Vervoering, wat een prachtig woord! Iemand kan in vervoering zijn. Hij is dan in een staat van verrukking, hij is buiten zinnen, niet meer helemaal van de wereld. In het Duits noem je dat “Entrückung”. In het Engels is het “Rapture”.
Rond 1900 konden ze er wat van, van in vervoering raken. Een van de belangrijkste kunststromingen in die tijd was die van het symbolisme. Dichters maakten teksten met een onheilspellende sfeer, en een dreigende, of in ieder geval een suggestieve lading. In de schilderkunst moet je daarvoor niet zijn bij de tuinen van Monet, nee, veeleer bij de schreeuw van Munch, de schilderijen van Whistler, of bij de late werken van van Goch. En wat vind je van dit schilderij van Richard Gerstl? Je ziet een weg maar hij belooft niet veel goeds naar mijn gevoel.
Maeterlinck is een dichter die teksten maakte waar zowel Debussy als Schönberg door geïnspireerd raakten en die hun fantasie prikkelde. Iets later was Schönberg zeer gefascineerd door de teksten van Stefan George, ook een symbolist. Schönberg gebruikte deze als basis voor veel liederen maar ook werden ze gebruikt in zijn tweede strijkkwartet. Het derde en vierde deel van dat kwartet zou je kunnen zien als twee afzonderlijke liederen met een begeleiding van strijkers.
Dit tweede strijkkwartet wordt door velen beschouwd als het muziekstuk waar de definitieve doorbraak naar de atonaliteit plaats vindt. De tonica, de toon welk het fundament is van een muziekstuk, wordt losgelaten. Alle twaalf de tonen worden min of meer gelijkwaardig. De dissonant is volwassen. Dissonanten beschouwt Schönberg als ver weg gelegen consonanten, het is voor hem slechts een gradueel verschil. De echte doorbraak in dat opzicht vindt pas plaats in het laatste deel. Los van dit belangwekkende historische moment is met name ook dat vierde deel gewoonweg een prachtig stuk. De nieuwe weg die hier ingeslagen werd was voor Schönberg en zijn leerlingen richtinggevend tot rond 1922. Toen ontstonden er weer andere concepten. Persoonlijk vind ik de stukken uit de periode 1908-1922 (de zogenaamde vrije atonale periode) het meest interessant bij deze componisten.
Ik wil nu iets meer vertellen over dit laatste deel van het tweede strijkkwartet uit 1908. Ik vind het een geweldig stuk. Maar dat was bij de premiere niet zo. Maria Gutheil-Schröder, een gevierde zangeres van de hofopera, vertolkte de zangpartij en het Rosékwartet bespeelde de strijkinstrumenten. Tijdens het eerste deel was het publiek nog stil. Na de eerste maten van het tweede deel begon het grootste deel van de toehoorders te lachen en vervolgens verstoorde men ook de laatste twee delen. Het was zeer moeilijk voor de strijkers en de zangeres om nog geconcentreerd te blijven bij dit moeilijke stuk. Opvallend genoeg werd het weer stil bij de instrumentale coda aan het einde van het laatste deel. Schönberg liet zich niet uit het veld slaan. Er kwam een tweede uitvoering. Op het toegangsbiljet kwam te staan dat dit toegang gaf tot het bijwonen van een muzikale voorstelling waarin men geacht werd slechts rustig te luisteren, applaus of gesis en dergelijke werden niet op prijs gesteld.
Het kwartet heeft Schönberg opgedragen aan zijn vrouw. Beweerd wordt dat hij het aanvankelijk aan Rosé had opgedragen, de voorman van het Rosékwartet. Dat hij het aan zijn vrouw opdroeg moet gezien worden in het licht van persoonlijke gebeurtenissen. In datzelfde jaar was zijn vrouw een relatie begonnen met de schilder Gerstl, van wie ik al een schilderij liet zien. Deze man gaf ook les aan Schönberg. Hij woonde in dezelfde straat enkele huizen verder. Schönberg was er helemaal kapot van. De relatie dreigde uit de hand te lopen in de zomer toen ze in de bergen vakantie vierden. Mevrouw Schönberg leek haar man verlaten te hebben. Leerlingen van Schönberg zochten haar op, spraken met haar en toen besloot ze tot hem terug te keren. In het najaar beroofde Gerstl zich van het leven. Bovenstaand schilderij maakte hij een jaar eerder.
