Gisteren liep ik rond 12 uur in Amsterdam nabij een plek waar ik om half 2 wilde zijn in verband met een lezing en een concert in de Lutherse kerk. In de Athenaeumboekhandel zag ik veel interessante boeken liggen waar ik in bladerde en soms ook hele passages in las. Ik wist me te beheersen: thuis ligt nog een stapel niet of half gelezen boeken op me te wachten. Ik keek ook bij de afdeling poëzie, en bij de afdeling Duitstalige boeken. Niets was er te vinden van de dichter Stefan George. Bij het concert die middag sprak ik een aantal mensen over het concert dat ik een dag eerder had bijgewoond, waarbij o.a. twee gedichten van Stefan George een rol speelden. Slechts bij één iemand ging een lichtje branden: ‘Stefan George, is dat niet de schrijver van “Das Buch der hängende Gärten?” Inderdaad. Die was het. Ik lees op internet in een artikel dat Stefan George in de twintigste eeuw tot aan zijn dood in 1933 misschien wel de meest bekende Duitstalige eigentijdse dichter was. In Duitsland is hij bij veel liefhebbers van poëzie nog steeds bekend, daarbuiten is hij in het vergetelboek geraakt. Hoe komt dat?
Onlangs is er een biografie van Stefan George verschenen en die heb ik besteld. Ik hoop wat meer over hem te weten te komen dan de oppervlakkige kennis van deze boeiende figuur die ik nu heb. Zijn leven in een notendop: hij is geboren in Bingen aan de Rijn, zijn ouders kwamen uit de Elzas. In 1889 kwam hij in Parijs in contact met de leidende Franse dichters uit die tijd, onder wie Stéphane Mallarmé en Paul Valéry. In 1891 maakte George in Wenen kennis met Hugo von Hofmannsthal met wie hij een homo-erotische relatie kreeg. Dat kon niet, waardoor hij met hem en diens familie in conflict raakte. Toen George naar München vertrok verzoenden de mannen zich en bleven ze op afstand contact houden. George publiceerde in Wenen tussen 1892 en 1919 in een zeer beperkte oplage een literair tijdschrift: “Blätter für die Kunst”. Er ontstond een hechte kring van bewonderaars, die George als een soort meester vereerden. Hij schreef uitsluitend gedichten. Daarnaast vertaalde hij ook werken van Dante, Shakespeare en Ibsen. Via dit blad moet ook Schönberg met zijn werk in aanraking zijn gekomen. Na de eerste wereldoorlog schreef George de gedichtenbundel ”Das neue Reich.” De nationaalsocialisten interpreteerden dat als het nieuwe rijk waar ook zij naar streefden. Ze wilden hem vervolgens tot dichter van de Nationaal-Socialisten verheffen. Hier is hij niet in mee gegaan. Kort daarna stierf hij. Twee van zijn meest intieme vrienden pleegden in 1944 een aanslag op Hitler, die op wonderbaarlijk wijze aan de dood ontsnapte. De beide daders, de heren von Stauffenberg, werden dezelfde dag nog geëxecuteerd.
Waarom is George niet te krijgen in de Athenaeumboekhandel? Omdat hij bij de nazi’s, met name in het begin, geliefd was. En dat kwam omdat hij een soort verheven idealisme had dat de mens, en met name de Duitse mens, zich moest verheffen. Hij was dus fout. Wás hij ook fout?
Ik denk dat je dat uit zijn gedichten niet kunt afleiden. Hij schreef een mystieke lyriek, die je bijna altijd op meer manieren kon interpreteren. Soms weten we de aanleiding voor een gedicht. En dan zien we niet gelijk een verheven politiek ideaal. Zo schreef hij het gedicht “Entrückung”, verschenen in zijn dichtbundel “Maximin” in 1907. Een gedicht naar aanleiding van de dood van Maximiliaan Kronberger, een gymnasiast uit München, die George in 1904 had ontmoet, het jaar waarin de jonge man op zestienjarige leeftijd stierf. In deze verzen idealiseert hij hem als de “brenger van onze redding”, hij verheft hem zelfs tot een soort God. Maximin verschijnt als een gedenkboek dat in 200 exemplaren wordt gepubliceerd. Een van die exemplaren is waarschijnlijk in handen van Arnold Schönberg terecht gekomen. Deze gebruikt de tekst “Entrückung” in het laatste deel van zijn tweede strijkkwartet uit 1908.
