Drie dagen geleden is mijn schoonvader begraven. Hij was een buitengewoon godvruchtig persoon met een rotsvast geloof. Toch waardeerde ik hem vooral in zijn dagelijkse uitingen. Eenvoud, soberheid, vriendelijkheid, begaan met het lot van iedereen en zorg voor natuur en milieu. Vooral ook in zijn eigen omgeving. Hoewel hij van reizen en lezen hield was zijn wereld vrij besloten. Lezen was vooral het lezen van de bijbel of andere godsdienstige boeken en hij las uitsluitend een Christelijke krant. Reizen: liefst naar plekken waar de mogelijkheid was om een dienst bij te wonen die aansloot bij hoe hij dat gewend was. De grote onoverzichtelijke wereld was daardoor wat overzichtelijker. Als emeritus predikant was hij tot voor enkele jaren geleden ook nog zielzorger van gemeenteleden: hij bezocht zieken, zong aan hun ziekbed psalmen en sprak bemoedigende woorden. In de geest van hem deden wij dat nu voor hem. Hij kon nauwelijks meer spreken en zijn ogen waren meest gesloten, maar je merkte dat het wel binnen kwam. Ondanks zijn leeftijd, 98 jaar, was zijn doodsstrijd nog langer dan verwacht.
Het omgaan met de dood is voor ons een veel minder vanzelfsprekend verschijnsel dan dat het honderd jaar geleden of nog langer geleden was. Mensen troosten, zieken en stervenden, gebeurde binnen een Lutherse of Gereformeerde gemeente in de achttiende eeuw zeker wekelijks. Al de kerkcantates van Bach doen bijna niet anders: voortdurend proberen ze tot troost te zijn.
Vanochtend luisterde ik naar cantate BWV 161: “Komm du schöne Todesstunde”, in een uitvoering van het Monteverdi Choir met the English Baroque soloists onder leiding van Sir John Eliot Gardener. De opname is gemaakt in 2000 in Santiago de Compostella. zie ook http://www.monteverdi.co.uk/shop
De cantate is geschreven voor de zestiende zondag na Pinksteren, als in het evangelie de opwekking van de doden op de jongste dag centraal staat. De strekking is vooral: het hebben van de wil tot sterven, het hebben van de wil om naar de hemel te gaan. Bach schreef deze cantate al in Weimar en hij behoort daarmee tot zijn eerste cantatecyclus. Het mooiste deel vind ik het recitatief van de tenor met als tekst van Salomo Franck:
Welt, deine Lust ist Last, dein Zucker ist mir als ein Gift verhasst, dein Freudenlicht ist mein Komete, und wo man deine Rosen bricht, sind Dornen ohne Zahl zu meiner Seele Qual. Der blasse Tod ist meine Morgenröte, mit solcher geht mir auf die Sonne der Herrlichkeit und Himmelswonne. Drum seufz ich recht von Herzensgrunde nur nach der letzten Todesstunde. Ich habe Lust, bei Christo bald zu weiden, ich habe Lust, von dieser Welt zu scheiden.
Salomo Franck werkte net als Bach aan het hof van de hertog van Weimar en leverde de tekst van bijna alle cantates van Bach uit zijn tijd in Weimar. In dit recitatief horen we mooie retorische tegenstellingen: lust-last, suiker-vergif, vreugdelicht-komeet (een komeet werd in die tijd gezien als een onheilsbrenger), niet de bloemen van de roos, maar zijn doornen. De laatste zinnen luiden: Uit de grond van mijn hart verlang ik naar de dood, ik wil heel graag naar de weilanden van Christus en deze wereld achter me laten (scheiden van). Dat “scheiden” wordt uitgebeeld in de muziek die naar beneden gaat en stil valt.
Bijzonder vind ik ook het slotkoraal:
Der Leib zwar in der Erden von Würmern wird verzehrt, doch auferweckt soll werden, durch Christum schön verklärt, wird leuchten als die Sonne und leben ohne Not in himml’scher Freud und Wonne. Was schadt mir denn der Tod?
Deze tekst van Christoph Knoll vertelt: als het lichaam van een dode weer wordt opgewekt zal het licht geven als de zon en zal het zonder nood in zijn hemelse vreugde en gelukzaligheid zijn, ook al is het in een eerder stadium in de aarde door wormen verteerd.
Het eenvoudige koraal met een melodie die sterk lijkt op de melodie ”O Haupt voll Blut und Wünde” wordt versierd door een blokfluit die voor mij uitbeeldt hoe de dode meegevoerd wordt naar de hemel, helemaal omsloten en beschermd. Ik vind deze cantate buitengewoon goed passen bij hoe ik denk maar vooral ook wens dat mijn schoonvader zijn laatste uren heeft doorgebracht.
Andere stukjes die ik schreef naar aanleiding van een cantate van Bach
Behoeft geen commentaar. Gewoon : het is goed zo.
LikeLike
Net terug van een middagje Oisterwijk met jullie en onze kleinkinderen (impulsieve actie!) heb ik bij kaarslicht aan Hans jouw blog voorgelezen, terwijl het buiten donker werd. Bach klonk daar bijzonder mooi bij! Wat een pracht-keuze. Ook waren we op deze wijze nog in gedachten en gevoelens verenigd met Rietje, die we veel sterkte wensen.
LikeLike
Mijn gedachten blijven uitgaan naar de vele bijzondere momenten van de afgelopen weken, afgewisseld met totaal andere dingen, als mijn cursus middeleeuwse cultuur. We waren voornamelijk in het middeleeuwse Praag. Of toelatingsexamens op het Conservatorium. Het wonderlijke verhaal van een klarinet spelende vrouw van 26 die eerst muziektherapie had gestudeerd, daarna een banketbakkersopleiding, vervolgens in de zorg met gehandicapten was gaan werken en nu Schoolmuziek wilde gaan studeren. Ze had de hartelijke aanstekelijke lach van een zangeres en is aangenomen
LikeLike
Pingback: De Cantates van Bach | De kwintencirkel