De muziek van César Franck

Lees hier meer over het leven van César Franck

In de documentaire van Tijmen Wehlburg over César Franck wordt een plakkaat getoond in Luik met het volgende opschrift:
In dit huis is op 10 december 1822 Cesar Auguste Franck geboren, gestorven in Parijs op 9 november 1890. De grootste musicus van het einde van de negentiende eeuw. Eerbetoon van Wallonië aan zijn illustere zoon, 15 maart 1914.

Ik laat het opschrift tot me doordringen. Om te beginnen valt me de datum op, het moment dat het plakkaat op dat huis is bevestigd: 15 maart 1914.  Dat is zo’n 5 maanden voordat de Duitsers het land binnen vielen en België vier jaar lang de ellende van de “Grote Oorlog” moest doormaken. België bleef de hele oorlog oorlogsgebied, vooral het gebied rond Ieper had het zwaar te verduren. In het begin van de oorlog is Luik maandenlang belegerd geweest en zijn uiteindelijk twaalf forten kapot gebombardeerd. Maar toen dit plakkaat werd bevestigd was er nog niets aan de hand. België was voor die oorlog welvarend, in economisch en ook in cultureel opzicht was het land verder dan Nederland. Het relatief hoge niveau van voor de eerste wereldoorlog heeft België nadien eigenlijk nooit meer kunnen bereiken.

Het tweede dat ik tot me laat doordringen is: “Le plus grand musicien de la fin du XIX siecle.” Tijmen Wehlburg moest daar in eerste instantie om lachen maar was daar na zijn tocht door Parijs en het bestuderen van de muziek van Franck niet meer zo zeker van. Hoe belangrijk was Franck eigenlijk?

Die vraag stel ik me nu opnieuw. Ik kende zijn vioolsonate vrij goed. Ook zijn symfonie had ik al eens bestudeerd. Maar de rest van zijn muziek? Ja, uiteraard had ik wel eens wat gehoord. Maar het was me niet zo bij gebleven. Dus ik ben nu intensiever gaan luisteren. Ik luisterde nog een keer, nee, nog twee keer intensief naar zijn symfonie. Ik luisterde enkele keren, met de partituur erbij, naar zijn laatste orgelstukken, “Les trois chorals”. Ik luisterde naar een aantal van zijn andere orgelstukken zoals het “Prière”, de “Prélude-fugue-et-variation” en het “Pièce Héroïque”. Ik was nieuwsgierig naar zijn grote oratorium “Les Béatitudes” waar hij maar liefst tien jaar aan gewerkt heeft. Ik las het boek “César Franck im Kontext” waarin een aantal lezingen die gegeven werden bij een internationaal symposium in 2008 zijn gebundeld. Ik las het uitgebreide voorwoord dat Vincent D’Indy schreef toen hij een verzameling van zijn pianowerken die hij had geselecteerd bij Durand liet uitgeven. Ik bestudeerde een aantal partituren, waaronder de geselecteerde pianostukken, maar ook een aantal orgelstukken. Ik was vooral ook benieuwd of ik er achter kon komen wat de voornaamste invloeden op Franck zijn geweest en hoe hij tot zijn toch wel herkenbare stijl is gekomen.

Op dit moment zie ik in mijn zoektocht allereerst enkele overeenkomsten tussen Beethoven en Franck. Beethoven die de Missa Solemnis als zijn beste werk ervoer maar vanuit de buitenwacht vooral erkenning kreeg voor zijn instrumentale werk, vooral voor zijn symfonieën en de kamermuziekwerk uit de vroege of middenperiode. Franck die worstelde met zijn oratorium “Les Béatitudes” maar hier tijdens zijn leven nooit de erkenning voor kreeg die hij graag wilde. Hij werd uiteindelijk vooral gewaardeerd voor zijn orgelmuziek en zijn vioolsonate. Beethoven die al in zijn “Notenhefte” blijk gaf van zijn neiging tot cyclisme: thema’s met elkaar verbinden, deze verhuld of onverhuld terug laten keren in meerdere delen. De Grosse Fuge en de negende symfonie zijn misschien wel de duidelijkste voorbeelden hiervan, allebei werken uit zijn laatste periode. In vooral de symfonie van Franck, een van zijn laatste composities, is dit principe een van de centrale gegevens en veel muziektheoretici beweren zelfs dat het idee min of meer door Franck is uitgevonden. Dat is dus zeker niet zo. Ook Beethoven heeft het denk ik niet uitgevonden, maar hij is het grote voorbeeld voor Franck in dat opzicht, daar ben ik van overtuigd. Ook het verwerken van fugatische elementen in verder niet contrapuntische muziek zal Franck van Beethoven hebben. Hij was overigens niet de enige. Iedereen kende Beethoven. En tientallen componisten deden er wel iets mee. En frappant is de vergelijkbare opzet van de volgende twee composities. Bij het luisteren naar de symfonische variaties voor piano en orkest hoorde ik het basisidee van het andante uit het vierde pianoconcert van Beethoven. Maar ik hoorde tegelijk Franck. Hij jat niet, hij haalt inspiratie uit het werk van zijn voorganger. En Beethoven is duidelijk een zeer grote inspiratiebron.

