Een aantal bezittingen van Christiaan Huygens is weer teruggeplaatst in kasteel Hofwijck in Voorburg. Waaronder de originele “Cosmotheoros”.
Er wordt geboord naar resten 750 meter onder water van de gigantische meteorietinslag van 66 miljoen jaar geleden.
Huidcellen kunnen door middel van biochemische signaaltjes omgebouwd worden tot hersencellen.
Drie interessante artikelen in de bijlage “Sir Edmund” van de Volkskrant van 9 april. Een artikel van Martijn van Calmthout over Christiaan Huygens, een artikel van Govert Schilling over de grote meteorietinslag van 66 miljoen jaar geleden en een artikel van Steven Kushner over zich zelf omprogrammerende huidcellen. Stuk voor stuk fascinerend. Ook stof om over door te denken en ik zie opeens hoe er onverwachte raakvlakken zijn in deze artikelen.
Christiaan Huygens is bekend om de uitvinding van het slingeruurwerk. Maar hij maakte ook telescopen en microscopen en probeerde zo inzicht te krijgen in de essentie van veel dingen. Ook in zijn tijd moest hij nog steeds de visie van Copernicus verdedigen dat alle planeten inclusief de aarde om de zon draaien. Voor hem was de aarde niet belangrijker dan alle andere planeten. Om te komen tot een filosofische visie op al de natuurverschijnselen en het leven haalde hij er dingen bij die hij gezien had door zijn telescoop of microscoop, maar ook wat hij wist van dier en mens, en niet te vergeten van muziek. Ik citeer enkele regels uit zijn “Cosmotheoros”, postuum uitgegeven, origineel in het Latijn maar al snel in vele talen vertaald.
Hij heeft eerder betoogd dat het hem meer dan waarschijnlijk lijkt dat ook de planeten (dwaalstarren) leven bevatten, vergelijkbaar met dat op aarde. Met “ze” bedoelt hij de bewoners van de planeten. Ook zullen ze muziek maken, maar omdat ook op aarde op heel veel verschillende manieren muziek gemaakt wordt, zal het daar ook wel anders zijn. Verder geeft hij nog een kleine inleiding over het verschijnsel consonant en dissonant of over het vermijden van kwintparallellen. Over de komma van Pythagoras:zegt hij
Zulk een [Dwaalstar-borger] [109] zal misschien ook weten waarom in het stelsel van snaren die matiging de beste is, wanneer het vierde deel van Toonverdeeling [Comma] [of Toonsneê] in een Quint over al word uitgesneden: ’t welk wy onlangs ook aantoonden, dat zonder een gevoelig onderscheid uit de verdeeling van een achtste [Diaspon, gemeenlijk Oktaaf] in 31 gelijke deelen bykomt, en dat daar uit een zekere tot haar zelf wederkeerende Zangkring spruit [Cyclus quidam Harmonicus in se rediens]. Dit echter den Dwaalstarrelingen bekend zijnde, zoo moeten zy ook de Rekentalen verstaan.
Maar het gene ik van de Stem-toon [110] te matigen gezegt hebbe, is licht te bewijzen: en dat ga ik hier nog byvoegen, nademaal ik reeds al wat anders buiten mijne droomen hebbe ter markt gebragt. Ik zegge dan, indien iemand achter een zingt de klanken, van de Zangkundigen gemerkt met de letters C, F, D, G, C, by eenstemmige en gansch volkomen tussenvallen, beurtelings met zijn stem klimmende en dalende; dat nu deze laatste klank C een heele Toonsneê (zoo als men die noemt) lager zal wezen dan de voorste C, van waar hy had begonnen te zingen. Namentlijk om dat uit de volkomen rekeningen van die tussen vallen [Rationes], welke van 4 tot 3, 5 tot 6, 4 tot 3, en 2 tot 3 zijn, de rekening word gemaakt van 160 tot 162, dat is, van 80 tot 81, welke die van een Toonsneê is: zulks indien dat zelve gezang negenmaal herhaalt word, de stem byna een grooten Toon, welkers rekening is van 8 tot 9, noodzakelijk moet gedaald, en van de wijs af zijn. Dog ons gehoor lijd dat niet, [111] maar denkt om den Toon, waar mede begonnen is, en keert tot dezelve wederom. Derhalven worden we genoodzaakt een zekere verborgen matiging te gebruiken, en die tussenvallen onvolmaakt te zingen; ’t welk veel minder stoot. Dusdanig een matiging moet over al in ’t zingen plaats hebben; gelijk uit het opmaken der rekeningen, zoo als wy hier gedaan hebben, ligtelijk te vatten is. ’t Welk my, ten dienste der liefhebbers van die Konst, en zulke, die der Meetkunde niet onervaren zijn, gelust heeft te verklaren. Nu keere ik weder, van waar ik ben afgegaan.
