Jaren geleden was ik in Palazzo Te in Mantua en in een van de enorme zalen wist ik werkelijk niet wat ik zag: allemaal blote vrouwen en mannen, mannen met opzichtige naar voren gerichte piemels, het leek wel een enorme porno-ruimte. Alle wanden waren vol met fresco’s, gemaakt door Romano in de zestiende eeuw. De hertogen van Mantua waren vroom, ze gaven ook kerkelijke opdrachten aan schilders als Mantegna. Hoe kan dat? Beschaamd liep ik rond als een gluurder die door iedereen betrapt leek te zijn. Maar wat bleek: er was in deze ruimte een feest uitgebeeld bij de Romeinse goden. Het huwelijk van Amor, de god van de liefde, met Psyche. Amor die bij iedereen het hoofd op hol brengt, ja dan is het feest! Romeinse goden hebben zo wie zo nauwelijks kleren aan. Dus het mag. Iets dergelijks zag ik ook een keer bij een rondleiding in het klooster van Melk. In een klooster een kamer met blote vrouwen? Ja hoor, ook nu weer was het een godentafereel, en nu was het gemaakt in de achttiende eeuw. De betreffende ruimte was het slaapvertrek van de keizer van Oostenrijk, waar hij meerdere malen per jaar vertoefde, met name als hij in het klooster het paasfeest mee vierde. Ik denk dat de fresco’s net als in Palazzo Te wel degelijk als porno bedoeld waren, maar in een vorm die blijkbaar geoorloofd was.
Bach staat bekend als bijzonder vroom en zijn kerkcantates en passies getuigen daar in hoge mate van. Toch lijkt ook hij een enkele keer stiekem vreemd te gaan in zijn muziek. Een week voor Pinksteren zijn de mensen een beetje in de war omdat Christus ter hemel is gevaren, hoe nu verder? Maar met Pinksteren wordt iedereen die gelovig is bevangen door de Heilige Geest en weet weer wat hem te doen staat.
BWV 172 is een cantate die Bach in 1714 schreef in zijn periode bij de hertog van Weimar. De cantate is bedoeld voor deze laatste zondag voor Pinksteren. In het vijfde deel van deze cantate gaat de tekst over zo’n dolende ziel die verlangt naar de komst van de Heilige Geest. Maar de tekst lijkt wel een erotisch verhaal: De ziel wordt vertolkt door een hoge sopraan, die voortdurend roept: ‘kom, kom, kom in me’. En de heilige geest, gezongen door een countertenor, antwoordt met: ‘ik zal je verkwikken’. Ze lijken elkaar in een duet te omstrengelen en eindelijk zijn ze dan samen een. Vooral de uitgeschreven versieringen (zie in onderstaande film ook de partituur) die de sopraan zingt werken erotiserend. Ze doen het met elkaar, maar uiteraard moet je dat zien op geestelijk vlak. En wat een mooie uitwerking in het begin van “de hemelse wind”. De lange tonen werken als een zacht briesje, en dat voel je nog een keer extra lieflijk bij het woord “wehe”.
De aria viel me al op door de muziek en toen was ik benieuwd wat John Eliot Gardiner over dit duet zou zeggen in zijn toelichting:
Na het feestelijke, op een groter publiek gerichte openingskoor van deze cantate, wordt de toon van de muziek en de tekst geleidelijk aan persoonlijker. In deel 5 wordt de Heilige Geest als trooster vertegenwoordigd door de alt (hier een countertenor) die een dialoog aangaat met de ziel (sopraan). Het wordt een bijna openlijk erotische relatie met daarbij een piëtistisch taalgebruik. We zien de tekstuele maar zeker ook muzikale allegorie van de ‘inwoning van de geest in de gelovige’. Het is een zeer sierlijk en sensueel stuk waarbij de twee stemmen onderling zijn verstrengeld boven een ostinato-achtige obligate cellopartij. Bach voegt daar nog als vierde stem een hobo aan toe. Deze speelt een opgesmukte versie van het Pinksterkoraal ‘Komm, heiliger Geist’. Dit is zodanig ingebed in de textuur dat alleen de meest wakkere luisteraars in 1714 in Weimar dit herkend zullen hebben. De tekst en de vorm van het lied is verder vrij eenvoudig van opzet: eerst wordt er een beroep gedaan op de ‘zachte bries van de hemel’, dan volgt via een modulatie naar de dominant de verzegeling van het samengaan van de ziel met de Heilige Geest via een ‘kus van genade’, en in de derde sectie zien we de voltooiing: ‘Ik ben van jou, en jij bent van mij’.
Seele: Komm, lass mich nicht länger warten, komm, du sanfter Himmelswind, wehe durch den Herzensgarten! Heiliger Geist: Ich erquicke dich, mein Kind.Seele: Liebste Liebe, die so süße, aller Wollust Überfluss, ich vergeh, wenn ich dich misse. Heiliger Geist: Nimm von mir den Gnadenkuss.Seele: Sei im Glauben mir willkommen, höchste Liebe, komm herein! Du hast mir das Herz genommen. Heiliger Geist: Ich bin dein, und du bist mein! |
Ziel: Kom, laat me niet langer wachten, jij zachte hemelse wind, waai door de tuin van mijn hart! Heilige Geest: Ik verkwik je, mijn kindZiel: Mijn liefste lief, jij zo zoete, meer dan welke wellust dan ook, ik sterf als ik niet bij je ben Heilige Geest: Ontvang van mij mijn genadekus.Ziel: Kom me tegemoet in mijn geloof, mijn allerliefste, kom in mij! Je hebt mijn hart gestolen. Heilige Geest: Ik ben de jouwe, jij bent de mijne! |
Lisa Larsson, sopraan. Derek Lee Ragin, countertenor. The English Baroque soloists, John Eliot Gardiner. Holy Trinity, Long Melford, 11 juni 2000.
Soli Deo Gloria (Bach Pelgrimage CD 26)
Andere stukjes die ik schreef naar aanleiding van een cantate van Bach
Ha Pieter,
Bedankt voor deze interessante uitleg. Erotiek komt natuurlijk vaker voor in de muziek. Ik moest meteen denken aan pater Bronshof, die in elk volksliedje iets erotisch zag en dat met veel genoegen en kleine pretoogjes aan ons uitlegde! Kun jij je dat nog herinneren?
Liefs, Jeanneke >
LikeLike
Jammer dat ik me dat niet herinner.. ja in volksmuziek en schilderijen vaak een beetje verstopt. Maar bij Bach gaat het om een heuse kerkcantate voor een kritisch en vroom publiek. Zeker die hertog was vervelend vroom. Maar men kende de piëtistische taal. Hier alleen wel erg nadrukkelijk
LikeLike
Pingback: De Cantates van Bach | De kwintencirkel