Gisteren, op drie koningen, is de laatste van de drie koningen van de avant-gardemuziek van de jaren 1945-1990 overleden: Pierre Boulez. De drie koningen van de bijbel liggen begraven in de dom van Keulen als je het wilt geloven. De Keulse koning Stockhausen, overleden in 2007, is vlak bij Keulen begraven waar hij ook studeerde en werkte in de beroemde electronische studio’s. De tweede koning is voor mij Luciano Berio, overleden in 2003 in Rome. En nu dus de laatste koning: Pierre Boulez.
Ook op Radio 4 bij de klassieken herdenken ze Pierre Boulez. Als dirigent dan wel. We horen muziek van Poulenc, Debussy, Ravel. Goed in het gehoor liggende muziek dus, goed dus ook voor de Klassieken. Zorgvuldig wordt vermeden om hem te herdenken als componist. Dan wordt de radio wellicht uitgezet. Op zich begrijpelijk, want de avant-garde muziek van Boulez is niet makkelijk toegankelijk. De postmodernistische muziek van Pärt of John Adams gaat er tegenwoordig steeds meer in als zoete koek, maar wat er zo tussen 1945 en 1990 geschreven werd door componisten als Stockhausen, Nono, Berio of de net overleden Boulez, dat wordt zorgvuldig geweerd. Ook steeds meer op de podia. Het onlangs door Boulez zelf nog geleide “Pli selon Pli” in Amsterdam is een zeldzame uitzondering. Frits van der Waa denkt vandaag in de volkskrant dat op de lange duur Boulez vooral herinnerd zal worden door zijn composities, meer als door zijn opnames als dirigent.
Als dirigent stond hij bekend om zijn uiterste precisie, bijna onbewogen houding, maar ook: hij hoorde alles in het orkest. Hij wist precies waar en wie iets niet goed deed, zelfs bij zeer ingewikkelde composities. Zelf zei hij dat klankkleur, orkestratie meer was dan het invullen van een pianopartituur. Bij hem begon het vaak met de klank van de instrumenten. Ook exotische instrumenten of electronische instrumenten. Hij nam ze allemaal op in zijn uitgebreide klankkleurrepertoire en behandelde ze als zelfstandige fenomenen.
In Rotterdam waren er in de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw aan het conservatorium grote projecten met moderne werken van componisten uit de avant garde. Berio is nog op bezoek geweest. Het pianoconcert “Como una ola de fuerza y luz”, met zang, tape en orkest van Nono werd uitgevoerd, net na het overlijden van de componist. Ik heb het nog met mijn studenten geanalyseerd en ben tot de conclusie gekomen dat het om een fenomenaal werk gaat. Misschien dat ik er in een blog nog eens op terug kom. Van Boulez is toen ook “Pli selon Pli” uitgevoerd, op tekst van Mallarmé, het geheel geleid door de toen nog jonge Rotterdamse dirigent Arie van Beek, die al jaren voor Franse orkesten staat en daar ook werkt. Af en toe komt Arie van Beek nog naar Rotterdam om daar een orkestproject te leiden.
Hoe kun je die avant garde muziek nu iets meer toegankelijk maken. Boulez schreef meest serieel. Dat is totaal wat anders dan twaalftoons. De Belg Goeyvaerts, een van de eerste serialisten, noemde Schönberg een seriële Verdi. Waarmee hij aan wilde geven dat Schönberg, evenals trouwens zijn leerling Berg, nog sterk wortelde in de romantiek, waar de seriëlisten niets van moesten hebben. Serieel was Schönberg trouwens ook niet, maar daar ga ik nu niet op in. Verder ben ik het met de uitspraak van Goeyvaers helemaal eens. Boulez wilde in zijn ruige jaren alle muziek van voor 1900 uitbannen. Operahuizen vond hij verschrikkelijk. Muziek was voor hem een abstracte discipline, zoals wiskunde. Hij had zelf wiskunde gestudeerd. Voor Schönberg was muziek drama, hij wilde altijd een verhaal overbrengen, en muziek had voor hem niets abstracts in zich.
