Een verborgen Maastrichtse schat

Twee Byzantijnse kruisrelieken van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Maastricht

Het dubbelkruis van de OLV-kerk van Maastricht, nu in het bezit van het kapittel van Sint Pieter in Rome. Foto genomen in 1913

Hoe zijn twee uitzonderlijk kostbare relieken terecht gekomen in de OLV-kerk van Maastricht en daar uiteindelijk ook weer uit verdwenen? In 1939 heeft M. Thewissen er een proefschrift over geschreven. Veel was onduidelijk maar hij heeft zich als een terriër in het onderzoek gebeten en is nauwgezet blijven speuren. Het was een onderzoek dat zich richtte op de beschrijving van de objecten, hoe ze in Maastricht zijn gekomen en hoe ze uiteindelijk in Rome terecht kwamen. Veel archiefonderzoek en vergelijkende studies waren nodig. Er zijn enkele historische figuren die bij dit onderzoek in het verhaal een rol spelen. Zo hebben we Boudewijn van Vlaanderen die er indirect voor verantwoordelijk was dat zoveel Byzantijnse schatten in West-Europa terecht kwamen. En zo is er de Rooms-koning Filips van Zwaben die getrouwd was met een Byzantijnse prinses en die de adel voor zich probeerde te winnen door middel van schenkingen. Ik ga iets over beide heren vertellen en ik begin bij Filips van Zwaben.

Filips van Zwaben

Bij een relieklijst van de OLV-kerk van Maastricht uit 1582 staat op pagina LXXXII: “Den grootweerdich stuk van dat H. Cruys ons Heer Jezus met Arabisck gout ende dese Grieexse letteren overdect van den Keyser Philippus van Constantinopelen hier tot onser seer oude kercke gesonden.” Na uitvoerig onderzoek blijkt dat met de schenker bedoeld wordt Filips van Zwaben, die zowel Rooms-Duits keizer wilde worden maar zich ook al Byzantijns keizer noemde in zijn streven de twee Christelijke machtscentra weer bij elkaar te brengen. Ook in de in het Latijn opgestelde schenkingsbrief van 1204 noemt hij zich zelf “Philippus Constantinopolitanus Grecorum Imperator”. Wat was dit voor een man?

In 1197 stortte de heerschappij van de Hohenstaufen, die tot aan Sicilië reikte, in elkaar en creëerde een machtsvacuüm in het rijk ten noorden van de Alpen. In een rijk zonder geschreven grondwet en een minderjarige zoon Friedrich leidde dat tot twee koninklijke verkiezingen in 1198, wat resulteerde in de “Duitse” controverse om de troon: de twee gekozen koningen Filips van Zwaben uit de familie van de Staufen en de Welf (aanhanger van de paus) Otto van Braunschweig. In de jaren die volgden probeerden beide tegenstanders het conflict te winnen door middel van Europese en pauselijke steun, met behulp van geld en giften, door demonstratieve publieke optredens en rituelen, of met militaire en diplomatieke maatregelen. Filips kon steeds meer zijn rechten op het koningschap laten gelden. Maar op het hoogtepunt van zijn macht, niet lang voor hij naar alle waarschijnlijkheid tot Rooms-Duits keizer zou zijn gekroond, werd hij in 1208 vermoord.

Filips van Zwaben met de rijksinsignes, Miniatuur in de kroniek van Stift Weißenau, omstreeks 1250. Kantonsbibliotheek St. Gallen

Filips werd geboren als de jongste zoon van keizer Friedrich I (“Barbarossa”). Als kind was hij voorbestemd voor een godsdienstige carrière. Hij leerde lezen en leerde ook Latijn. Soms kreeg Filips ook les in het Premonstratenzer klooster van Adelberg. Van april 1189 tot juli 1193 was hij zelfs proost van het Akener Marienstift. Ondertussen ging Filip’s vader op kruistocht in 1189, maar verdronk in 1190 in de Saleph-rivier in het zuidoosten van Anatolië. Hij werd opgevolgd door Filips’ broer Heinrich VI. Om de betrekkingen met Byzantium te verbeteren, besloot deze keizer dat zijn jongste broer Filips moest trouwen met de Byzantijnse prinses Irene. Na de dood van zijn broer Konrad werd Filips in augustus/september 1196 beleend met het hertogdom Zwaben, vandaar dat hij sindsdien Filips van Zwaben wordt genoemd. Ook zijn grootouders waren trouwens al beleend met dat hertogdom en noemden zich dus eveneens van Zwaben. Het huwelijk met Irene vond waarschijnlijk plaats op Pinksteren 1197.

