
Stomverbaasd hoor ik steeds opnieuw weer verrassende klanken, telkens wanneer mijn oudste kleinzoon op bezoek is. Maanden geleden componeerde hij iets, zonder enig idee te hebben hoe dat zou klinken. Ik vormde het om tot een speelbaar stukje. (Requiem van Evi) Hij vond het mooi. Daarna kwam het nooit meer terug. Tot eergisteren. Hij haalde het tevoorschijn uit zijn diepe geheugen en improviseerde er van alles omheen. Hij had pas een klein stukje gespeeld en vroeg toen, door het spelen heen: ‘Ken je dit?’
Diezelfde dag speelde hij ook onderstaande improvisatie. Hij laat horen bij al zijn stukjes een vormidee te hebben. Verder komen er steeds meer texturen, als uitgebreide Albertijnse bassen, of in de rechterhand verschuivende akkoorden boven een orgelpunt. Dit heet: toepassen van muzikale ervaringen.
En ja hoor, de canon van Pachelbel, al heel lang niet meer gehoord! Maar hij doet bij het maken van zijn variaties boven die bas uitzonderlijke dingen. De opname begint midden in een van die variaties en met wat schaven zou dat zo maar een sublieme versie kunnen worden. Ook opvallend is hoe hij dissonante secundes laat oplossen bij een andere variatie, of hoe hij compleet gebroken drieklanken met zijn kleine handjes speelt in de bas. Elke foute noot herstelt hij onmiddellijk, alles speelt hij op zijn gehoor. Dan komt er een variatie met af en toe bewust een vreemd akkoord (voor de kenners: moll-dur bijv.) en hij eindigt met een duidelijke drieklank waar hij heel bewust een enigszins “jazzy” majeur 7 aan toevoegt. Het past niet in de stijl, maar hij vindt het wel mooi en lost het dus niet meer op naar een gewone drieklank.
Drie dagen eerder was hij met zijn gezin en anderen op bezoek, mijn vrouw was jarig. Door het feestgedruis heen ging hij vaak wat spelen op de piano, zoals onderstaande improvisatie. Hij staat in A mineur. Eerst hoor je heel veel Jan-Veen-achtige klanken met links akkoordbrekingen. Hij heeft inmiddels de vertragingsnoot ontdekt, in dit geval een G boven een D mineur akkoord die hij oplost zoals het hoort. Ook stoeit hij met chromatiek en speelt klassieke wendingen als I-IV-V (zonder leidtoon) -I, maar ook uitwijkingen naar de majeur parallel. Heel bijzonder vindt ik de tussendominant (een verminderde drieklank van Fis) op 1.46 minuut. Ook die wending laat hij later (2.06) nog terugkeren. Hij moduleert naar C, blijft daar even in steken met wat vreemde, zoekende akkoorden, maar eindigt weer in de begin-toonsoort: A mineur. Het was geen concert, maar iedereen begon na het slotakkoord spontaan te klappen.
Ik hoor precies wat hij doet en hoe hij zich muzikaal ontwikkelt. Daar ben ik muziektheoreticus voor. Nu die vermaledijde vingerzetting nog en dat vervelende noten lezen. Dat vindt hij saai liet hij mijn vrouw weten.
-‘Maar wil je het wel leren?’
-‘Ja.’
OK dan..
Pingback: Audio | De kwintencirkel