Waarom doet Schönberg dat? Vond hij het alleen maar een mooi gedicht? Waarom werd hij er door geraakt? Had hij zelf misschien ook net een belangrijk iemand in zijn leven verloren? Zijn vader overleed al in 1889 en zijn moeder pas in 1921. Nee. De aanleiding zou misschien de affaire van zijn vrouw kunnen zijn. In die zomer waren ze bij de Traunsee, waar ze jaarlijks in een vakantiehuis vertoefden.
Daar was ook hun schildersvriend Richard Gerstl, van wie Schönberg schilderlessen kreeg.
Zelfportret 1907
Maar zijn vrouw kreeg een affaire met deze schilder. Arnold Schönberg was in die tijd als een bezetene bezig met zijn tweede strijkkwartet. Hij had het tweede en derde deel tijdens de vakantie aan de Traunsee al afgemaakt. Tijdens het schrijven van het vierde deel, of vlak daarna, voltrok zich deze persoonlijke ramp. Schönberg voelde zich compleet ontheemd. Het vierde deel is niet gedateerd in zijn handschrift maar was waarschijnlijk al klaar toen hij achter hun relatie kwam. Onwillekeurig ga je denken: zocht hij wellicht troost in zijn muziek? Hij besloot in ieder geval tot iets dat in die tijd ongehoord was. Het laatste deel stond niet meer in een toonsoort. Er kwamen geen voortekens meer te staan aan de sleutel. De atonaliteit was geboren. Het zat er al aan te komen, maar de beslissende stap werd nu gezet. Schönberg voelde bij de muziek geen grond meer onder zijn voeten, maar ook zijn steun en toeverlaat, zijn vrouw, deed net in die tijd de grond onder zijn voeten wankelen. De muziek begon te zweven. En om dat alles te onderstrepen gebruikte hij de tekst van Stefan George, met als beginregel “Ich fühle Luft von anderem Planeten”. George schrijft deze regel als eerbetoon aan de vroeg gestorven Maximiliaan Kronberger. Hij laat hem als een engel de aarde verlaten en een nieuwe ongekende wereld betreden. En de laatste twee zinnen: “Ich bin ein Funke nur vom heiligen Feuer, Ich bin ein Dröhnen nur der heiligen Stimme”, zijn voor Schönberg het hoogtepunt. De zangeres zingt nu krachtig zeer hoge tonen. Waar je deze tekst als een zeer nederig, bescheiden iets had kunnen neerzetten, daar geeft Schönberg er juist power aan. Wat bedoelt hij? Het loslaten van iemand is beangstigend, maar geeft ook kracht. Zo bedoelde Stefan George het waarschijnlijk ook. Zo was het ook bij het loslaten van de toonsoort. Schönberg ging met open vizier een ongewisse toekomst tegemoet.
Maar hij was nog niet van de ellende af. Zijn vrouw keerde dan wel bij hem terug, maar enkele maanden later pleegde de schilder Gerstl zelfmoord.
In december 1908 was de premiëre van het tweede strijkkwartet. De mensen snapten er niets van. Maar Schönberg gaf niet op. De nieuw ingeslagen weg ging maar één kant op: vooruit. En zoals Stefan George zijn volgelingen had, zo had Schönberg de zijnen.
In 1937 speelde het Kolisch Strijkkwartet in Los Angeles in samenwerking met Schönberg al diens vier strijkkwartetten.
Schönberg vond het belangrijk om te laten zien dat zijn muziek voortkwam uit een traditie, waarin de late strijkkwartetten van Beethoven zijn voornaamste inspiratiebron vormden. Vier concerten werden er toen gegeven, steeds speelde men een strijkkwartet van Schönberg gevolgd door een strijkkwartet van Beethoven. Het Kolisch kwartet was fenomenaal. Het speelde indertijd alles uit het hoofd. Van die concerten zijn toen opnames gemaakt en ook is er een inleiding op deze grammofoonopnamen geregistreerd, met o.a. de stemmen van Arnold Schönberg en die van eerste violist Kolisch.
De muziek van de registratie van de vier concerten kun je op spotify terughoren.
