 1943 bekleedde. Naast zijn werk als dirigent van kerkmuziek, trad Landmann in veel Duitse steden op als organist. Ook schreef hij een aantal composities, vooral voor orgel.
Afgelopen zaterdag tijdens het Nieuwjaarsconcert van organist Gerben Budding in de St. Jan van Gouda werd een van de orgelcomposities van Landmann gespeeld. Een thema van Händel met daarop een aantal variaties, dat alles heel traditioneel uitgewerkt. Luister naar zijn uitwerking van het thema en variatie 2.
Het lijkt wel of de vernieuwingen van Strawinsky, Schönberg of Debussy niet tot deze componist zijn doorgedrongen, hij schrijft muziek in een helder maar ouderwets harmonisch jargon. Tegelijk is dit wel een monumentaal stuk, enigszins vergelijkbaar met de Diabelli variaties van Beethoven. Harmonisch gaat Beethoven soms nog verder dan Landmann, zoals in een enkele variatie waar Beethoven al vooruitwijst naar de late Liszt. Luister hier maar eens naar variatie 20 van de Diabelli-variaties van Beethoven, iets dergelijks zul je niet horen bij Landmann:
In zijn variatietechniek doet Landmann me daarentegen wel aan Beethoven denken, vergelijk de opzet van variatie 22 van de Diabelli-variaties van Beethoven met een van de variaties op dat thema van Händel van Arno Landmann.
Het orgelstuk heeft architectonisch gezien een mooie opbouw, met veel contrasten. Waar in het begin de variaties nog afzonderlijk te onderscheiden zijn, is dat later minder het geval, waardoor je bijvoorbeeld halverwege het stuk het gevoel van een soort langer contrasterend middendeel krijgt.
Net zoals Beethoven uitbundig met een hoogtepunt eindigt, zo doet Landmann dat ook. Nu hoor je dat hij inderdaad een zeer begaafd en virtuoos organist was. Eigenlijk zou je in de Sint Jan moeten zijn om de opbouw naar dat hoogtepunt echt goed te beleven!
Het muziekstuk is door organist Gerben Budding mooi geregistreerd en de beide registranten wisten alles goed voor elkaar te krijgen. Het is een compositie die meer geschikt lijkt te zijn voor een laatromantisch Duits orgel zoals het Steinmeyer orgel waar hij het oorspronkelijk voor geschreven heeft, maar op het Moreau-orgel kun je ook een heel eind komen! Voor mij waren de componist en de compositie compleet nieuw, en ondanks de ouderwetse stijl bleef ik geboeid. Het hele concert valt nog terug te beluisteren, maar het duurt maar liefst twee uur en tien minuten. Vlak voor de korte pauze waarin een CD-presentatie plaats vond, werd het stuk van Landmann gespeeld. De afspeelknop hieronder staat afgesteld op het moment van de aankondiging van dat stuk, het stuk zelf duurt 17 minuten.
De twintigste variatie van Beethoven’s Diabelli-variaties is een mooi staaltje van Beethovens humor: hij speelt hier een spelletje met Mozarts Leporello (zie het begin van Don Giovanni, direct na de ouverture).
LikeLike
Klopt. Het staat er ook bij trouwens in de partituur. Leuk dat je reageert!
LikeLike