Onlangs was mijn zwager enkele dagen in Nederland. Hij woont al zeer geruime tijd in Frankrijk. Het viel hem op hoe in winkelstraten, maar ook op de televisie, in advertenties of in het spraakgebruik van vooral jongere mensen zoveel woorden waren “ver-engelst”. Hij zei dat dat in Frankrijk hier en daar ook al een beetje begon, maar dat het in Nederland toch wel ongelooflijk sterk was. Bij TV-programma’s zien we voortdurend een “battle” en onlangs hoorde ik dat woord jonge kinderen in hun eigen spel ook al gebruiken. Is het een kwaliteit? Maxima koppelde er ooit zelfs de identiteit van de Nederlanders aan en kreeg toen half Nederland over zich heen. Onze eigenwaarde werd er blijkbaar door aangetast: “zo zijn wij niet!”
Ik vond toen al dat ze gelijk had. En ik ben bang dat het onuitroeibaar zal zijn. Het was namelijk al zo in de zestiende eeuw. Vanuit rederijkerskamers wilde men de Nederlandse taal propageren. Hendrik Laurenszoon Spieghel wilde in ieder geval dat er een halt werd toegeroepen aan wat hij noemde de verloedering van het “Nederduitsch”. De rederijkerskamer “In liefd bloeyende, ’t Amstelredam” gaf bij de dependance van de Antwerpse drukkerij Plantyn in Leiden in 1584 zijn boek “Twe-spraack” uit . Voorin dat boek lezen we de volgende klacht in rijmvorm:
Een oud ingeworteld misbruyc doet my nu vrezen
D’anstaande verwoesting die tót nóch toe belet// is
Misschien verwondert u/ wat dattet magh wezen
T’is/ dat de Nederduytsche spraack aldus besmet// is
Met menigh uytheems onduyts wóórd datter in ghezet// is
Diemen alle daagh nóch veelvoudigh ziet vermeren
Zó dat onze moeders taal by naast verplet// is
Dits een beklaaghlyck ding dat elck wel magh deren
Dat wy Neerlanders die al ander spraken konnen leren
Ons eyghen angheboren taal zó onhebbelyck spreken
Als wy een duyts voor groete met bon iour saluteren+
En scheyden met bon soir, is dit gheen teken
Van verwaantheid óf waantmen dat ons wóórden ontbreken
Om eyghentlyck in duyts die zin te verklaren?
O neen/ onze spraack is ryck ghenoegh dit heeft ghebleken
Datmen wel ghoed duits sprack eer dees ander talen waren
Ja men heeft die uyt het duits en latijn ghaan vergharen
Nu zietmen ons na vuyl sletten uyt dien mishóóp sporen
Dus doende ghaat het Nederduyts gheheel verloren.
Van den uchtend tótten avond waar ick koom waar ic gha
Ick hóór niewers duyts spreken zonder vleck óf rempelen
Maar men spreeckt my veeltyds toe dat ick niet en versta
Gha ick ter kercken die heten zom tempelen
Daar allegeert een minister, wel ghoede exempelen
Vol parabelen, misterien, glosen en secreten
Dat heet dan een devoot sermoon byden sempelen
En zó men my iewers nóódt ten eten
Daar krygh ick een Servyet als ick ben ghezeten
En t’ is Cousin óf frere hebt Ioyeuse couragie
Dan leestmen de benedyst zó elck van u magh weten
Alsmen ghód wil dancken/ óóck schaftmer potagie
Voor pótspys/ vóórts venaisoen en zulx na dusagie
Marmolaad en sucaten by boter en kaas
Excellente dranck en delicate spys/ verdryft daar quellagie
En dan ist t i b i , amoy, avous, profaas.
Int lest leestmen de gracy, is dit duyts? neent eylaas
T’syn distelen die het ghoede zaad versmoren
Dus doende ghaat het Nederduyts gheheel verloren.