Kort daarna begon de Europese ellende. Niet veel later namelijk stierf zijn broer, de Rooms-Duitse keizer Hendrik VI. Dat was op 28 september 1197 in Messina.  
(In mijn artikel over Sybilla van Ancerra speelt deze keizer een niet zo fraaie rol. Ook bij de levensbeschrijving van Franciscus van Assisi in het boek van Adrian Dole komt hij er niet al te best vanaf.)
Er ontstond een machtsvacuüm. De aartsbisschop van Keulen, Adolf, begon medestanders rond zijn eigen koningskandidaat te verzamelen. Dat was Otto van Poitou (ook wel Otto van Braunschweig genoemd), de zoon van Hendrik de Leeuw en neef van de Engelse koning Richard Leeuwenhart. Dat maakte dat ook Filips zich officieel kandidaat stelde om de dynastie van de Staufen voort te kunnen zetten. Het zoontje van de vorige keizer Hendrik VI was pas 4 jaar oud. Op 8 maart 1198 werd Filips verkozen in aanwezigheid van veel adel in Mühlhausen. Maar alle drie de Rijnlandse aartsbisschoppen, die traditioneel een belangrijke ceremoniële installatie-handeling verrichtten, ontbraken bij de verkiezing. Daarentegen waren de insignes (keizerskroon, keizerlijk zwaard en keizerlijke bol)  in zijn bezit. De tegenstrever Otto werd pas op 9 juni 1198 in Keulen gekozen door de plaatselijke aartsbisschop, die de stemmen van de afwezige aartsbisschoppen had gekocht. Slechts twee andere bisschoppen en drie abten namen deel aan deze verkiezing. En deze Otto liet er geen gras over groeien. Al op 12 juli 1198 werd hij in de traditionele koningsstad Aken gekroond door bisschop Adolf van Keulen. Wat nu?

Het was gebruikelijk dat de aartsbisschop van Keulen de koning kroonde, dus Filips moest iemand anders zoeken. In de kathedraal van Mainz was het op 8 september 1198 de aartsbisschop van Bourgondië, Aimo von Tarentaise, die Filips eveneens tot koning kroonde. (De moeder van Philips was een dochter van de hertog van Bourgondie). Zo waren er nu twee koningen. Beide partijen verwachtten dat paus Innocentius III binnen afzienbare tijd een van hen zou erkennen. Rond de jaarwisseling 1200/01 onderwierp de paus de kandidaten voor de pauselijke keizerskroning aan een kritisch onderzoek. In de Deliberatio domni pape Innocentii super facto imperii de tribus electis zette de paus de redenen voor en tegen de geschiktheid van de respectievelijke kandidaten uiteen. In de ogen van Innocentius was Filips een zoon van een ras van vervolgers. Zijn vader Friedrich Barbarossa had jarenlang tegen de paus gevochten. De voorouders van Otto waren daarentegen altijd trouwe volgelingen van de kerk geweest. Dus besloot de paus in het voordeel van de welf Otto. Maar deze pauselijke keuze had geen grote invloed. Filips die nog steeds het grootste deel van de adel achter zich wist gaf zich niet zomaar gewonnen. Dus gingen beide heersers aan de slag om twijfelaars of tegenstanders voor zich te winnen. Dit gebeurde door ze te begunstigen met geschenken of door de overdracht van keizerlijke eigendommen.