Feitelijk geeft Huygens hier dus aan dat in de praktijk van het musiceren voortdurend wordt afgeweken van de zuiverheid (alles wordt “gematigd” gezongen), om te zorgen dat je gevoel voor centrum behouden blijft. De kern voor het denken in het gelijkzwevende systeem uit de tijd van Bach is hier al gelegd. Maar ook ziet hij in de ingebouwde matiging, aanpassing, als een natuurverschijnsel waardoor samenhang ontstaat. Zoals ook ik al in een eerder blog betoogde dat een van de grootste wonderen van de natuur is, het ervaren van het octaaf en het “vrijwel”gelijk zijn van 27 ≈ 3/212 . (7 octaven ≈ 12 kwinten, basis van de gelijkzwevende stemming en het gehele harmonische systeem)
Om de filosofische gedachten van de grote Huygens in zijn “Cosmotheoros” moeten we nu misschien smakelijk lachen. Huygens dacht dat er op alle planeten ook mensachtige wezens zouden zijn die huizen bouwden. Verder dacht Huygens dat “dwaalstarrelingen” waarschijnlijk ook planten en dieren gebruiken, maar wellicht zijn ze net als Pythagoras ook wel vegetariër:
Maar of zy dieren tot spijs gebruiken, dan of ze een leering als die van Pythagoras [Die men zegt dat, ter zake van zijn ingebeelde Zielverwisseling, het vlees eten verbood] volgen, kan ik niet verzekeren.
Zijn wij inmiddels veel verder dan Christiaan Huygens? In veel opzichten niet. We weten dan nu inmiddels vrij zeker dat er geen vergelijkbare levensvormen zijn in ons zonnestelsel op de “dwaalsterren”, maar wij kijken nu in plaats van naar planeten naar andere sterren in de melkweg. Ook nu weer lees je vaak dat het zeer waarschijnlijk is dat daar ook leven, dus ook intelligent leven moet zijn. Maar we denken nog steeds net als Huygens aan enigszins mensachtige wezens. Waarom in godsnaam?
In het artikel van Govert Schilling over het onderzoek naar de meteorietinslag van 66 miljoen jaar geleden wordt gezegd dat de mens er nooit zou zijn geweest als toen niet die meteorietinslag had plaats gevonden. Immers de overheersende levensvormen van toen (dinosaurussen) stierven uit, ten koste van een ondergeschoven soort, het zoogdier. Zoogdieren hebben tot de mens geleid. Een toevalstreffer. Zoals we ook zeker weten dat binnen nu en hooguit honderd miljoen jaar de aarde weer door een vergelijkbare meteoriet wordt getroffen, en: weg mens. Er zijn tijdens het bestaan van de aarde van meer dan vier miljard jaar al vele vergelijkbare verwoestende catastrofes geweest met telkens mogelijkheden voor totaal andere levensvormen. De mens van nu is er puur toevallig. Volgens mij is trouwens de mens niet anders dan een insect. Net zo intelligent. Wellicht zelfs minder intelligent…
De afbeelding in de Volkskrant (Foto van Mark van der Kroeg en Femke de Vrij) van de zich “omprogrammerende” huidcellen is erg fascinerend. ‘Het lijkt wel of je de ontploffing van een ster ziet’ staat er in de toelichting. Ook lijkt het op jaarringen in een boom. Het schijnt ook erg te lijken op de zogenaamde neurale buis, het brein in wording dat je na een paar maanden vindt in embryo’s. Microkosmos en macrokosmos, ook Huygens zag al de overeenkomsten. En hij legde net als ik een link met muzikale ervaringen. ‘Kijk maar naar de details’, lezen we in de Volkskrant bij de toelichting van de foto. ‘Die draden rondom. Dat zijn de axonen, de elektriciteit geleidende staarten van hersencellen. De draden zijn geordend als jaarringen in een boom, net als in de menselijke cortex. De slierten die van binnen naar buiten lijken te zwiepen zijn de radiale glia, speciale sleepkabels die de hersencellen naar de juiste plaats dirigeren. En die vage plek in het midden is de bron: de plek waar de cellen ontstaan’