Waar zitten de wortels van de muziek van Boulez dan wel? Vooral in die van zijn leraar Messiaen. Messiaen experimenteerde met allerlei vormen van reeksen, die tot gevolg hadden dat er een bepaald soort monotone, maar sfeervolle klanklaag ontstond. Dat bereikte hij ook met toonladders, zelden chromatisch, en ook niet volgens de twaalftoonsprincipes van Schönberg. Zijn geliefde toonladder was de octotonische. Als we luisteren naar het eerste deel, ”Liturgie de Cristal”, van diens “Quatuor pour la fin du temps”, dan zien we hoe hij reeksen maakt van akkoorden, motieven, en vooral ook ritmes, onafhankelijk van elkaar in alle instrumenten. Door een uiterst doorzichtige instrumentatie gaan al deze klanken niet door elkaar heen lopen en wordt het niet rommelig. Daarmee zet hij een zeer onheilspellende sfeer neer van een ochtend van de dag dat er vreselijke dingen gaan gebeuren, namelijk de laatste dag van de wereld, waar de voorspellingen van de apocalyps werkelijkheid worden. We horen het zingen van enkele vogels. Alleen de klarinet en de viool hebben een enigszins vrij ritme. De andere twee partijen, piano en cello, lopen serieel door elkaar heen. Bij de piano is het zo dat er een bepaald ritmisch patroon gespeeld wordt, niet in een maat, met voor je gevoel compleet onregelmatige toonlengtes. Dat patroon blijft zich over een langere periode steeds als een serie herhalen. Tegelijk wordt er een patroon, een serie zo je wilt, van stijgende en dalende akkoorden gespeeld, die zich verdikken en verdunnen. Al deze akkoorden worden ook herhaald, maar niet in hetzelfde ritme als de beschreven ritmische serie. Je zou uren moeten spelen voordat beide patronen weer samenvallen, maar zo lang duurt de muziek niet. Je hoort dus nooit hetzelfde, maar toch iets waar een soort golvende herhaling in lijkt te zitten, als een golfpatroon in zee van botsende golven. Intussen speelt de cello met vrij lange, zeer hoge flageolettonen een motiefje, dat uitgebreid wordt, ook dit hele patroon keert het hele stuk door terug. Piano en cello zetten een ijle, angstaanjagende, monotone sfeer neer. De viool en de klarinet imiteren vogelgeluiden. Het repertoire van de viool is niet erg uitgebreid, dus ook daar horen we veel herhaling. In de klarinet zit wel iets meer melodische en ritmische afwisseling. Dergelijke composities worden model voor de iets latere avant garde componisten. Messiaen maakt geen verhaal. Hij maakt een sfeer. Wat dat betreft moet je hem zien helemaal in de lijn van Debussy. Schönberg componeert in de lijn van Brahms en Wagner.
Hoe doet Boulez dat nu?
Een van de meer toegankelijke stukken is het “Rituel in memoriam Bruno Maderna”. Bruno Maderna was in die tijd een beroemd dirigent, componist, en vriend van Pierre Boulez. Naar aanleiding van zijn overlijden in 1975 schreef Boulez een seriële compositie, maar hij liet ook toevalelementen, die hij van Cage had opgestoken, een rol spelen. We zien:
- Een onconventionele orkestopstelling
- Veel exotisch slagwerk in 9 groepen
- 8 groepen van overige instrumenten
- 15 delen, steeds langer, er komen steeds meer groepen bij
- Veel vrijheid, de instrumentalisten moeten op elkaar letten
Vlak voor de dirigent staan “percussions 1” (gekoppeld aan een hobo), “percussions 6” (gekoppeld aan 2 violen, 2 altviolen en 2 celli), “percussions 2” (gekoppeld aan twee klarinetten), “percussions 4” (gekoppeld aan 4 violen) en “percussions 3” (gekoppeld aan 3 fluiten). In het midden zien we trombones, tuba’s en hoorns. Achteraan nog eens drie groepen, “percussions 7” met gemengde houtblazers inclusief althobo, “percussions 8 en 9”, en “percussions 5” met gemengde houtblazers inclusief saxofoon.
Ik laat de partituur van de eerste vier delen zien.