In tegenstelling tot Otto kon Filips de prestaties van zijn trouwe volgelingen meestal goed honoreren. Zo wist hij ook een aantal welfen door middel van geschenken en beloningen aan zijn zijde te krijgen. Filips beloonde graaf Wilhelm von Jülich met waardevolle geschenken voor zijn uitgesproken wil om alle belangrijke aanhangers van Otto voor de Hohenstaufen te winnen. Otto daarentegen weigerde in het voorjaar van 1204 zijn broer, paltsgraaf Heinrich, de rechten van de stad Braunschweig te geven. Heinrich liep toen over naar de Staufer. Voor zijn wisselgeld werd de Palts door Filips aan hem teruggegeven. In november 1204 stapten ook de aartsbisschop van Keulen Adolf en Hendrik I van Brabant over naar de zijde van Filips in Koblenz. Hendrik van Brabant ontving als tegenprestatie de rechten van Maastricht en Duisburg. De aartsbisschop werd financieel rijkelijk beloond. De curie in Rome merkte ook de neergang van Otto in het rijk op. De koninklijke dagen van Otto leken geteld. In 1207/08 benaderde de paus Filips en waren de onderhandelingen over de kroning van hem als toekomstige keizer al aan de gang. 

Filips besloot om zijn tegenstrever fysiek uit te schakelen en bereidde een veldtocht voor. Maar eerst wilde hij nog het huwelijk van zijn nicht Beatrix van Bourgondië en hertog Otto VII van Merania op 21 juni in Bamberg bij wonen. Na de huwelijksplechtigheden trok hij zich even terug in zijn privé-appartementen. Daar werd hij opgewacht door Otto VIII von Wittelsbach en een aantal andere edelen. Ze vermoordden Filips koelbloedig en sloegen zelf daarna op de vlucht.

In Bamberg zien we als ornament van de kathedraal de zogenaamde Bambergse ruiter. Niemand weet met zekerheid wie hij voorstelt. Het zou hier heel goed kunnen gaan om Filips van Zwaben. Filips heeft omdat hij in 1208 in deze stad werd vermoord een buitengewoon dramatische band met Bamberg. Hij werd eerst begraven in deze kathedraal, die toen nog in opbouw was. Het graf bevond zich niet ver van de koorpilaar aan de westzijde waaraan later deze Bambergse ruiter werd bevestigd. Filips’ neef, de latere Rooms-Duitse keizer Friedrich II liet zijn oom in 1213 herbegraven in de kathedraal van Speyer. Sindsdien is er geen zichtbare herinnering meer aan Filips en de eerste moord op een Romeins-Duitse koning in de kathedraal van Bamberg – behalve dan misschien deze kathedraalruiter, die ongewapend op een paard troont. Ook het nieuwe graf in Speyer zier er net zo vreedzaam uit, zonder toevoeging van wapens. Hij ligt daar als de enige en jongste van de acht zonen naast zijn moeder, Beatrix van Bourgondië, en de plaats die is voorzien voor zijn vader, Friedrich I Barbarossa. De positionering van de ruiter van Bamberg tussen het portaal en het gewezen keizerlijke graf maakt het extra waarschijnlijk dat met de ruiter Filips bedoeld werd. De ruiter staat in dit portaal van de prins. In dit portaal lezen we de volgende psalmtekst, de zogenaamde poortliturgie (Ps 24), die staat voor de bedevaart naar Jeruzalem, maar in het Christendom ook aan het begin van het kerkelijk jaar (advent) zijn beslag kreeg:

Wie mag de berg van de Heer beklimmen,
wie mag op zijn heilige plaats staan?
Wie heeft zuivere handen en een zuiver hart…
Jullie poorten, sta op, sta op, jullie oude poorten;
want de Koning der heerlijkheid komt eraan

De ruiter zou daarom kunnen verwijzen naar hem als een deugdzaam koningsmodel. Verschillende omstandigheden komen overeen met het buitengewone karakter van de Bamberg-ruiter: de naam van Filips (wat in het Grieks “paardenvriend” betekent), zijn vroegtijdige dood (de moord gepleegd tijdens een bruiloft veroorzaakte een schandaal in de Reichstag in Frankfurt in 1208), zijn liefde voor vrede (hij bood de In 1206 verslagen tegenstander Otto IV zijn dochter Beatrix von Schwaben aan als bruid) evenals de in Bamberg (na eerder die van Konrad III) herhaalde tragedie dat een koning van de dynastie Hohenstaufen de keizerlijke kroning niet kon krijgen door zijn vroegtijdige dood.

