De gouden decennia der stad Maastricht

In de laatste helft van de twaalfde eeuw zijn er een aantal uitstekende kunstenaars aan het werk in Maastricht. Van daaruit werken ze tot in Utrecht. Maar het duurt tot ongeveer 1470 voordat Maastricht zijn oude faam van kunstenaarsstad weer terug heeft. Hoe kon het dat deze stad zo tussen 1470 en 1530 vrij plotseling enorm opbloeide? De oorzaak kun je vinden als je kijkt naar wat er in die tijd allemaal in de regio gebeurde. Met name in Luik.

Luik had al een bisschop vanaf 714, toen het bisdom van Maastricht naar Luik was verhuisd. En die bisschop was zoals de meeste bisschoppen in die tijd altijd een zogenaamde prins-bisschop, dat wil zeggen dat hij naast klerikale functies vooral ook wereldlijke functies vervulde. Hij was daardoor vergelijkbaar met een graaf of hertog. Het grote verschil: het ambt van bisschop was niet erfelijk, maar hij werd benoemd. Om dat recht van benoemen ging de investituurstrijd: mocht de Rooms-Duitse keizer hem benoemen of de paus? Het pleit werd uiteindelijk, pas in de dertiende eeuw, ten gunste van de paus beslecht, maar dat neemt niet weg dat er veel intriges bleven bestaan rond de bisschopsbenoeming.

In het tweede kwart van de vijftiende eeuw was Jan van Heinsberg prinsbisschop in Luik. Hij was niet geliefd. In 1448 probeerde een Maastrichtse Franciscaan deze bisschop zelfs met pijl-en-boog van het leven te beroven. Deze pater werd in Luik ter dood gebracht. Uiteindelijk werd Jan van Heinsberg door Filips de Goede gedwongen af te treden, om plaats te maken voor Filips’ neef Lodewijk van Bourbon. Jan trachtte nog hulp te krijgen van koning Karel VII van Frankrijk, maar zijn eigen kapittel keerde zich tegen hem en stuurde gezanten naar Rome om de paus ertoe te bewegen hem af te zetten, wat in november 1455 lukte. Zo werd in 1456 de zittende bisschop van Luik, Jan van Heinsberg, vervangen door de pas achttien jarige Louis de Bourbon, neef van Philips de Goede van Bourgondië.  Maar de vergaande invloed van Bourgondië, dat wilden de inwoners van het prinsbisdom nou ook weer niet. Met name de burgers van de twee grootste steden van het prinsbisdom, Luik en Dinant, mopperden. Het Luiks stadsbestuur besloot de jonge bisschop daarop domweg af te zetten, maar Philips stuurde zijn zoon Karel de Stoute om het gezag te herstellen. In 1465 vond de slag bij Montenaken plaats, waarbij de Luikenaren werden verslagen en het gezag van Louis de Bourbon werd hersteld. Dinant hield niet veel later plundertochten in het nabije Bouvignes. Ook nu weer snelde een leger van Karel de Stoute er heen. In 1466 werd Dinant in de as gelegd en Karel de Stoute liet 800 inwoners ter dood brengen: ze werden aan handen en voeten gebonden en midden op de Maas in het water gegooid. De vestingmuren van de stad werden vervolgens gesloopt. Het jaar er na toog Karel de Stoute naar Luik met de aldaar nog steeds pruttelende inwoners. Op 12 november 1477 gaf de stad zich over. Het Luikse bestuur werd verdeeld over drie andere plaatsen:  Maastricht, Namen en Leuven en zo werd het prinsbisdom een vazalstaat van Bourgondië. De twaalf belangrijkste burgers werden ontboden, negen werden er op het marktplein onthoofd, drie werden er verbannen. De stad en de gebieden van het prinsbisdom moesten vervolgens een enorme som geld aan belasting opbrengen. Veel kerken, kloosters en dorpen moesten hun gronden verkopen of belenen om aan de schulden te kunnen voldoen. Karel de Stoute ging voor de derde keer trouwen. Dat gebeurde in Brugge, met Margaretha van York. Luik zag de kans schoon om nu het paleis van de nog steeds aanwezige prins-bisschop Louis de Bourbon aan te vallen. De pas getrouwde Karel de Stoute toog toen nogmaals naar de stad, maar nu spaarde hij niemand. Luik moest geheel van de kaart worden geveegd. De stad werd “professioneel” geplunderd en 5000 burgers vonden de dood.

Dit was het einde van deze middeleeuwse stad en het hele gebied er omheen werd ook hard getroffen. Karel de Stoute richtte zijn moorddadige pijlen intussen op andere gebieden. Als je de verhalen daarover leest word je daar ook niet vrolijk van. Na zijn dood nam het aantal inwoners al snel weer toe en met prinsbisschop Érard de la Marck (1505-1538) herwon Luik zijn rang van religieus, administratief en gerechtelijk centrum. Het nieuwe bisschoppelijke paleis werd in de bekende gotische stijl gebouwd. Andere nieuwe gebouwen kregen de meer renaissancistische Maaslandse stijl.