Het stuk bestaat uit 15 delen met de vorm A-B-A’-B’-Á”-B” enz. Door de motivische structuur herken je onmiddellijk of het om een A of B deel gaat, vooral door de soort van opmaten (slechts 1 toon bij de A-delen, vaak 3 of meer tonen in de B-delen) en daarnaast door de opvallende monotone puls in de B-delen. Maar elk deel wordt steeds langer, zodat uiteindelijk deel XV vrijwel even lang is als alle voorgaande delen samen. De oneven delen I, III, etc. hebben voor mijn gevoel een soort voorzangfunctie, als in een litanie. Daarna volgt steeds de statige processie van een B-deel. De vorm van de eerste 4 delen ziet er zo uit:
- I A: percussie 8 (7 gongs en 7 tamtams) met een lange toon als akkoord, pia-pianissimo door koperblazers.
- II B: hobo met percussie: monotone stappen (deel II)
- III A’: hobo, percussie en lange toon .
- IV B’: hobo, klarinetten en fluiten met japanse klok, woodblock en bongo: monotone stappen, maar nu drie niet synchrone stappen. Dat komt door de drie verschillende tempi van de orkestgroepen. De derde, het snelste begint het eerst, dan komt de iets langzamere tweede en dan de meest langzame eerste. Maar ze moeten wel tegelijk uitkomen, dus elkaar goed in de gaten houden. Het werkt! Prachtig en spannend!
Er gebeurt in de loop van de 25 minuten steeds meer, maar door de beschreven vorm wordt er toch een duidelijke eenheid gemaakt. Al de klankkleuren, vooral ook die van de percussie, zijn alleen al de moeite waard om naar te luisteren. Het geheel is een grote, lange klaagzang met veel sfeer.
Probeer bij het luisteren te denken als Boulez: luister naar de rijke afgewogen klankwereld die steeds verandert en zich uitbreidt. En naar het spannende proces in het samenspel van de musici. Wat een sfeervolle litanie, bij het in memoriam van Bruno Maderna. Nu heel functioneel bij het in memoriam van de grote meester zelf.
Fantastisch, Pieter, dat je zo gauw met een zeer waardevolle tekst komt over een componist en een muziekstijl die nog steeds in aantocht zijn. Jouw tekst bracht me weer dichterbij de componist en zijn muziek. Het in memoriam Bruno Maderna heb ik beluisterd en natuurlijk werd ik er geweldig door verrast. Wat een ideeën!
Toch blijf ik benieuwd naar hoe deze muziek zijn weg vind naar het grote publiek. Als ik naar deze muziek luister is het alsof ik omringd wordt door bewegende gestaltes die niet leven (zoals de gigantische stranddieren van Theo Jansen, die me overigens diep ontroeren) of een fonkelende étalage zie met juwelen (zoals alleen etaleurs in Venetië die schijnen te kunnen maken). Het is mooi, misschien zelfs volmaakt maar ik mis de warmte van het stromend bloed. Daarvoor ben ik blijkbaar teveel 19e eeuwer gebleven. Misschien moet ik iedere dag teksten lezen zoals jij die vandaag geplaatst hebt. Mocht ik ooit muzikaal een 20e of zelfs 21e eeuwer worden dan weet ik dat ik weliswaar verder gekomen ben dan ik nu ben maar dat ik ook zal sterven van heimwee.
Hans
LikeLike
Jouw ervaring komt heel dicht bij die van mij. Overigens Nono vormt een uitzondering. Zijn muziek bevat wel de warmte die je bij Boulez mist. Ken je misschien zijn canto sospeso? Warmte is er bij Boulez gewoon niet. Zo zat hij niet in elkaar. Desondanks: zijn bijdrage heeft veel nieuwe klankwerelden geopend. Het rituel past naar mijn idee helemaal bij zijn in memoriam
LikeLike
Pingback: Boulez, Livre pour quatuor à cordes | Pieter Simons column
REACTIE//
Ik weet dat Boulez een belangrijke componist is, niet omdat mij dat verteld is, dat kan ik horen als ik hem beluister; groot probleem: mijn hart doet niet mee. Op weg naar een crematie in de Pyreneeën: toen ik uitstapte in de massieve vegetatieve stilte daar, zei me plotseling iets: Hier moet je de muziek van Boulez beluisteren. Sindsdien luister ik naar zijn werk met díe achtergrond en ik volg hem feilloos par coeur.
Vr. gr. Pieter L.Janssen
LikeLike
Wat mooi!
LikeLike