Fragment uit het andante van pianoconcert 4 van Beethoven
Fragment symfonische variaties piano en orkest Franck

En hoe komt Franck aan zijn chromatische idioom dat daar in zijn latere stukken steeds nadrukkelijker een onderdeel van vormt? Heeft hij dat van Liszt, de componist die hem enkele keren morele steun verleende bij zijn composities en vooral veel waardering had voor zijn improvisaties? Niet onmogelijk. Luister je echter naar bijvoorbeeld de Mephistowals nr. 4, dan zie je dat daar toch van een heel ander soort chromatiek sprake is dan bij Franck. Dit stuk zweeft zo, dat het bijna modaal wordt. Het is eerder verwant aan stukken van Debussy dan aan stukken van Franck.

Soms gaat de muziek van Franck ook een beetje zweven, ik ervaar dat bijvoorbeeld bij sommige passages in zijn laatste orgelwerken. Maar in de kern staat alles als een huis, ondanks de chromatiek. Bij de Prelude, aria en finale uit 1886 (een jaar later als het stuk van Liszt van hiervoor) zien we een voorzin van 12 maten die begint in E en eindigt op de dominant B. Maar intussen is er aardig wat gebeurd. Hieronder een harmonisch uittreksel voor geïnteresseerde specialisten, met de duiding van de akkoorden:

De eerste vier maten staan nog vrij netjes in de hoofdtoonsoort E. Maar in de maten 5 tm 8 komen de typische “Franckiaanse” sequensen. Niet echt reële sequensen, dan zou alles letterlijk een toontje zijn opgeschoven. In de bas zien we dat 7 en 8 een kleine terts hoger liggen dan 5 en 6. Maar de akkoorden zijn anders. In maat 6 wordt de C# chromatisch omspeeld, in maat 8 de E. Ook in 9-12 is er veel chromatiek. Ondanks de verrassende onverwachte akkoorden zijn de grote lijnen helder. Via een tussendominant [V7] in 9 gaan we naar de dominant V in 11. Die lijkt te gaan oplossen in de tonica toonsoort (grondtoonsoort) E, maar die wordt via een bedrieglijk slot een maat uitgesteld: Na V komt VImd (C = VI in Bm, vandaar de toevoeging md = moll-dur). Het laatste akkoord van 12 = B7, de dominant V van de hoofdtoonsoort. Dat is dan het einde van een lange voorzin. Vanaf 13 begint de melodie opnieuw en lijkt er een soort nazin te beginnen.

Hier een link naar het hele stuk waarbij je tijdens het luisteren ook het notenbeeld kan volgen.

De kwaliteit van de meeste muziek van Beethoven staat boven elke twijfel. Net als die van Brahms, Bruckner of Debussy. Bij Franck vind ik dat dat niet zo is. Alleen al daarom zou ik Franck nooit de beste componist van het einde van de negentiende eeuw willen noemen. Ik denk dat je dan eerder bij Brahms of Wagner zou moeten zijn. En Debussy, nog ietsjes later, vind ik persoonlijk de meest invloedrijke, vernieuwende en bekwame componist, in ieder geval van rond 1900. Toen was Franck al dood. Waar valt Franck door de mand? Bij zijn oratoria bijvoorbeeld. Les Béatitudes, het verhaal van de zaligen in de hemel, vind ik domweg vervelend. De kritiek van zijn tijdgenoten is wat mij betreft terecht. De tekst is naïef en wordt ook naïef uitgewerkt. Het levert enigszins kitscherige muziek op waarbij je wat mij betreft in slaap valt. Natuurlijk zitten er ook enkele mooie passages bij, maar het geheel werkt niet. Zijn instrumentale muziek lijkt tegen het einde van zijn leven steeds beter te worden. De eerste zes orgelstukken zijn goed van opzet, maar nog enigszins braafjes. De vorm is soms origineel, zoals die van Prélude-fugue et variation. De prélude is een mooi uitgewerkt thema, dan volgt er een fuga die er soepel uit voortkomt maar er tegelijk een contrast mee vormt. Het eerste thema komt daarna weer terug maar anders uitgewerkt, een “variation” dus. Een prettig stuk om naar te luisteren.