Het was de tijd van de “femme fatale”. De vrouw was zich aan het vrijvechten. Het is een onderwerp dat veel speelde in die tijd, ook in gedichten en in de literatuur. Alma Mahler had nog voordat haar man Gustav overleed meerdere affaires. Het beroemde strijksextet “Verklärte Nacht” van Schönberg is gebaseerd op een tekst waarbij een vrouw die een kind van een ander heeft het bos in vlucht. Haar man gaat haar achterna en beiden verzoenen zich. De man wil graag de vader van het nog ongeboren kind zijn. Dit muziekstuk, een strijksextet, is uit 1899, dus van negen jaar eerder. Maar Schönberg stelt zich net als die man verzoenend op en draagt zelfs het nieuw geschreven strijkkwartet op aan zijn ontrouwe vrouw.
Deel drie en vier kun je dus beschouwen als liederen met begeleiding van strijkkwartet. Om de delen echt te doorgronden zul je je dus eerst in de tekst van Stefan George moeten verdiepen. Hier de tekst van het laatste deel.
De titel van het gedicht is vervoering, verrukking zo je wilt, waar ik al eerder over sprak. Een magisch, suggestief woord. (Vertaling: Ineke Reisiger)
Vervoering
Ik voel de lucht van een andere planeet.
De gezichten verbleken voor mij door de duisternis
die zich zonet nog vriendelijk tot me keerden.
En bomen en paden waar ik van hield worden vaal
zodat ik ze nauwelijks meer herken en jij, lichte
geliefde schaduw – die mijn kwellingen roept
bent nu volledig opgegaan in een diepere gloed
Om na afloop van het getuimel van het strijdgewoel
als een vrome siddering te bekoren.
Ik ga op in klanken, cirkelend, wevend,
van diepste dank en niet benoemde lofuitingen
mezelf zonder wensen overleverend aan de grote adem.
Een wilde stormwind komt over mij ,
in de roes van de wijding waar hartstochtelijke schreeuwen
van in het stof geworpen bidvrouwen smeken
Dan zie ik hoe geurige nevelen opstijgen
in een zonnige heldere open plek
die slechts ver weg gelegen berghellingen omhullen.
De grond trilt wit en zacht als wei.
Ik klim over monsterachtige kloven.
Ik voel hoe ik over de laatste wolk heen
in een zee, met een kristallen glans zwem –
Ik ben slechts een vonk van het heilige vuur
Ik ben slechts een nadreun van de heilige stem.
De tekst lijkt in eerste instantie inhoudelijk door te lopen als een geheel, onderverdeeld in telkens drie bij elkaar horende versregels. Maar toch is er ook sprake van een verdere indeling.
- Het eerste deel bevat de eerste negen regels. Beschreven wordt hoe de dichter als in een droom alles ziet vervagen. Zijn eigen schaduw gaat over in een regenbui.
- Het tweede deel van zes regels beschrijft hoe hij als persoon overgaat in slechts klanken en intussen het geluid van hartstochtelijk schreeuwen hoort.
- Het derde deel van weer negen regels (7+2) beschrijft hoe hij op een open en zonnige plek komt en uiteindelijk voelt dat hij een nietig onderdeel is van hetgeen het opperwezen (?) gemaakt heeft. Dat laatste wordt pas duidelijk overigens in de laatste twee regels, die je zo ook als hoogtepunt zou kunnen beschouwen.
Schönberg houdt deze indeling aan. Wel zet hij de eerste regel nog als een soort titel apart, en ook dus de laatste twee regels.
Maar voordat er gezongen wordt, wordt er eerst een sfeer neergezet. De motiefjes a van telkens 8 noten in de strijkers gaan omhoog en omlaag en nemen het van elkaar over. Naar mijn gevoel moet dit heel vluchtig klinken en elk motiefje naar boven moet bijna weg ijlen, maar dit hoor ik bij geen enkele opname die ik kan vinden. Schönberg zet er toch niet voor niets ppp (piapianissimo) bij!