Zaterdag was het tweede concert van de strijkkwartet marathon van het Quatuor Diotima. Ze speelden precies hetzelfde als wat er gespeeld werd tijdens het tweede concert van het Kolisch quartet in 1937: het tweede strijkkwartet van Schönberg, gevolgd door op. 130 en 133, de Grosse Fuge, van Beethoven . Nu was er nog als extraatje deel 3a , 3c en deel 5 uit “Livre pour Cordes” van Pierre Boulez. Ik wist dat het een bijzondere middag ging worden. En deze overtrof mijn verwachtingen. Bij het laatste deel van het strijkkwartet van Schönberg kreeg ik tranen in mijn ogen. De dood van de tiener Maximiliaan werd bezongen. Met het heroïsche slot dat Schönberg er aan gaf. En de wonderschone tekstopening met “Ich fühle Luft von anderem Planeten”. Niet te snel, vooral niet te hard. Met een intens gevoelige strijkersklank. Precies zoals ik me voorstel dat Schönberg het bedoeld heeft. Ik heb inmiddels een cd-opname met het Quatuor Diotima. Wel met een andere solist, Sandrine Piau. Daar klinkt de tekstopening zo:
En dan heb je nog de heerlijk walsende deeltjes van het tweede deel, een soort scherzo, waarin grappig het straatliedje “O du lieber Augustin” verwerkt zit:
O, du lieber Augustin, Augustin, Augustin, O, du lieber Augustin, alles ist hin.
Geld ist weg, Mäd’l ist weg, Alles hin, Augustin. O, du lieber Augustin, Alles ist hin.
Dit tweede deel, het scherzo, kwam 27 juli 1908 aan de Traunsee af. Ja, het Mädl was weg. Dat was op die datum nog niet het geval. Gerstl schilderde rond die tijd de gelukkige familie Schönberg.
Het expressionisme is er al, als hij nog langer geleefd had was hij wellicht ook abstract gaan schilderen.
Toen ook het laatste deel van het strijkkwartet af was, niet lang daarna, ontdekte Schönberg de relatie die Gerstl en zijn vrouw inmiddels hadden. Het liefdeskoppel ging terug naar Wenen. Schönberg bleef doodongelukkig met zijn nieuwe partituur achter. Leerlingen van hem hoorden van het voorval en zochten mevrouw Mathilda Schönberg op. Ze wisten haar over te halen de verhouding met Gerstl te verbreken. Voor Schönberg was dit moment het begin van zijn atonale periode. Geen grondtoon meer. Maar ook geen basis meer in zijn hoofd. Zijn geestesstemming is duidelijk zichtbaar in onderstaand zelfportret uit 1910, het beeld van een diep gekwetst man. Dit is misschien wel het meest schrikwekkende zelfportret dat ooit iemand van zich zelf heeft gefabriceerd. Hij zat in een enorme persoonlijke crisis, waar hij zich weer uit moest worstelen.
Het laatste stuk dat er gespeeld werd zaterdag was de “Grosse Fuge” van Beethoven. Het hels moeilijke huzarenstukje dat Beethoven op het einde van zijn leven nog schreef. Het wordt meestal te voorzichtig gespeeld, want de kans op er uit vliegen is zeer aanzienlijk. Zo niet bij het Quatuor Diotima. Onverschrokken koppelden ze het aan de lieflijke Cavatina van het er aan voorafgaande op.130. Toen alle strijkers het hoofdthema hadden ingezet en de eerste fuga vol pure energie op gang gekomen was schoten de tranen bij mij in de ogen. Op het einde, bij de inzet van de cello die met een lange grommende toon de laatste woeste fase aankondigde was ik blij dat niemand me kon zien. Ik zat domweg te huilen van pure emotie. De spelers moesten kapot zijn na afloop. Bij Boulez waren de haren van de strijkstok van Yun-Peng Zhao al gebroken. Hij had maar een nieuwe strijkstok voor het kwartet van Beethoven genomen. En dat was wel nodig ook. Wat een concentratie, betrokkenheid, eenheid en subtiliteit, afgewisseld met energie toonden de spelers. Dit alles zit in de muziek, maar zij konden het laten klinken. Het Quatuor Diotima. En ook de zangeres, Sara Maria Sun was fenomenaal. Zó moet “Entrückung” gezongen worden!
Stefan George, Richard Gerstl, Arnold Schönberg. Zij waren tijdgenoten. In 1908 waren ze dramatisch dicht bij elkaar. Op 18 november 2017 waren ze er nog een keer. Voor mij. In Amsterdam.
Wat een aangrijpend verhaal, Pieter! Het betreffende strijkkwartet van Schönberg moet ik nog beluisteren en dat ga ik op een rustig moment doen, met Henny. Dan alvast voor deze informatie- en inspiratiebron.
Hans
LikeLike
Pingback: De basis van het Italiaans en het afschaffen van het Nederlands | De kwintencirkel
Pingback: Koningsdagconcert | De kwintencirkel