Ter gelegenheid van de officiële ingebruikname van het grote Cavaillé-Collorgel in de grote zaal van het Palais du Trocadéro in Parijs – op 1 oktober 1878, dit was tijdens de Wereldtentoonstelling – componeerde Franck in dat jaar een drietal orgelwerken die in 1883 voor het eerste in druk verschenen onder de titel ‘Trois Pièces pour le grand orgue’ . Het derde van de drie, Pièce Héroïque, vind ik het beste. Franck stond achter het idee van een “Ars Gallica”, een Franse stijl die anders was dan de Duitse. Zo vlak na de nederlaag in de Frans-Duitse oorlog wilde hij meehelpen om dat te bewijzen, en de eerste poging in die richting zijn deze stukken. De typisch Franckiaanse stijl van veel chromatiek, reële sequensen en tertsverwantschappen komt nu duidelijk naar voren. Zie ook dit artikel.

Het beste stuk van Franck is misschien toch wel zijn symfonie. Niet alleen vanwege het cyclische idee, de terugkeer van de thema’s in de meeste delen. Maar vooral vanwege de manier waarop hij dat doet. Bij een bepaalde passage waarin in rap tempo drie van die thema’s voorbijkwamen had ik de associatie met wat er bij het eerste deel van Petruschka van Strawinsky gebeurt: al lopende over het kermisterrein hoor je in dat stuk een aantal thema’s en als je even een bochtje omgaat hoor je opeens weer een stukje. Bij Strawinsky is deze manier van werken heel vernieuwend, het wordt bijna een collage. Bij Franck is het thematische materiaal organisch in elkaar geweven en wel op zo’n goede manier dat het compleet natuurlijk aan doet. Heel knap. Ik kan er een stukje van laten horen, maar eigenlijk moet je het geheel beluisteren. Het is een gotisch bouwwerk, waarin elk detail zijn plek heeft, de goddelijke orde navolgend. Deze uitvoering van het orkest van de Hessische Rundfunk vind ik erg goed.

Er valt nog veel en veel meer te vertellen over de muziek van Franck. Bijvoorbeeld over de invloed van Bach. Bach en Franck waren organist. Franck had contrapunt gehad van Reicha. Reicha had in Wenen op zijn beurt contrapunt gehad van Albrechtsberger, een docent waar in die tijd ook Beethoven les van had. Albrechtsberger gaf contrapunt in de stijl van vooral Bach. Beethoven noemde Bach de “Gott der Harmonie”. Maar de fuga’s van Beethoven zijn vernieuwend. Hij zegt zelf daarover “Ein Fuge schreiben ist nicht so schwierig. Davon habe ich Dutzende gemacht. Aber da etwas lyrisches hinein zu legen, das ist etwas anderes.” En dat laat hij zien, in al zijn fuga’s, die meestal onderdeel zijn van grotere werken, en daar niet als star contrapunt in worden uitgewerkt, maar die er een integraal poëtisch onderdeel van vormen. Als Mendelssohn fuga’s schrijft dan worden dat knappe meesterstukjes in de stijl van Bach. Het lyrische element zoals bij Beethoven is in diens stukken niet terug te vinden. Bij Franck lijkt er weer wat van terug te komen, zoals bij zijn hiervoor vermelde orgelstuk “Prélude-Fugue et Variation”.

De allereerste stukken van Franck, geschreven tijdens de lessen van Reicha of niet lang na diens dood, vertonen nauwelijks diens invloed op contrapuntisch gebied. Franck was pas 12 of hooguit 13 jaar oud! Het zijn brave pianostukjes, eerder in de geest van Franse salonmuziek.

Franck luisterde graag naar andere organisten als zij Bach speelden. Zoals hij een keer luisterde naar Bruckner. En de diepe gelovigheid van Bach was ook bij Franck een inspiratiebron, niet alleen als hij op de zondag in de Mis speelde, maar ook bij zijn eigen composities. Maar bij Franck hoorde je dus nooit zoals bij Mendelssohn een Bach-imitatie. Hij schreef net als Beethoven zijn eigen contrapunt en fuga’s.

