Wilhelmus van Nassouwe
Het Nederlandse volkslied is niet alleen de oudste nationale hymne van de wereld maar voor mij ook de allermooiste. En dan met name op de melodie zoals die in de Nederlandtsche Gedenck-clanck van Adriaen Valerius is opgetekend. En zoals die tegenwoordig ook meestal wordt gezongen. Vandaag stonden er in de Volkskrant weer een aantal ingezonden stukjes over dit volkslied. Een schrijver beval de versie aan die de Camerata Trajectina er van heeft gemaakt. Een prachtige uitvoering inderdaad, constateerde ik op youtube.
Een pittig tempo, meerstemmig en met smaakvolle tegenmelodieën. Zoals dat alleen door een professioneel gezelschap kan worden uitgevoerd. Haal je de meerstemmigheid weg dan blijft er een melodie over die niet onaardig is, maar naar mijn idee ver achter blijft bij de versie zoals die opgetekend is door Valerius in 1626. De versie van Camerata Trajectina, oorspronkelijk van Melchior Franck, staat in een strakke 4/4 maat, terwijl de versie van Valerius veel beweeglijker is en meerdere passages kent die in een driekwartsmaat staan. Niet geforceerd, alles klinkt heel natuurlijk. Zowel in metrisch/ritmisch opzicht als in melodisch opzicht. Hieronder de melodieën van Franck en die van Valerius
Waarom is die tweede melodie zo mooi?
In bovenstaand schema vormen de motieven 1 en 2 een voorzin en een nazin. Intern zien we drie motieven, een kort opmatig motief a, een iets langer motief b dat op een zware tel begint, en een nog langer motief c dat met een heel korte opmaat begint. Deze drie contrasterende motieven maken er gelijk een zeer beweeglijk en boeiende volzin van. Deze volzin wordt herhaald, dat is in bovenstaand schema niet weergegeven.
Dan komt het middendeel, dat met een driekwartsmaat begint waardoor het onmiddellijk een stuwende werking krijgt. Bovendien worden hier de hoogste tonen bereikt, letterlijk zien we hier het hoogtepunt van het lied. Dit middendeel heeft de structuur van een ontwikkelingszin: een kort motief d, met een even lang antwoord e en daarna een ontwikkeling f die twee keer zo lang is. Die ontwikkeling heeft een vertragend effect doordat de driekwartsmaat bij dit motief f weer overgaat in een tweekwartsmaat.
De laatste zin lijkt weer op de eerste, er wordt weer met de zelfde twee noten begonnen (de noten C en F). Motief 5 en 6 vormen samen weer een voor- en nazin, waarbij de voorzin in een driekwartsmaat staat, de nazin in een tweekwartsmaat. Hierdoor ervaren we opnieuw een natuurlijke vertraging.
Ook is er over al de melodische facetten in dit lied iets te vertellen. Ik heb de melodische relaties weergegeven door middel van rood, groen en blauw. Ook hierdoor ontstaat een wonderschone eenheid.
Een en ander leg ik ook nog eens mondeling uit in onderstaande video.
Pingback: Wilhelmus van Nassouwe | Pieter Simons column
Goed gedaan Pieter, de opbouw van het Wilhelmus op internet gezet! IK hoop dat velen dit lezen en beluisteren. IK denk dat mensen die dit volgen de mooie ontwikkeling van deze melodie meekrijgen. Zeker met het goede verhaal waarmee je deze analyseles inleidt.
Hans
LikeLike