Mijn vader is nu al meer dan vijftien jaar geleden overleden. Hij was een zeer wijs , uiterst eenvoudig en bescheiden mens. Een voorbeeld, domweg door zijn levenswijze: niet zeuren, niet klagen maar hard werken, en dat vooral voor de toekomst van zijn kinderen. En hij kon goed naar ons luisteren en ons of zijn vrouw zo nodig een advies geven. Bij voor mij cruciale beslissingen is hij een belangrijke factor geweest. Ik kan ze allemaal opsommen. Maar nu is hij al vijftien jaar dood. Toch is hij voor mij nog steeds een voorbeeld en inspiratiebron.
Toevallig zag ik in de namiddag een programma van de NCRV, “Jacobine op zondag”. Het ging over de bijna-dood-ervaring. Twee ervaringsdeskundigen en een cardioloog die over dat onderwerp een boek heeft geschreven waren de gasten.
In de Volkskrant van afgelopen zaterdag schreef Arnon Grünberg in zijn voetnoot een stukje met als kop “religie”. Daarin schrijft hij dat wetenschapsfilosoof Kitcher zegt dat religie beantwoordt aan ‘ons verlangen naar onsterfelijkheid’. Zijn eigen zinnetjes daarna zijn vooral ook interessant: ‘De interpretatie van Kitcher is verfrissend nu religie vaak wordt gezien als pure achterlijkheid en voertuig van ongewenste repressie – gewenste repressie heet beschaving.’
Ik denk dat Grünberg atheïst is en ik ben dat ook. Althans: ik heb geen enkele voorstelling van een God, ik ben ook niet Christelijk of kerkelijk, maar ik geloof wel in een leven na de dood. Waarom? Puur instinctief, vanuit een zekere ervaring en door na te denken. Het leven is volkomen onbegrijpelijk. Geen enkele wetenschappelijke verklaring is er voor te geven. Dus waarom zou er dan geen andere vorm van leven kunnen zijn? Vrijwel elke beschaving gaat uit van een leven na de dood. Volgens Grünberg vanwege ons verlangen naar onsterfelijkheid. Ik geloof dat niet. Ik heb ooit een documentaire gezien die ging over een Afrikaans volk, helaas weet ik niet meer om welk volk het ging. De leden van dat volk konden het zich niet voorstellen dat wij niet in een leven na de dood geloofden. Het was voor hun een net zo vanzelfsprekende realiteit als het eten van een kop soep. De stamleden hadden niet alleen een soort contact met elkaar zoals wij dat kennen, maar ze konden ook door in trance te geraken in contact komen met stamleden op afstand en ook met overleden stamleden. Het was doodnormaal. ‘Hebben jullie dat niet? Kennen jullie dat niet?’ Ze waren oprecht verbaasd. Dit alles was geen fake, maar levensecht. Ik geloofde het. Zoals ook mijn moeder contact had met haar vader, en zelfs met onze hond toen die dood was. Ze vertrouwde het mij toe. ‘Hebt u dat wel eens tegen anderen gezegd’, vroeg ik haar? ‘Nee’, antwoordde ze me, ‘ze geloven me toch niet.’ Als er één mens slim, nuchter, maar ook doodeerlijk was dan was het mijn moeder wel. Ik geloofde haar. Rationeel omdat ik haar kende, maar ook puur intuïtief. Zo geloof ik ook de verhalen van de twee mensen die ik vandaag in het programma van Jacobine zag. Hun verhalen waren voor mij geloofwaardig.
Alle mensen met een bijna-dood-ervaring veranderen. Ze kijken totaal anders tegen de dingen aan. Een gemeenschappelijk kenmerk is dat ze merken dat echte liefde het enige is dat er toe doet.
Wetenschappers denken dat alles te verklaren valt door rationele processen in de hersenen. En daarmee is het dan afgedaan. Dat ze tunnels zien en contact hebben met overledenen en dat ze zich zelf zien buiten hun lichaam: allemaal hallucinaties. Dat ze daarna een ander mens worden is voer voor weer andere wetenschappers, daar bemoeien ze zich niet mee. Het kan gewoon niet dat er een vorm van leven na de dood is, dus proberen ze alles nuchter te verklaren. Zo van zenuwen, bloedbanen, stresshormonen en dat soort dingen.
Waarom is er leven? Wat is leven? Wat was er voor het leven? Geen wetenschapper kan het vertellen. Ze weten alleen dat het leven ophoudt en dat er geen andere vorm van leven is als dat wat wij kennen. Punt uit, klaar.
Religie is weer wat anders. Yuval Noah Harari zegt in zijn boek “Homo Deus”: ‘religie geeft een allesomvattende omschrijving van de wereld en biedt ons een heel specifieke deal met vooropgestelde doelen. God bestaat. Hij vindt dat we ons op een bepaalde manier moeten gedragen. Als je God gehoorzaamt mag je naar de hemel. Als je hem niet gehoorzaamt zul je branden in de hel. Deze deal is zo duidelijk omschreven dat de samenleving er algemene normen en waarden mee kan opstellen die het menselijke gedrag reguleren.’
En Spiritualiteit is nog weer wat anders. Die komt voort uit het dualisme. ‘Volgens het dualisme schiep de goede god zuivere, eeuwige zielen die in een gelukzalige geesteswereld leefden. Maar de boze god – soms Satan genoemd – schiep een andere wereld, een materiële. Het dualisme zegt dat de mensen deze materiële boeien moeten verbreken en terug naar de geesteswereld moeten reizen, die ons volslagen onbekend is, maar waar we van nature thuishoren. Tijdens deze zoektocht moeten we alle materiële verleidingen en deals afwijzen. Deze zoektocht op weg naar een onbekende bestemming noemen we een spirituele reis, afgeleid van spiritus, wat ‘geest’ betekent.’
Een bijna-dood-ervaring is voor degenen die het ervaren hebben het begin van een spirituele reis. Ze worden er een beter mens door. En omdat bijna niemand hen gelooft lijkt het of ze een geloof belijden. En een geloof belijden wordt ook wel religie genoemd. Maar dat is het dus niet.
Er zijn ook spirituele mensen die wel een religie gebruiken als handvat, maar toch vooral een spirituele reis proberen te maken. Door liefde te geven aan de medemens. Het hele Christendom is vergeven van de voorbeelden. En als deze mensen dan stoppen met het proberen te winnen van zieltjes, dan zijn het voor mij goede inspiratiebronnen. In dat licht gezien is religie niet het streven naar onsterfelijkheid zoals Kitcher dat zegt. Religie is dan de handleiding die het maken van een spirituele reis makkelijker kan maken. Maar dan wel een handleiding die geen regels oplegt maar slechts handvaten geeft. Iets van: ‘zo kun je het doen. Kijk maar naar deze voorbeelden.’
Natuurlijk kan ook het besef van een leven na de dood troost bieden. De onsterfelijkheidswens komt dan weer dichtbij. Maar de juiste spirituele reiziger zal daar niet mee bezig zijn. Die is met het hier en nu bezig. Hoe kan hij daar een positieve rol in spelen.
Mijn vader was een en al goedheid. Hij geloofde niet in een leven na de dood. Maar hij was ook niet bang voor de dood. Hij is voor mij nog steeds een spiritueel voorbeeld.