Moeilijk om naar te luisteren zijn z’n laatste drie koralen voor orgel uit 1890. Hij stoeit hier met zowel de vorm als met akkoordopeenvolgingen. Vooral het derde stuk is moeilijk om te spelen. Om het helder te houden is een goede registratie nodig, dat wordt niet door elke organist even goed gedaan. Olivier Penin ziet een grote diepgang in deze muziek, iets waar je als organist lang op moet studeren en waarin je moet groeien. Ik vind ze alle drie boeiend. Misschien ga ik ze nog eens net zo waarderen als de laatste strijkkwartetten van Beethoven. Die zijn geschreven door een dove, sterk in zich zelf gekeerde, zieke man. Toen Franck zijn laatste stukken schreef was hij net als docent gestopt met lesgeven, vanwege zijn ongeluk. (zie mijn artikel over het leven van Cesar Franck). Op zijn vakantieadres werkte hij aan deze stukken, in opdracht van zijn uitgever Durand. Waarschijnlijk deed hij dat met veel pijn in zijn borst vanwege zijn blessure. Hij sleepte zich toen hij er eindelijk mee klaar was naar zijn orgel om daar de registratie vast te leggen. Beethoven schreef boven het hoofdthema van zijn laatste strijkkwartet “Muss es sein? Ja es muss sein.” Zo iets zou Franck ook bij deze stukken geschreven kunnen hebben. Alleen al om deze stukken verdient Franck wat mij betreft meer aandacht. Zullen ze vaak gespeeld worden in dit Cesar Franck jaar? Ik denk dat we op de radio vooral zijn symfonie en zijn vioolsonate gaan horen. Misschien ook zijn variaties voor piano en orkest. Zijn strijkkwartet. Maar zijn orgelmuziek? Ik zal er op letten en het laten weten! Luister hier alvast naar het tweede van de drie Chorals uit 1890, gespeeld door Petra Vreeswijk in de Maria van Jessekerk in Delft op het Maarschalkerweerd orgel, gebouwd 6 jaar na de dood van Franck. Mijn oudste kleinzoon heeft een buitengewoon goed en verfijnd gehoor. Hij vond dit orgel erg lijken op een Cavaille-Coll-orgel toen hij het hoorde. Daar hoort het natuurlijk eigenlijk op gespeeld te worden. Maar dit kan dus ook. Het stuk begint zacht, bloeit op maar eindigt juist weer heel verstild. Het vormt een grote levensboog. Om zelf ook stil van te worden..

Over Pieter Simons

Docent muziektheorie. Interesses: geschiedenis algemeen, kunstgeschiedenis, lokale geschiedenis, muziek en muziektheorie, filosofie, astronomie, fotografie, natuur, wilde bloemen. En daarnaast allerlei maatschappelijke dingen als onderwijs en opvoeding
Dit bericht werd geplaatst in muziek en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

10 reacties op De muziek van César Franck

  1. Pingback: Pièce Héroïque van César Franck | De kwintencirkel

  2. Pingback: Het Pièce Héroïque van César Franck | De kwintencirkel

  3. Erg mooi! Wel een paar, makkelijk te corrigeren flukse: een verkeerd jaartal en Bach heeft geen contrapunt gehad van Reicha (!). Maar verderL het stimuleert je beter te gaan luisteren! Mooi

    Like

    • Ik heb de fout van “les van Reicha” verbeterd, maar welk jaartal is volgens jou onjuist? Dank voor je commentaar

      Like

      • Je leest er makkelijk overheen, je hebt wschl twee cijfers in de verkeerde volgorde getypt:

        Bij de Prelude, aria en finale uit 1986 (een jaar later als het stuk van Liszt van hiervoor) zien we een voorzin van 12 maten die begint in E en eindigt op de dominant B. Maar intussen is er aardig wat gebeurd. Hieronder een harmonisch uittreksel voor geïnteresseerde specialisten, met de duiding van de akkoorden:

        Geliked door 1 persoon

  4. A.s. zaterdag al iets live van Franck: zijn pastorale voor orgel tijdens een gratis orgelconcert in de St. Janskerk van Gouda. Een vrij vroeg werk, mooi en muzikaal vrij makkelijk toegankelijk. https://www.sintjan.com/concerten/zaterdagmiddagconcert-matthias-havinga/

    Like

  5. Pingback: Herkennen van orgels en organisten | De kwintencirkel

  6. Pingback: Franck en Vierne | De kwintencirkel

  7. Pingback: 200 jaar César Franck | De kwintencirkel

Geef een reactie op Pieter Simons Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.