Maar door de verwoesting van Luik was er in het laatste kwart van de vijftiende eeuw een lacune ontstaan. Tot die tijd was deze stad een van de meest vooraanstaande centra van kunst en cultuur. Het trok de meest uitmuntende kunstenaars en ambachtslieden aan. Die zochten nu hun heil elders. Een van de plaatsen die het overnam was Maastricht. Maastricht was zo tussen 1470 en 1530 opeens een belangrijk ambachtscentrum met veel ateliers. Zoals er ook al eind twaalfde eeuw veel kunstenaars werkzaam waren in Maastricht, zo leek die welvarende periode opeens weer terug te keren. Gedurende enkele decennia, want langzaam herstelde intussen zoals gezegd ook Luik weer. En ook de vele gebeurtenissen met betrekking tot godsdiensttwisten en de tachtigjarige oorlog maakte geleidelijk een einde aan deze bloeiperiode in Maastricht.

Wie waren nu die belangrijke kunstenaars van rond 1500 in Maastricht? Jef Moers heeft er een boek aan gewijd. Na twaalf jaar speuren in alle mogelijke archiefdocumenten heeft hij hier een verslag van kunnen maken. Zo heeft hij de echte namen weten te achterhalen van een aantal kunstenaars die tot nu toe slechts met hun bijnamen bekend waren. Ik zal er slechts twee  noemen:

Aert van Tricht blijkt Aert Pellera te heten, hij leefde van circa 1450 tot 1538. Hij was geelgieter en koperslager en zijn familie stamt uit het gebied rond Bouvignes-sur-Meuse. In dat gebied waren kopergieters gevestigd die van oudsher in heftige concurrentie waren met die van het prinsbisdom Luik. In 1479 vestigt hij zich in Maastricht onder de naam Ernolt Luchtermecker. Het gezin kocht later een woning in de voormalige Boxstraat, niet ver van de later verloren gegane kerk van Maria ten Oever. (De Boxstraat is bij de aanleg van het kanaal naar Luik helemaal afgebroken, na demping van dat kanaal is daar nu de Kesselkade). Er zijn nog heel veel werken van Aert van Tricht bewaard gebleven, zoals een meer dan vijf meter hoge sacramentstoren in de Sint-Laurentiuskerk van Bocholt.

Detail van de sacramentstoren met de heilige Paulus, Petrus, Laurentius en Lambertus

Hij kreeg opdrachten tot in de verre omtrek, waaronder enkele belangrijke in den Bosch, Leuven en Xanten. Door zijn vele opdrachten buiten Maastricht kreeg hij de bijnaam “Aert van Tricht”. Kinderen en kleinkinderen van hem gingen ook het vak in. Zij woonden in Maastricht en overleden soms elders, zoals in Antwerpen, in een tijd dat Maastricht alweer over zijn hoogtepunt heen was. Er waren ook leden die zich tot het protestantisme bekeerden.

Jan van Steffeswert leefde van 1470 (of eerder) tot 1537. Hij signeerde zijn werken meestal met “Jan Bieldensnieder”. Hij vestigde zich in 1488 of eerder in de stad.  Bijna zeker komt hij uit Stevensweert of Wessem. Zijn broer die zich ook vestigde in Maastricht noemde zich meest Siets van Wessem of Siets van Steffens weerde. De eerste jaren hield hij zich waarschijnlijk vooral bezig hield met het maken van prenten en zegels. Pas vanaf 1499 kennen we hem als beeldensnijder. Tussen 1505 en 1507 trouwt hij, in 1508 heeft hij in ieder geval een dochter. Zij wonen dan in de Mariastraat. In zijn atelier heeft hij ook leerjongens in dienst. Waarschijnlijk voelde hij zich ook aangetrokken tot de nieuwe Christelijke sekten, maar hij was huiverig vanwege al zijn kerkelijke werkgevers. Haar schoondochter is een van degenen die in 1533 als anabaptist verbrand werd. Van Jan van Steffeswert is veel werk bekend, zoals de prachtige Christoffel die je ziet als je de Onze Lieve Vrouwekerk van Maastricht binnenkomt. Een groot aantal beelden van hem is ook te zien in het Bonnefantenmuseum.

Het boek van Jef Moers staat bomvol met afbeeldingen van aktes uit steden, kerken en kloosters en ook met veel afbeeldingen van kunstwerken. Van maar liefst tien groepen van kunstenaarsgildes zijn de namen en achtergronden van de betreffende kunstenaars uitgezocht: klokkengieters, glazeniers, orgelbouwers enzovoort. Wat dat betreft krijgen we een mooi overzicht. De opbouw van het boek doet wat chaotisch aan doordat er soms van de hak op de tak wordt gesprongen en het verhaal over het leven van de kunstenaar niet goed te volgen is, omdat alles voortdurend gelardeerd wordt met stukjes uit onderzochte akten. Je kunt zo wel goed zien waar al de kennis vandaan komt. Desalniettemin is het een prachtig boek met waardevolle informatie over deze korte en relatief onbekende gouden periode.

De Gouden decennia der stad Maastricht, 1470-1530. Jef Moers. Uitgegeven in eigen beheer, te bestellen via de auteur jefmoers@hetnet.nl

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis, kunst en getagged met , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.