Onder de aanhangers van Filips ontstond na diens dood verwarring en koning Otto IV kreeg al snel daarna veel voormalige aanhangers van Filips aan zijn zijde. Maar ook hij liep uiteindelijk spaak. Zijn poging om het koninkrijk Sicilië te veroveren leidde tot zijn excommunicatie door paus Innocentius III in 1210. Sommige van de groten gaven toen hun gehoorzaamheid aan Otto op en dat was het juiste moment voor de laatste Staufer, de nu niet meer minderjarige zoon Friedrich van de vorige keizer Heinrich VI, om zich ook te laten gelden als troonpretendent. In 1212 trok deze Friedrich naar het noordelijke deel van het rijk. Hij wist al snel veel edelen en hoge clerici aan zich te binden. Hoe het nu verder ging, vooral ook met concurrent Otto kunnen we lezen in een artikel dat ik eerder schreef: een koninklijk huwelijk in Maastricht. Zo werd deze Friedrich en niet Otto uiteindelijk tot keizer gekroond en daarmee was de strijd voorbij.

We zagen dus dat Filips voordat hij werd vermoord steeds machtiger was geworden, vooral door schenkingen aan de adel. Zo schonk hij de stad Maastricht aan Brabant. Maar Luik, de medeheer van Maastricht, kreeg enige genoegdoening doordat Filips in een document de relieken die meegenomen waren uit Constantinopel officieel aan het kapittel van de OLV-kerk toekende. Dat is de beroemde schenkingsbrief die de aanleiding vormde voor dit deel van het onderzoek in het proefschrift van Thewissen. Deze kerk viel immers onder Luik, evenals een deel van de bevolking.

Boudewijn van Vlaanderen.

Keizerlijk zegel van Boudewijn I van Constantinopel

Nu komen we bij de tweede figuur die een rol heeft gespeeld bij het bemachtigen van die reliekschat. Dat was de eerder genoemde Boudewijn IX, van 1194 tot 1205 graaf van Vlaanderen. In november 1199 werden een aantal edelen onder wie Boudewijn gegrepen door een vlaag van vroomheid. Men besloot aan een kruistocht te beginnen en het Heilige Land te gaan heroveren. De kruisridders vonden de Venetiaanse vloot bereid om hen over te zetten en proviand te verschaffen in ruil voor de helft van de buit die ze zouden maken. Maar deze vierde kruistocht was in de greep van de economische belangen van de Republiek Venetië. De kruisvaarders togen naar Constantinopel om in 1203 de pro-Venetiaanse Alexios IV Angelos te helpen om keizer te worden. Dat lukte, maar toen Alexios in 1204 door een binnenlandse staatsgreep werd afgezet en verdreven werd was dat voor de kruisvaarders aanleiding om de stad te bestormen en te plunderen. Niets ontziend werden kerken ontheiligd en kastelen gesloopt. Iedereen wilde zoveel mogelijk buit hebben. Een commissie bestaande uit zes kruisvaarders en zes Venetianen verkoos vervolgens Boudewijn als opvolger van de verdreven Alexios. Zo werd deze Vlaamse graaf nu ook keizer Boudewijn I van Constantinopel. De meeste kruisvaarders, bedwelmd door de enorme rijkdom, bleven nog lang in Constantinopel. Het doel Jeruzalem werd nooit gehaald… Maar het besturen van zo’n rijk was niet gemakkelijk. Een onderlinge oorlog tussen de kruisvaarders kon slechts met veel moeite worden voorkomen. En er waren ook op andere plaatsen opstanden. Zo werd al niet veel later, in 1205, de kersverse keizer Boudewijn I bij het bedwingen van onlusten in het grote rijk, in Bulgarije gedood.