Na dit eerste instrumentale stukje komt er een tweede met een heel markant, repeterend motief b, op het einde weer overgaand in iets dat lijkt op het eerste motief. De sfeer is door de overmatige kwart in de melodie, maar ook door het repeterende karakter heel apart, een soort onheilspellend iets, vanuit de verte?
Hierna lijkt het er op dat motief b hernomen wordt, maar nu met een heel andere , milde articulatie (legato), als voorbereiding op de aanhef van de zangeres: “Ich fühle Luft von anderem Planeten.” Zo gauw deze tekst komt zetten de strijkers op een prachtige manier een hemelse sfeer neer met ijle en opvallend consonante akkoorden. Het eerste akkoord wringt nog een beetje, maar daarna horen we een majeur Eb akkoord, een quasi-pentatonisch akkoord, een mineur akkoord van C bij het woordje Luft, een geheimzinnig hele toons-akkoord, een spannend mineur-majeur zeven akkoord, en dan nog twee grote drieklanken in de tweede omkering, die van G en F#. De strijkers maken een mooie tegenbeweging met de zanglijn. Een aparte sfeer ontstaat zo, ook door de wijde liggingen waarin de akkoorden gespeeld worden. Die andere planeet, waarvan de geur opstijgt, die is zo gek nog niet!
De melodie en ook de begeleiding van dit tekstdeel gaat over in meer onstuimige fragmenten, waarbij de muziek de tekst volgt. Dit gaat in golven op en neer en dan opstuwend naar een climax. Daar komt het tweede tekstdeel “Ich löse mich in Tönen”, “ik ga op in tinten”. De sfeer is hier nog steeds heel geladen, maar de samenklanken zijn redelijk mild.
Het laatste deel begint met een korte instrumentale inleiding, gebaseerd op het markante motief b. Als dan de tekst komt “Dann seh ich wie sich duftige Nebel lüpfen” horen we ook weer het inleidende motief a.
Dit heeft tot gevolg dat je ook aan deze elementen kunt horen dat het stuk nu bijna is afgelopen. Maar zover zijn we nog net niet. Schönberg zet zoals gezegd de laatste twee regels apart. Zowel instrumentaal als ook vocaal is dat dan een hoogtepunt.
Dit stuk gaat uiteindelijk over in een instrumentale coda. Hoe atonaal het vierde deel ook klinkt, de slotklank is een welluidend majeur F# akkoord. Schönberg laat ons met een goed gevoel achter. zoals hij dat ook al bij Verklärte Nacht deed. Maar het is een verhaal vol tegenstrijdigheden, met onduidelijke dingen, een onheilspellende sfeer en met onzekerheid. Het weerspiegelt de tijdgeest, maar ook de gemoedstoestand van de componist. Hij is wel vergevingsgezind. Maar hij is ook onzeker over zich zelf. Maar niet over zijn muziek!
Dan nog het complete kwartet, waarbij je zo gewenst de partituur tijdens het luisteren kunt mee volgen. Voor alleen het vierde deel moet je beginnen op 19:50 minuut
Er komen heel bijzondere concerten aan in november 2017. Alle strijkkwartetten (vier stuks) van Schönberg kun je horen op een strijkkwartet marathon in het Muziekgebouw aan het IJ!
https://www.muziekgebouw.nl/festival/strijkkwartetmarathon/
Het Quatuor Diotima speelt namelijk van 17-19 november tijdens vier concerten deze kwartetten, steeds in combinatie met een kwartet van Boulez en een van de late strijkkwartetten van Beethoven. Ik ga naar het tweede concert waar o.a. strijkkwartet 2 van Schönberg klinkt. Ik heb er zin in!
Pingback: “Luft” | Pieter Simons column
Pingback: Stefan George, Richard Gerstl, Arnold Schönberg | Pieter Simons column
Pingback: Koningsdagconcert | De kwintencirkel