De zon heeft een gigantisch hete kern, de motor van het leven van de zon. Er vinden voortdurend chemische reacties en verbrandingen plaats. Via de zonnevlammen en stralen wordt de energie de ruimte ingeslingerd en dat zorgt voor de basisenergie op bijv. de aarde. De aarde, de andere “dwaalstarren”, kometen, asteroiden enz. zitten aan het uiteinde van het web van de zon. Ze zijn er mee verbonden door “axonen”. Maar de planeten hebben onderling ook weer verbanden, als de neuronen in de hersenen. Een planetenstelsel zou je kunnen zien als een afspiegeling van een hersencel. Al die hersencellen staan weer met elkaar in verband als de zonnen met elkaar verbonden zijn in een melkwegselsel. Meerdere melkwegstelsels vormen een cluster. Een soort mens? Net als dat er in het binnenste van de mens meer leegte is dan atomen, zo is er in een melkwegcluster vooral veel leegte. Ben je ver genoeg af dan lijk je een eenheid te kunnen zien. Een levend wezen. Dat veel langer leeft dan de mens. Daarom zijn de bewegingen, en de handelingen van dat wezen ook veel trager. Daarom zien wij die niet. Daarom komt de gedachte niet eens in ons op dat dat wel net zo’n levend wezen zou kunnen zijn als dat we zelf zijn.
Wil je er iets van kunnen begrijpen? Kijk dan gewoon om je heen, kijk naar de natuur. Of neem een microscoop en kijk naar kleine universa. En besef door de meteorietinslag dat het er net zo goed allemaal heel anders had kunnen uitzien. Nog beter: luister naar muziek. Ga er in op en beleef de muziek ten volle. Lukt je dat, dan begrijp je de kern van het hele leven.
PIETER, ik snap er niet alles van, maar als je het laatste gedeelte gelezen hebt wordt er wel wat duidelijk. Een boeiend stuk, wat ik toch tot het einde met veel interesse heb gelezen.
LikeLike
Ik begrijp wat je zegt Nely. Vooral het verhaal van Huygens is voor niet ingewijden moeilijk te volgen. Feitelijk zegt hij: Zing CFDGC zo zuiver mogelijk. Elk interval als je dat zuiver zingt heeft een natuurlijke trillingsgetalverhouding, voor CF is dat bijv. de verhouding 3:4. Als je dan dat wijsje zeer zuiver gezongen hebt dan is de laatste toon C een heel klein beetje lager dan de eerste toon C was. Zou je nu op die toon opnieuw beginnen en het wijsje nog een keer zingen, tot negen keer toe, dan zou je niet op een C maar op een Bes zijn uitgekomen, een hele toon te laag dus. Om dat te voorkomen moet je alle intervallen niet haarzuiver zingen, maar een klein beetje afwijkend, zodanig dat je iedere keer weer precies op de begin-C uitkomt. Dat dilemma kende Pythagoras al, het is de zogenaamde komma van Pythagoras. Je moet dus al je intervallen “matigen”, wat ik een erg mooi woord daarvoor vindt. Je moet de muziek “gematigd” zingen. Als je dat zo doet dat alle twaalf de tonen precies passen in het octaaf heb je de stemming zoals die door Bach gehanteerd werd, de gelijkzwevende stemming. Sindsdien zijn piano’s bijv. altijd op die manier gestemd. Het is ook filosofisch heel mooi. De muziek is niet perfect maar door “matigen” is het harmonieus, kun je moduleren en prachtige muziekstukken maken. Ook samenlevingen zijn niet perfect. Alle ingrediënten zijn er misschien: koning, regeringsleiders, ambtenaren, geestelijke stand, arbeiders enz., maar ze zullen allemaal een beetje water in de wijn moeten doen wil het functioneren. Je moet er iets voor doen.
LikeLike
Pingback: De blik naar boven | De kwintencirkel
Pingback: Uranus en Herschel | De kwintencirkel
Pingback: De baan van de planeten | De kwintencirkel