Maar daarvoor, toen Boudewijn net tot Byzantijns keizer was gekozen riep hij adellijke landgenoten op om zijn bewind te komen ondersteunen. Hij zou iedereen rijkelijk belonen. En daar werd grif gehoor aan gegeven. Aldus lezen we in de jaarboeken door Reinerus Monachus van de Sint Jacob te Luik, waar ook vermeld wordt hoe enkele van de rijke bezittingen in Maastricht terecht kwamen. Zo lezen we:

Quidam clericus Traiectensis, qui per septem annos in civitate Constantini manserat, hoc anno rediit, portionemque magnitam vivifice crucis, quam multo tempore affectaverat, cum aliis pretiosis reliquiis sanctorum secum attulit, et ecclesiae beate Marie in Traiecta cum summa devotione praesentavit.Een priester uit Maastricht, die zeven jaar in de stad Constantinopel verbleef, en dit jaar terugkeerde, heeft een groot stuk van het echte kruis dat hem veel moeite heeft gekost en andere kostbare relieken van heiligen meegebracht, en heeft deze aan de kerk van de heilige Maria te Maastricht ter hare ere aangeboden.

De kapittelkerk van Onze Lieve Vrouw hoorde bij het diocees Luik. De relieken waren dus via een priester die in Constantinopel was geweest in Maastricht bij het kapittel van Onze Lieve Vrouw terecht gekomen. Filips van Zwaben die toen nog leefde wilde iedereen te vriend houden in zijn pogingen enig koning en uiteindelijk keizer te worden. Zo beloonde hij de hertog van Brabant door hem de rechten van Maastricht toe te kennen. Maar een deel van Maastricht, met name alles wat met het kapittel van Onze Lieve Vrouw te maken had, was Luiks. Dus ook Luik moest te vriend worden gehouden. Filips schreef een schenkingsbrief met zijn naam en handtekening. Zijn vrouw was Byzantijns en hij wilde behalve Rooms-Duits keizer ook Byzantijns keizer worden, in zijn streven de beide kerkgemeenschappen weer bij elkaar te brengen. Er zijn meer schenkingsbrieven van relieken van hem bekend. Hij beschouwde zich blijkbaar al als de rechtmatige eigenaar van al deze Byzantijnse schatten! Het kapittel was zo trots als een pauw en hoopte er veel pelgrims mee te gaan lokken. Dat lukte en zo werd het kapittel een echte concurrent van het kapittel van Servaas. De jaloerse kanunniken van de Servaaskerk lieten enkele eeuwen later ook een prachtige kruisreliekhouder maken en stopten daar een (wellicht vervalst) stukje “echt kruis” in. Deze reliekhouder kun je overigens nog steeds zien in de schatkamer van Servaas.

Het borstkruis van keizer Constantijn

Er was zoals al eerder gezegd nog een belangrijke reliekschrijn met een kruisreliek in de OLV-kerk, het zogenaamde borstkruis van keizer Constantijn. Deze schat is door Dr. Bock in 1864 uitgebreid beschreven, in 1896 deed hij deze beschrijving nog eens dunnetjes over. Ook dit borstkruis is in 1913 in Rome gefotografeerd (zie foto hierboven) en de schrijver van het proefschrift heeft het object in 1936 zelf van nabij mogen bewonderen. Het bestaat uit het eigenlijke borstkruis met daarin een splinter kruishout en het kastje waarin het is opgehangen. Dit kastje kan als een drieluik worden geopend en is van zuiver goud gemaakt, het is slechts 12 cm hoog en 8 cm breed. Er zijn paarlen en edelstenen omheen bevestigd. Op de deurtjes zien we in totaal acht afbeeldingen van onder meer Christus, Maria en apostelen. In het borstkruis is een splinter van het “echte kruis” geplaatst. We zien in het Grieks de tekst: “Zie welk een nieuw wonderwerk, welk een zeldzame genade, van buiten ziet ge goud, van binnen echter Christus.”