Onder hóghe en laeghe in ambachten handel en neringhe
Het is ghants nódelóós datter enigh breder bewys// zy
Men spreecter al quaad duyts byzonder in slants regeringe,
Daar vallen executien, apointementen en compositi
Men procedeerter en appelleerter voor de justici
Voor den officier, magistraat óf gecommitteerde
Onder kóópluy/ spreecktmen van expresse conditi
Van asseurantien, compromissien en t’ geconquesteerde
Van abuis, calculati, different en t’ geaccordeerde
Van negotiatien, conquesten en zó vóórtaan
Van Crediteurs debiteurs en t’ verobligeerde
Dat haar naulyx een gheleerde// somtyds can verstaan
Dan komen bond-schryvers voorspraken en taalluy ter baan
Die willen Notarisen advocaten en procureurs zyn ghenoemt
Heet een stadscryver Secretaris óf t’is qualyck ghedaan
En ghy word met een edict óf mandement van hen verdoemt
Ja dat meer is menigh hem van dit misbruyck beroemt
Dat hy als magnifyck na lust heeft verkoren
Dus doende ghaat het Neerduyts gheheel verloren.
Wy Rymers die Ghód wouts Retorykers ghenaamt// zyn
Ghebruiken mede voor welsprekentheid zulck’ eloquentie
Ziet hier een verwarring/ als wy versaamt// zyn
Wy hebben een blason met ons advys óf sententie
Wy spreken van Compositie en van inventie
Van elocutie, termen, soluti en disputatie
Hóórt dit relas pronunceren gheeft audientie
Het wort Poëtelyc gemoveert tót recreatie
Dits een redyt, dats de conclusi, dits d’ arguatie
En solveert dit propoost op het facondste.
Dan doet onze factoor een proloogh óf narratie.
Wat dunct u ghy Heeren: ick zeg behoudens u Jonste
T’ zyn grove fauten, (in zulck Duits ghezeyt opt rondste)
Dus wilt u met die schandvlecken niet meer quellen
Oeffent een zuyvere spraack zó verwerfdy ghonste
En leert door de L e t t e r k u n s t wel voeghen en spellen
Door R e d e n k a v e l i n g vaste bewijsredenen stellen
En wilt alzo R e d e r y c k s lieflyckheid oorboren
Werende dat het Nederduyts niet gheheel gha verloren.
Samenvattend: “wij Nederlanders zijn een volk dat makkelijk allerlei talen leert. Maar intussen verloedert onze eigen taal.” Enkele voorbeelden: Komen we iemand tegen dan zeggen we “bon jour”, of “bon soir”. In de kerk luisteren we naar een “devoot sermoon”. Voor de hoofdmaaltijd eten we “potagie”, en bij de boter en kaas “marmolaat” en “sucaten.”
Na dit en meerdere voorwoorden begint het eigenlijke boek. Het is opgesteld als een gesprek tussen twee mensen: Gedeon en Roemer (G en R). In dat gesprek hebben ze het over het “Nederduitsch”. Achtereenvolgens worden allerlei aspecten van de schrijfwijze, syntaxis en uitspraak van Nederduitse woorden behandeld. Het boek is daarna nog meerdere keren uitgegeven en heeft waarschijnlijk heel wat schrijvers uit de zeventiende eeuw beïnvloed bij de keuze van vooral de schrijfwijze van woorden. In een volgend blog zal ik daar nader op ingaan.
Ook blijkt dat de buitenlandse invloed op onze taal toen vooral kwam door vermenging met Franse woorden. Een aantal van die woorden is inmiddels zo ingeburgerd dat ze de oorspronkelijk Nederduitse woorden hebben vervangen. Maar we zeggen ondanks alles nog gewoon “goeiedag” en eten niet “potagie” maar “soep”. Maar we zeggen niet meer “verontschuldig mij”. Soms zeggen we ”pardon”, maar meestal “sorry.”
Pingback: Engels in het Hoger Onderwijs | Pieter Simons column