Beide kruisrelieken zijn waarschijnlijk al in 1204 in de OLV-kerk terecht gekomen. Het borstkruis zelf is wellicht ouder dan het Byzantijnse kastje waar het in hangt, maar hoe oud het is blijft behoorlijk speculatief. Kunsthistorici hebben het kastje wel proberen te dateren aan de hand van met name de afbeeldingen die er op staan. Zij komen tot de conclusie dat het op stilistische gronden waarschijnlijk gemaakt is in de elfde of twaalfde eeuw. Op de achterkant moet ook een tekst staan. Deze achterkant is achter het verzegelde glas niet te zien, maar er is in de achttiende eeuw in Maastricht een afschrift van gemaakt. Hierop staat onder andere: “Hetwelk vervaardigd heeft, met nederig gemoed, Johannes, biddend om vergeving zijner zonden.” Deze Johannes is niet de goudsmid maar de opdrachtgever, en dat was altijd de Byzantijnse keizer. De schrijver van het proefschrift denkt dat het bijna zeker Johannes II Comnemos  moet zijn geweest, die van 1118 – 1143 regeerde. Waarmee de datering van kunsthistorici wordt bevestigd.

Van de OLV-kerk is geen volledige reliekenlijst van voor de Franse tijd meer beschikbaar. Wel zijn er nog incomplete lijsten, onder meer een lijst die gemaakt is in 1580 ten tijde van de godsdiensttwisten. Voor de zekerheid werden de belangrijkste schatten toen ondergebracht in het huis van proost Arnold de Meroda. Op de lijst die toen werd gemaakt staat onder meer: “S. Crucis minor pars ab Imperatore Constantino gestari solita, gemnis pretiosis adornato et capsula argentea deaurata inclusa”. (Een kleiner deel van het Heilige kruis van keizer Constantijn, versierd met edelstenen in een verguld zilveren doosje.) In die zelfde eeuw is er ook nog een kopergravure gemaakt met daarop een afbeelding van het reliek en de toevoeging: “een kruis D Den Keyser Consta op syn borst placht t drage als hij strijde tegenden heydenen”. Het zou dus gaan om het borstkruis van keizer Constantijn! Dan zou het uit de vierde eeuw na Christus dateren. Dat is natuurlijk te mooi om waar te zijn. Desalniettemin kan het goed zijn dat het kruisje zelf zonder het doosje er omheen veel ouder is dan de twaalfde eeuw, maar hoe oud valt moeilijk te achterhalen.

Maastricht en Rome

Tot aan de Franse tijd bleven alle relieken zorgvuldig bewaard, dus bijna zeshonderd jaar achter elkaar. Toen kwamen de Fransen en in 1797 werden de kapittels opgeheven. De kerk van Onze Lieve Vrouw kreeg toen een profane functie als resp. militair magazijn, kanonnensmederij en paardenstal. Daardoor bleef het kerkgebouw wel behouden maar raakte tegelijk zeer in verval. Een deel van het kerkmeubilair vond een onderkomen in de Sint-Nicolaaskerk, die als parochiekerk open mocht blijven. De kanunniken hadden in 1797 alle relieken onderling verdeeld, voordat de Fransen ze in beslag zouden nemen. In 1817, na de Franse tijd, werd besloten dat ze gegeven moesten worden aan de Nicolaaskerk. Vijf kanunniken ondertekenden dat document onder wie kanunnik Lysens, inmiddels pastoor van de Mattiaskerk. Maar waar waren de twee kostbare kruisrelieken gebleven? Niemand wist het. Twee dagen later werd er weer een stuk opgesteld waarin stond dat deze twee zoekgeraakte kruisrelieken toebehoorden aan de Nicolaasparochie en dat ze, als ze gevonden zouden worden, aan de Nicolaasparochie overhandigd moesten worden. Dit stuk werd niet door Lysens ondertekend, wel door de vier andere kanunniken! De kruisrelieken bleven intussen zoek. Twintig jaar later blijkt deze Lysens ze in zijn eigen bezit te hebben. Zonder het iemand te laten weten besluit hij om ze aan de Paus te schenken! We zitten in de periode dat heel Limburg met uitzondering van Maastricht bij België hoort. In dat jaar, 1837, wordt besloten dat de Nicolaaskerk wordt gesloopt en dat de OLV-kerk weer zal worden gerestaureerd en de parochiefunctie van de Nicolaaskerk zal overnemen. Daar is veel geld voor nodig. Misschien is hij bang dat de relieken dan verkocht worden? Hoe het ook zij, hij beschouwt zich zelf als enige rechtmatige eigenaar. Inmiddels waren de meeste andere kanunniken overleden, maar nog niet allemaal. Desalniettemin deed hij het voorkomen of hij de enige nog levende was, wat dus niet klopte.

Lysens kende notaris Paul van der Vrecken. Deze heeft hem waarschijnlijk overgehaald om de relieken te schenken aan de Paus. Van der Vrecken was in de Napoleontische tijd pauselijk gezant en nog steeds adviseerde hij ook de huidige paus met betrekking tot belangrijke dingen. Zo schreef hij hem stukken over het beleid van koning Willem I en II dat behoorlijk anti-Rooms was. Nog datzelfde jaar is hij de relieken in hoogst eigen persoon in Rome gaan overhandigen. We lezen in zijn memoires een verslag van zijn audiëntie op 9 juli 1837:

Toen ik het vertrek binnen trad, verhief paus Gregorius XVI zich van zijn zetel, omhelsde mij en zeide: ‘heden, dierbare graaf, heb ik het genoegen kennis te maken met een man, die mij door zijn reputatie al lang bekend was, en van wie een stapel papieren mij zo nuttig geweest zijn bij het behandelen der godsdienstzaken in België’. Hij leidde mij naar de tafel onder de pauselijke troon. Toen ik tegenover de paus wilde plaats nemen riep hij: ‘Neen, kom hier naast mij zitten’. Hij nam mijn hand in de zijne en informeerde naar mijn gezondheid, mijn familie, de toestand in België en ik bedankte hem voor de benoeming tot ridder in de orde van den H. Gregorius, welke hij mij drie maanden geleden gestuurd had. Hij antwoordde mij: ‘wacht even, het is nog te vroeg om mij te bedanken’. Hij nam een rood foudraal, haalde er het lint en het commandeurskruis van dezelfde orde uit, stond op, hing het mij zelf om den hals en zei: ‘nu gaat gij dit dragen zolang als gij bij mij zijt. Ik zie het gaarne, waar het zoo goed staat’. Men kan zich mijn verwondering en verwarring voorstellen. Op mijn beurt zeide ik: ‘veroorloof Heilige Vader, dat ik u eveneens iets aanbied’. Ik pakte mijn schat uit en bood hem de Heilige Relieken aan, zorgvuldig opgeborgen, welke ik had meegebracht. Zijn verrassing was groot toen hij dit voorwerp zag. dat wil zeggen de groote reliek van het Heilig Kruis, waarvan hij het bestaan niet scheen te kennen, kuste meerdere malen de heilige reliquie en drukte mij dankend zeer hartelijk de hand. ‘Waar zullen wij haar plaatsen’, zeide hij. ‘In St. Jan van Lateranen, de eerste kerk van de wereld, in de St. Pieter van het Vaticaan of in de kerk van het H. Kruis in Jerusalem, die door de reguliere kanunniken van St. Sauveur bediend wordt’...”

Uiteindelijk schonk de paus de relieken op zijn beurt weer aan de kanunniken van Sint Pieter in Rome. Intussen wist in Maastricht niemand iets van deze overdracht af, het heeft nog dertig jaar geduurd voordat men er achter kwam. Men vond toen namelijk de overdrachtsstukken in de pastorie van de parochie van de Mattiaskerk! (Waar Lysens pastoor was geweest). De twee relieken die van der Vrecken meebracht naar Rome, het Byzantijnse dubbelkruis en het zogenaamde borstkruis zijn nu nog steeds in Rome, veilig opgeborgen. Het grote kruisreliek wordt als zo uniek en kostbaar beschouwd, dat niemand het ooit te zien krijgt. In 1903 is het eenmalig gelukt om de schat  te mogen fotograferen (zie de eerdere foto’s). Van dit grote dubbelkruis is er alleen een foto van de achterkant gemaakt. Het stond toen achter verzegeld glas en er kon slechts van een kant een foto gemaakt worden. Daarmee moeten we het doen. Ook latere pogingen tot teruggave aan Maastricht of tot het uitlenen voor een tentoonstelling zijn op niets uitgelopen. Het doet me toch ook een beetje denken aan het stelen van de Mosasaurus uit Maastricht door Napoleon…

Epiloog

Wat deed men met deze relieken voor de Franse tijd in Maastricht? Het dubbelkruis liet men regelmatig zien aan pelgrims. De kanunniken van Onze Lieve Vrouw hadden aan de koorzijde van de kerk uitziende op de Stokstraat een poortje gemaakt van waaruit de relieken getoond konden worden. Deze praktijk werd overigens al in de zestiende eeuw door Karel V op aandringen van het jaloerse kapittel van Servaas verboden.. Maar ook werd het in processies mee gedragen. Er was een officiële volgorde bij het tonen van de relieken en het dubbelkruis werd als belangrijkste reliek gezien en dus als laatste getoond. Het borstkruis daarentegen werd ook gebruikt in de liturgie en met name bij de plechtigheden van de Goede Week. Na de dienst begaven de officiant die dit borstkruisje droeg en de diaken en subdiaken, die elk een kristallen reliekhouder droegen waarin een doorn zat (een doorn van de doornenkroon van Christus!), zich naar de doopkapel waar de drie relieken in het nieuw gewijde water werden ondergedompeld. Een mooi ritueel. Waarschijnlijk gebeurde dat in doodse stilte, want in de Goede week mocht er niet worden gezongen. Of hoorde je slechts een angstaanjagende klepper, die de tocht naar de doopvont vergezelde. Ik ben zelf vroeger ook misdienaar geweest. De rituelen in de Goede week vormden het hoogtepunt van het kerkelijk jaar.

Zo hebben deze kruisrelieken aardig wat meegemaakt. Christus stierf aan het kruis, enkele eeuwen later vond Helena dit kruis in Jeruzalem en een deel van het kruishout kwam in Constantinopel terecht. Rijke Byzantijnse keizers hadden er veel geld voor over om de meest mooie reliekhouders te laten vervaardigen waarin dit echte kruishout, in stukjes, geplaatst kon worden. Plunderende kruisvaarders namen deze schatten mee en een priester uit Maastricht die zeven jaar in Constantinopel had gewoond gaf twee of meer van deze schatten aan de kapittelkerk van Onze Lieve Vrouw. Concurrerende heersers probeerden steun te kopen bij clerus en adel door schenkingsbrieven te schrijven. Zo werden de twee imposante kruisrelieken officieel bezit van dit OLV-kapittel. Trotse kanunniken lieten de schatten aan pelgrims zien en verrijkten hun eredienst door deze kostbare schatten daarin een plaats te geven. Een kanunnik in Maastricht wantrouwde zijn collega’s en verstopte de kruisrelieken maar liet zich uiteindelijk door een vrome rechtsgeleerde over halen om ze aan de paus te schenken. En nu is deze schat nog steeds in Rome, al meer dan een eeuw. Wat zal er in de toekomst nog met deze inmiddels ver weggestopte, verborgen Maastrichtse schat gaan gebeuren?

  • Twee Byzantijnsche H. Kruisrelieken uit den schat der voormalige kapittelkerk van Onze Lieve Vrouw te Maastricht. A.A.F.CH. Thewissen. Academisch proefschrift 1939. Uitgevers-mij Gebrs. Van Aelst, Maastricht.
  • Filips van Zwaben, schrijver van de schenkingsbrief van het kruisreliek van Maastricht
  • Boudewijn I van Constantinopel, verantwoordelijk voor de grote verspreiding van Byzantijnse objecten in Europa
  • Paulus van der Vrecken, pauselijk gezant van Maastricht
  • Keizerin Galla Placidia en haar verering van het heilige kruis

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis, kunst en getagged met , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.